vrijdag 31 juli 2009

Blogumn

Aan de Jacques Brelsquare in het begin van de Papenvest is er een beeld dat mij treft.
Vijf straatvegers van BrusselNet nemen hun middagpauze.
Vier Afrikaanse mannen zitten op het lage stenen muurtje, naar binnengekeerd.
Een blanke man zit op vier meter afstand van zijn collegae naar buitengekeerd.
Dat is zeer ongewoon in Brussel.

De vier zwarte mannen spreken, ze roken niet.
De witte straatveger spreekt geen lingala en rookt.

Is dat de reden waarom ze apart zitten ?

woensdag 29 juli 2009

Papeterie DeSmedt

Al wie ooit passeert in de Graaf van Vlaanderenstraat moet zich onverwijld begeven naar nummer veertig.
De Graaf van Vlaanderenstraat situeert zich tussen de Parvis en het Gemeenteplein van Molenbeek. In nummer veertig bevindt zich de verrukkelijke oude winkel, sinds jaar en dag gekend als Papeterie De Smedt.
De handelsruimte is al jaren dicht, maar de etalage ademt nog de grandeur van de vroeg twintigste eeuw.
Toen kocht je niet zomaar een ordinaire schrijfpen maar een heuse porte-plume waarvan je de inkt moest opdrogen met papier buvard.
Er staan twee vooroorlogse schrijfmachines, echte oldtimers, de legendarische Underwood en een Mercedes.
De twee uitstalramen worden gescheiden door de dichtgetimmerde ingangsdeur. Een grote foto getuigt van de glorietijd van de drukkerij, met daarop de ganse familie DeSmedt en hun personeel. Het was immers niet alleen een papeterie maar ook een imprimerie waar je je
"cartes de bal" kon laten drukken. In de etalage liggen verder nog blocnotes waarvan het papier enigzins krult, houten latten, scharen, gommen en scherpers.
En heuse pennen, die je in vroeger tijden in een pennesteel moest schuiven en nadien in een inktpot dompelen.

Met dit soort pennen heb ik leren schrijven anno 1960 en mede daardoor een ferme oplawaai gekregen van Meester Frans.
Ik was amper zes. Ik had Dikke Urbain, die naast mij zat - en naar mijn goesting teveel vlekken maakte - met mijn pen in zijn kaak geprikt. Vermits Dikke Urbain niet van gisteren was, is hij direct hard beginnen krijsen en had bovendien niet zijn kaak, maar zijn oog bedekt.
Daardoor dacht de meester verkeerdelijk dat ik een aanslag had gepleegd op zijn linkeroog.
Die zag direct de vreselijke gevolgen, voor Urbain en voor hemzelf, en verkocht me terstond een klinkende oorveeg.
Dikke Urbain, de valsaard, lachte heimelijk toen de meester zijn rug keerde.
Daar moest ik even aan denken toen ik aan de vitrine stond in de Graaf van Vlaanderenstraat.

Voor dit soort winkels smelt ik. Ze voeren mij ver weg - wàt er allemaal in die schatkamer ligt :
"plumes cementées Extra," " Allumettes van Union Match," met daaronder op het doosje geschreven : "Huishouddoos, dank zij haar groot formaat verdwijnt ze niet" ?? (gaan die kleine doosjes stiekem gaan lopen ?).
Er staat ook een inktpot in de vorm van een fles wijn "avec encre bleue au moment de l'écriture devenant bientôt noir intense." Wonderlijk : kameleoninkt, maar het voordeel ervan ontgaat mij - waarom niet meteen noir intense gebruiken ?
Verder liggen er nog briefopeners (vroeger deden de mensen dat niet met hun vingers), er staat een bokaaltje "Pâté nigrivorine pour machines à écrire" (schrijfmachineparfum ?) en natuurlijk inktpotten van het merk Pélican.
Er liggen potloden van L&C.Hardmehl en "crayons hexagonaux de télévision."
De pennen zijn keurig naar dikte opgespeld binnen een verzorgde lijst, als betrof het een meesterwerk.
Er liggen speciale borstels om de letters van de schrijfmachine te kuisen. Wij deden dat vroeger met een oude tandenborstel : heiligschennis bij het fatsoeneren van een Remington of Mercedes.
Er staat zelfs een flacon "colle du Sénégal, extra concentré" : dat moet straf gerief zijn.

Wat is er gebeurd met de familie DeSmedt ? Wie heeft hen weggevoerd ? Weggeplukt uit de volle winkel ? Achter de oude uitstalramen staat de winkel immers volgestouwd met schriften, stiften, ringfardes, balpennen. Gereed om verkocht te worden.
Hoeveel van die balpennen en schrijfstiften bevatten nog inkt ?
Er ligt een centimeter stof op de blocnotes en daarnaast een massagraf aan vliegen.
Zit de oude DeSmedt in een achterkamertje, hopeloos verward, Artisprentjes te sorteren en is hij - in al die jaren - vergeten de winkel te openen ?
Ik bid God dat dit soort magische winkels eeuwig mag blijven bestaan : dit is al een klein museum, mag het asjeblieft beschermd worden ?

Op de stoffige etalageruit schrijf ik met mijn wijsvinger, in grote letters : "Bientôt réouverture, binnenkort heropening." Misschien gaat de winkel nooit meer open maar blijft hij wel bestaan.
Wellicht heb ik bij deze een Hopening gecreërd ?

Blogumn

Een lange welgeschapen jongeman bedelt op de Anspach.
Hij zit op zijn knieën en houdt een kartonnen bordje voor zijn borst : "J'ai Faim."
Ik zou hem zo op de catwalk hijsen van Karl Lagerfeld.
Waarom heeft zo'n Adonis dan faim ?
De wereld - ook in crisistijd - ligt aan zijn voeten.

Ik weet niets van die man, maar ik verklaar hem bij deze voor genezen :
"Sta op, neem uw bed en ga naar huis." (Matteus, 9, 6-7)

maandag 27 juli 2009

Drie kinderen, twee konijnen

In de Morisstraat, vlakbij de Charleroisesteenweg, zijn drie kinderen ferm aan het ruziën op de eerste verdieping. Ze bevinden zich op een heel klein balkon, net voldoende om één stoel te plaatsen. Heerlijk, om daar alleen te ontbijten 's ochtends.
Alleen : ze zijn niet alleen maar met drie.

Kinderen van die leeftijd hebben ruimte nodig. In deze buurt zijn de parken onbestaande.
Op een bloedhete dag zoals vandaag is dit dodelijk.
Ze zijn net te jong om alleen op pad te gaan maar te groot om ze onder voortdurende hoede van de moeder te laten. Dus heeft de vrouw ze maar geparkeerd op het balkon.
Maar één te krappe ruimte, zelfs in de buitenlucht, is oorzaak van menig conflict en andere spanningen. Dat is algemeen geweten.
Hier is het niet anders.
Bovendien hadden ze ook het onzalige idee om er een reuze-kooi te plaatsen met twee zwarte dwergkonijntjes. Dat maakt het niet makkelijker.

Twee konijnen en drie kinderen. Dus schiet er ééntje over die met lege handen achterblijft.
Ze hebben een systeem bedacht zodat ieder op zijn beurt de beesten even mag ter hand nemen.
Vermits ze geen chrono hebben ontstaat er natuurlijk discussie over de duur van het aaien.

De hitte, het krappe balkon, de konijnen die nerveus zijn en de kinderen die krijsen :
het dreigt te ontaarden.
Op den duur wil het oudste meisje het konijntje niet meer afgeven.
Dat is ongebruikelijk voor een oudste. Het middelste kind pikt dat niet en trekt aan de oren van het arme dier.
Daardoor is al menige hond en kat in het asiel beland. Het ligt vrijwel altijd aan de baasjes.

De moeder van het kleingoed, ook al overspannen - want ze heeft nog een blèrende baby op de arm - komt woedend naar buiten.
Ze vraagt geen uitleg maar haalt meteen het lont uit het kruitvat : de twee konijnen gaan mee naar binnen.
De kinderen zitten er verweesd bij : ze discussiëren nog een heel klein beetje, dan ontstaat er een gespannen stilte. Dat zal niet lang duren.

Ik heb makkelijk praten : ik weet het.
Maar ik zou de konijnen hebben gelaten en de reuzekooi weggenomen.
De kinderen zouden de vete meteen hebben bijgelegd en herademd in de vrijgekomen ruimte.
Nu kijken ze verveeld naar de straat.
Ik sta er nog, dus voorlopig vervelen ze zich niet.
Maar straks zit het spel weer op de wagen.

Dan zullen zelfs drie konijntjes niet volstaan.

zondag 26 juli 2009

Blogumn

Als ik buitenkom uit het trouwfeest van mijn neefje om een plasje te doen aan de kerk, loopt er een jonge vrouw voor mij. Daar is niks mis mee.
Op een bepaald moment trekt ze haar kleed omhoog en haar slipje naar beneden.
Wat zullen we nu krijgen ?
Ze hurkt neer en begint luid te plassen.
Vermits het twee uur 's ochtends is in een stil dorp in Vlaanderen, lijken het wel de Niagara watervallen.
Dat heet wildplassen.

Zo'n manieren hebben wij niet in Brussel.

vrijdag 24 juli 2009

Singing in the street

Op een zaterdagochtend in de Kartuizersstraat passeert mij een leuk blond meisje op de fiets.
Ze zingt luid en vrolijk. Dat heb ik allang niet meer gehoord. Zeker niet in het midden van de stad.
In mijn geboortedorp was er ook een mooi meisje die vooral 's nachts op de fiets heel luid zong.
Het was niet echt vrolijk, eerder gejaagd. Achteraf heeft ze mij dit bevestigd.
Doór te zingen gaf ze zichzelf gezelschap en schrok ze wellicht eventuele belagers af.
Dat lijkt een beetje op struisvogelpolitiek en tegelijk lok je daarmee ook volk.
Ik weet niet zeker of ze zich te pletter zouden hebben gevaren op haar klippen. Ze had een veel te goed karakter, als je daarbovenop ook nog mooi bent is dit een gevaarlijke cocktail.

Maar dit meisje in de Kartuizersstraat is helemaal niet angstig of gejaagd.
Waarom dan zoveel vrolijkheid ?
Mja, waarom moeten we ons dat afvragen ?
Zure gezichten op tram of bus : dààr stellen we ons geen vragen bij - maar als ons een zingend meisje passeert : homaar.. daar is wat aan de hand !

Ikzelf ben een geoefende fluiter, ook al omdat ik geen liedjes van buitenken.
Misschien zouden wij een vrolijk duo kunnen vormen : zij zingt de strofes, ik fluit het refrein.
Dat zou ongetwijfeld ook andere mensen inspireren.
Wellicht wordt de Kartuizersstraat daardoor een zingende straat.

Al wie voorbij de Cobra passeert wordt vriendelijk verzocht te fluiten, te neuriën of te zingen.
Op de fiets, met de kinderkoets, tevoet, joggend, per twee, in koor, in de wagen : alles mag en kan.
Vanaf het Bloemenhof mag je zwijgen, maar het hoeft niet.
Je mag ook doorgaan tot aan de Ninoofse Poort.

We zouden kunnen beginnen met één dag, om nadien te verbreden tot een Zingende Week.
We zien wel waar we uitkomen.
Ik stel 15 augustus voor als eerste Zangdag.
Wie niet zingt is gezien.

donderdag 23 juli 2009

Blogumn

Het donkere meisje op tram 4 bekijkt mij lang en indringend.
Zij kan zich dat permitteren, ze draagt een donkere bril.
Handig gerief.
Dat moet ik mij zeker aanschaffen.
Een beetje maffia-looks komt altijd van pas.
Bijvoorbeeld om er uitgebreid en ongegeneerd mensen mee te observeren.
Hoef ik alleen maar op te schrijven wat ik zie : makkelijk.

Misschien heeft het zwarte meisje ook een blog :
L'Empire des SennekeS ?

dinsdag 21 juli 2009

De Nationale Feestdag

Op de Nationale Feestdag haalt het Belgisch leger nog eens zijn oude knollen van stal.
De eerste reeks vliegtuigen die passeren over de beurs, dat gaat nog.
Er zijn er wat minder dan verleden jaar, dat komt omdat er een drietal in Afghanistan staan geparkeerd. De Crem gaat daar overigens vaak mee spelen.
Hij is nu evenwel voor één keer in het land en staat ongetwijfeld gezwollen te wijzen op de tribune.
Een volgende reeks die passeert zijn de helicopters. Dat lijken mij eerder overjaarse grasmachines waarop men voor één dag wieken heeft gemonteerd.
Tot slot zijn er een paar laagvliegers.
Het is mij niet duidelijk of ze deel uitmaken van het défilé : ik vind er geen orde in.
Dat is niet helemaal verwonderlijk, ik heb zelf één jaar deel uitgemaakt van de Belgische Strijdkrachten : wij moesten dagelijks geweren schoonmaken die al twintig jaar in onbruik waren. Er was zelfs geen munitie meer voorhanden die erin paste.

De eerste reeks vliegtuigen scheidt - zoals gebruikelijk - de driekleur uit.
Het geel hapert even, alsof het de nakende splitsing van het land voorvoelt.
Het zal overigens geen sinecure zijn als men binnenkort een Vlaamse Leeuw of een Waals Haantje zal moeten uitstoten. Ik kijk er al naar uit.

Het heeft één voordeel : de Belgische minister van Landsverdediging wordt dan ook meteen uitgepoept.

Hemelsbreed

In de Rijkeklarenkerk sta ik rond het middaguur heel alleen vooraan in het koor.
Kerken in de binnenstad zijn oases van stilte.
Als je de dikke glazen deur achter je dichtslaat zie je nog het gewriemel van de stad maar overvalt je meteen de rust en grandeur van het immense gebouw.
Ik trek er mij soms terug om het drukke kleed van de stad even van mij af te leggen.
Dat geeft een heel sereen gevoel.
Het is zich laven aan een koele drank in de lommer van een zwoele dag.

Hebben kerken voor de rest nog weinig functie in een alsmaar geseculariseerder samenleving -
dit is een wezenlijke en belangrijke valeur in de gestresseerde overspannen stadsomgeving.
Men zou dit moeten promoten, maar ook weer niet te hard, anders gaat het effect ervan verloren. Een bericht in de luwte.

Achter mij komt een oude man aangesloft. Hij stopt naast mij.
"Hier zaan ek getroed, veftig joer geleie," zegt hij.
Ik zwijg even, hij ook.
"Zijt ge hier nooit meer teruggeweest," vraag ik.
"Neije, 't es de ieste kier."
Ik ben getuige van een heel innig moment.
Ik droom even weg. Als ik mij omkeer is de oude man verdwenen : helemaal opgelost.
Ik loop de kerk uit, hij is in geen velden of wegen te bekennen.
Verzwonden in het stadsgewoel.
Hoeveel had ik nog willen vragen : leeft je vrouw nog ? En de kinderen ?
En waarom komt ge nu de kerk binnen en nooit daarvoor ? En zoveel meer.
Maar zoals vaak in de stad, zijn dit momenten, mensen, vragen, ontmoetingen die even passeren en nooit meer terugkeren.
Zoals mijn oude Marokkaanse kapper in de Pletinckx. Op een dag sta je voor zijn deur, er hangt een klein papiertje : "Le coiffeur est décédé" - Point final.
Waarom ? Waar ? Wie laat hij achter ? La réponse s'envole dans le vent.

Aan de Parvis van St-Gillis hebben ze nog een toegift bedacht in de kerk.
Iedere dag - behalve op maandag - op het middaguur kan je er genieten van "L'Office du Milieu
du Jour." Een tiental paters en evenveel nonnen geven er iedere dag een gratis concert.
Het is vreemd : contemplatieven in een drukke stad en dan nog gemengd, niet toevallig kan dit in Sint-Gillis.
Hun stemmen dalen rechtstreeks neder uit de Hemel, ze hoeven alleen maar hun mond open
te doen, de rest gaat vanzelf.
Goddelijke klanken.
Het duurt maar even, hoogstens een halfuur.
Nadien neemt een lange stilte weer bezit van de lege ruimte.

Kerken in Brussel : ze hebben een toekomst.
Maar geef er niet teveel ruchtbaarheid aan.

zondag 19 juli 2009

Blogumn

Een jongeman oefent rap-pasjes in het spiegelglas van de foto in Tramstation Horta.
Achter dat glas hangt een reuze-foto van het Volkshuis.
Vreemde combinatie : de 21ste eeuw omhelst moeiteloos al dansend de negentiende.

We horen niets maar zijn bewegingen zijn heel OK, ik heb er op MTV al slechtere gezien.
Die geluidloze rap voor de Volkshuisfoto heeft iets surrealistisch.

Het is ontwaakte stadspoëzie.

vrijdag 17 juli 2009

Hij speelt winkeltje maar dan in het echt

De kleine supermarkt in de Zennewijk wordt gedreven door een Aziatische familie.
In de vooravond en op zaterdagen zit er steevast een jochie van amper tien jaar aan de kassa.
Hij kent de meeste prijzen uit zijn hoofd en beheerst de kassa feilloos.
Ik vermoed dat men in het land van herkomst geen problemen maakt van kinderarbeid, wellicht is het daar zelfs bittere noodzaak.
In onze contreien echter denk ik, laat zo'n kind toch kastelen bouwen met lego-blokjes of ravotten aan de Ninoofse Poort.
Althans, zo peins ik er over.
Maar voor het kind in kwestie is het misschien wel een leuk spel.
Wat cijfertjes intikken op een klavier, een ticket dat tevoorschijn komt, geld teruggeven.
Hij speelt winkeltje, maar dan in het echt.

Als er geen klanten zijn verlaat hij even de kassa en wordt meteen weer kind.
Dan speelt hij in de hoek met een voetbal en waant zich even Ronaldino, waarbij hij uitgebreid commentaar geeft bij zijn denkbeeldige match.
Tot er weer een klant verschijnt en hij meteen weer de baas wordt van de zelfbediening.
Verbazingwekkende metamorfose.

Heel soms zit de moeder aan de kassa, maar in de kortste keren raakt zij hopeloos in de knoei.
De scanner werkt niet, ze vindt de prijzen niet terug, de kassa opent zich niet, de klanten spreken onverstaanbaar frans.
Dan verschijnt de kleine die in een handomdraai alles rechtzet.
De moeder verdwijnt dan terug op de achtergrond, ze mompelt wat tegen het kind, kwestie van haar gezag niet te verliezen.
De vader zie ik zelden, hij vult de rekken en is veel onderweg.

Zelfs al staat er een ganse rij aan de kassa, het jongetje blijft er ijzig kalm bij : dit is zijn terrein.
Heel soms, als de vader slordig heeft geprijsd, roept hij zijn vader die meteen in de rekken duikt en nadien paniekerig naar vanvoor rent.
Het zoontje wacht rustig af. Hij heeft alle tijd : voor hem is het een spel.

Het kind zit in een zeer comfortabele positie : hij dirigeert de winkel en weet dat zijn ouders afhankelijk zijn van hem.
Hoe gaat het er daar 's avonds aan toe ?
Kan de moeder het kind na zijn huiswerk, hem nog belasten met het huiswerk van de school ?
Krijgt hij een standje bij slechte punten ?
Dat is niet zonder risico's : hij kan makkelijk de kassa saboteren.
De cijfers : daarin zal hij ongetwijfeld schitteren. Zijn frans kunnen ze niet controleren, wat blijft er dan over ?

Neen, dit kind zit op rozen.
Het heeft niet alleen de kassa, maar de ganse familie onder controle.

donderdag 16 juli 2009

Blogumn

De bedelaar in de inkomhall van Metro Anneessens heeft zijn kunstbeen uitgestald naast hem.
Hij moet wel voorzichtig zijn. Hier zitten veel kwajongens, als ze daarmee gaan lopen kan hij het wel schudden.
Daar op één been achter hinken is een verloren strijd.

Er zijn vele verborgen gebreken bij sommige bedelaars.
Deze laat evenwel niets aan het toeval over.
Ziedaar mijn been : met schoen en kous toe.
Ik blijf dan achterdochtig : zo'n man heeft toch recht op een uitkering van de staat ?
Maar ik weet niet of hij de staat kent, laat staan dat de staat hem kent.

Het is een Belgische Sans Papiers.

woensdag 15 juli 2009

Anne Frank, anno 2009

Vanaf een bepaald metrostation in het noorden van de stad kijk je zó binnen in een grauw huis, waar op de bovenverdieping vuilwitte lakens en geruite dekens het licht buitenhouden.
Zonder twijfel gebeuren daar zaken die het daglicht niet mogen aanschouwen.
Toen ik daar onlangs stond te wachten werden de gordijnen heel even opzij geschoven.
Illegalen.
Een vreselijke benaming voor mensen die hebben en houden verlieten, lijf en leden riskeerden in de hoop een nieuw leven op te bouwen.
Meestal werken ze (in het beste geval) in vreselijke omstandigheden aan een hongerloon en huizen in vieze spelonken uitgemolken door hardvochtige huisbazen.

Dit is Anne Frank anno 2009, in de onderbuik van de hoofdstad van Europa.

Mensen op wie jacht worden gemaakt, zich hopeloos storten in hongerstakingen of hun leven wagen op torenhoge kramen, die heel af en toe het daglicht mogen aanschouwen.
Het gebeurt vlak voor mijn neus en ik kan er geen sodemieter aan veranderen.

Misschien stond hier op de metro wel één of andere speurder die het gordijn ook heeft zien schuiven. En die het meteen doorseinde aan zijn superieur.
Zij krijgen wellicht een bonus per illegaal die ze strikken : de één zijn dood - in veel gevallen is dit letterlijk te nemen.

De waanzin van dit manco aan respect voor de meest elementaire mensenrechten verbaast weinig mensen.

De week nadien keer ik terug en zijn de gordijnen weg.
De razzia is gepasseerd, de boel opgekuist.
's Avonds keerde de ambtenaar tevreden naar huis terug.
Hij kreeg een bemoedigend schouderklopje en vertelde het 's avonds, fel aangedikt, fier aan zijn zoontje. Ook zijn vrouw glunderde.
Zij dicht haar man veel moed toe.

Als ze gaat shoppen, moet ze misschien ook eens de moed hebben om wat verder te lopen dan de vitrines van de Nieuwstraat.
Niet eens veel verder.

dinsdag 14 juli 2009

Blogumn

Op de hoek van de Ieperlaan lees ik in mega-letters : "Jésus revient."
Dat zal veel mensen hoopvol stemmen. Maar een flink deel zit daar niet op te wachten.
Het is even gevaarlijk als de getuigen van Jehova : hoe vaak is de wereld al niet vergaan ?
Kan je dan nog ongestraft aanbellen bij iemand ?
"Hoezo, de wereld ging toch vergaan ? Nu zijt ge hier terug ?

"Jésus revient", is ook zoiets : gevaarlijke leuze.
Hoelang kan je zo'n spreuk volhouden vooraleer het ongeloof onvermijdelijk toeslaat.

maandag 13 juli 2009

Vermits hij zijn haar opzij laat groeien heeft zijn hoofd wat het uitzicht van een graanveld waarin een UFO is geland

Een lange man is door zijn haar gegroeid.
Dat komt ervan als je te snel groeit. Misschien hebben de haarwortels het onderweg begeven.
Vermits hij zijn haar opzij laat groeien heeft zijn hoofd wat het uitzicht van een graanveld waarin een UFO is geland.
Ieder zijn goesting, maar het is niet mijn ding.

Probeer nooit je kaalheid te maskeren, je haalt ze er zo uit.
De haarstukjes waarvan zeker op heel warme dagen één en ander verschuift en waarbij de kleur nooitoftenooit accordeert.
Lachwekkend vind ik ook de kalende mannen met een staartje achteraan.
Pap is blijven hangen in de sixties.
Het allerergste zijn die mannen - we kennen ze allemaal - die het weinige dat hun rest fors laten groeien en dan met een flinke teug brillantine breed over hun kale knikker uitsmeren.
Zeker bij een forse wind, waar zelfs een volle pot brillantine niet tegen bestand is, krijg je prachtige beelden van verdwaalde vogelschrikkers.

Een andere categorie zijn die mannen die hun haaruitval compenseren door andere kwaliteiten te benadrukken : hun biceps of weelderig borsthaar in een wijdopen hemd. Een beetje als klimop dat wildgroeit tussen de dakpannen.
Oppassen met spannende jeans : vaak puilt daar een vette pens bovenuit die dan nog pijnlijker wordt geaccentueerd.
Mannen met smaak : ze lopen niet dik.

Ik ken er een paar die zich smaakvol en kleurrijk kleden en hun kaalheid opschikken met een leuke muts. Zeer geslaagd.
Ook wel oppassen met al te schreeuwerige kleuren : je moet je leeftijd kennen.

De allerverstandigste zijn de rasbollen.
Kaalheid ? Wij pakken ermee uit : open en bloot.
Een mooie kale knikker, sommige dragen daar een bescheiden maar toch opvallend oorringetje bij. Heel soms een klein zwart kalotje.
Dat is dan eerder opluisteren dan verstoppen. Goedgemutst heet dat dan.
Op slag twintig jaar jonger en veel sexier.
Reken mij daar maar bij binnen een paar jaar.
Alleen nog wat buikspieren kweken en de biceps bijwerken.

Hersens zegt u ?
Die krijgen veel meer ademruimte als je dat vervelende haar wegmaait.

zondag 12 juli 2009

Vorst II

blogumn

In een apotheek in de Anneessenswijk is het jour et nuit altijd 19 uur op de klok aan de gevel.
Ik weet niet of het veilig is daar een morning-after pil te kopen.

vrijdag 10 juli 2009

Ceci n'est pas mon métier

Uit de cabine van een gigantische truck aan de Hopstraat daalt een miniscuul ventje neder. Hij is onwezenlijk klein en frêle.
Ik stel mij truckers nog altijd voor als robuuste ruige basten met ronde volle buiken.
Als je die vergelijking doortrekt zou de piloot van een jumbo-jet het formaat moeten hebben van een volbloed NBA-speler, terwijl ik ook al broze jockey's achter de stuurknuppel heb zien zitten.
Ik weet wel dat de huidige generatie tankers evengoed kan worden bestuurd door een kind.
Het zijn geavanceerde computergestuurde cabine's waar je met één vinger makkelijk een oplegger 90° kunt laten draaien.
De vracht lossen doe je vlotjes met je linkerpink.
Alsmaar meer beroepen worden toegankelijk voor alle formaten en seksen.
Het omgekeerde kan ook.

Een tijd geleden botste ik op Harry Van Barneveld, voormalig bronzen judoka op de Olympische. Droog aan de haak makkelijk 120 kilogram.
Je kon er niet naast kijken.
Hij stond met zijn vriendin te snuffelen in de afdeling Pedagogie van de Standaard Boekhandel. Zware Harry boog zich over lichte snoezelboeken.
Een snoezelig zicht.
Van Barneveld is, of was verkeersagent in Brussel, maar ik heb hem lange tijd niet meer gezien.
Hij stond ooit het verkeer te regelen aan het onmogelijke kruispunt aan de Van Artevelde en Dansaert.
Ik zou hem nooit tegenspreken.

Harry als agent, dat kan er mee door. Op een snoezeltapijt evenwel, met broze patiënten is het niet zonder risico.
De democratisering van het beroepsleven is een goeie zaak : maar daardoor kan men zich soms lelijk vergissen.

In vroegere tijden, toen jongelui zich nog in de echt verbonden, hadden wij een leuk spelletje bedacht om de verveling van de lange maaltijden te overbruggen.
We probeerden dan te raden bij de aangetrouwde familie wie voor wat stond.
De leraren Latijn en Wiskunde kon je d'er zo uitvissen. En onderwijzers haalde je d'er ook moeiteloos uit : de meesters Moensen van deze wereld zijn nog lang niet uitgestorven.
Ook bouwvakkers waren een hapklare brok.

Maar in West-Vlaanderen hebben wij ooit eens een ferme bok geschoten.
De sierlijke man met de fijne vingers, vergezeld van een blonde vamp, werd door de ganse tafel ingeschat als psychiater of chirurg. Zwitsers uurwerkenmaker of geoloog had ook gekund.
De meerderheid echter zette in op chirurg.
Meestal werd ik er dan op uitgestuurd om met een smoes te achterhalen waar de man voor stond.
Dat was makkelijk. Je hoefde gewoon te zeggen dat hij je bekend voorkwam, en in zijn geval opperde je dan iets van kliniek en opereren.

De vermeende chirurg bleek een volbloed varkensboer te zijn uit de verre Westhoek. De blonde vamp moest ik mij dus voorstellen in een blauwe overall en een roodwit kapje.
Dat was de grootste blunder die we ooit sloegen.

Inderdaad : ook lange mannen met sierlijke vingers kunnen zeugen grootbrengen.
En blozende dikkerdjes met dikke vingers, die vloeken in sappig Westvlaams kunnen prima chirurgen zijn.
De gelijkberechtiging in het onderwijs heeft veel geopend voor alle rangen en standen.
Al blijft het wel uitkijken, want het boert weer achteruit.

Ons gezelschapsspelletje echter, is een stille dood gestorven - niet aan zichzelf - maar bij gebrek aan bruiloften.

Er blijven alleen nog de koffiemaaltijden bij begrafenissen.
Maar die zijn te kort (door de bocht) voor dit soort spelletjes.

Vorst

donderdag 9 juli 2009

Blogumn

Terwijl ik sta te wachten aan de Naamse Poort merk ik Axelle Red op aan de hoek van de Waverse en Guldenvlies.
Daar staat ook een vieze bedelaar luid te schreeuwen. Iedereen gaat er met een boog omheen.
Hij wordt straal genegeerd.

Niet Axelle.
Ze blijft staan en begint een geanimeerde en geïnteresseerde babbel met de man.
Hij kalmeert terstond. Kennen ze mekaar ?
Zij is vergezeld van haar kroost die geduldig meeluistert.
De verborgen kantjes van een wereldster zijn niet altijd smeuïg.

Axelle Red : een Grote Madam, ook buiten de schijnwerpers.

woensdag 8 juli 2009

Fabiola

"Let er wat op," zegt de suppoost tegen mij, "want de Koningin is hier."
Ik bevind mij in het museum voor Natuurwetenschappen aan het Leopoldspark en de laatste afdeling waar ik Fabiola verwacht is de zaal van de Insecten en Spinnen.
Ik heb twee neefjes bij mij die onmiddellijk naar de aquariums worden gezogen, Fabiola : daar kunnen ze zich niks bij voorstellen, laat staan dat ze haar zouden lastig vallen.
Het kleine ongedierte is veel interessanter dan de Spaanse Reina.

Ik tref Fabiola bij de Koningsspin, waar ànders ? Soort zoekt soort.
Als de Moederbij maar niet verstrikt geraakt in haar web.
Behalve haar gevolg, mezelf en de kinderen is er niemand in de zaal.
Het gezelschap, dat zijn een paar Spaanse nichtjes die véél te luid kwekken en duur maar niet smaakvol gekleed gaan.
Vind je veel bij de jonge garde van de oude adel.

Ik heb Faby maar één keer in levende lijve gezien. Lang geleden, op de Heizelvlakte, nog met haar gemaal.
Ze hadden een lintje doorgeknipt op het Voedingssalon en kwamen net buiten.
Het woei aan 103 Beaufort. Alle omstaanders verloren de controle over hun haardos, behalve Fabiola's kapsel bleef overeind. Als een rots in de branding.
Even onwrikbaar als haar geloof.

In het museum is ze vriendelijk, ze lacht minzaam naar de kinderen en mezelf.
Er zijn geen bodyguards zichtbaar : Fabiola is geen vangbrok voor terroristen.
Je zou alleen maar hommeles hebben. Overleeft ze dat nog ?
Zou het paleis veel losgeld veil hebben voor de oude vorstin ?
De relaties aan het hof zijn zeer koel, heb ik me laten vertellen.
En met de opheffing van de dotaties zitten ze daar nu al krap.

Ach, het Koningshuis - moesten ze het ooit afschaffen - ik zou het missen.
De Koekedozen, Filip en Laurent, Lolbroek Albert, de Nonkel van Mathilde.
Ze behoren tot ons Nationaal Erfgoed, in dezelfde schuif als Suske en Wiske, Jommeke of Quick en Flupke. Zo'n monumenten elimineert men niet.

"Zijn ze braaf geweest ?", vraagt de zaalwachter als ik de afdeling verlaat.
"Ja, maar ze praatten wel veel te luid," zeg ik tegen hem - al bedoel ik daar iets heel anders mee dan wat hij veronderstelt.

Snel naar boven nu, want we moeten de Dinosaurussen nog afwerken.
De Oude Krokodillen hebben we al gehad.

maandag 6 juli 2009

zenneke haiku

het zwaantje rekt zich
op - een langgerekte scheet,
de motor trilt.

Blogumn

Twee Afrikaanse kinderen hebben een leuk spelletje bedacht in Metrostation Beurs.
Bij gebrek aan glijbaan op hun koertje of terras, zetten ze zich op de leuning van de roltrap en laten zich naar omhoog brengen.
Boven herhalen ze hetzelfde met de benedentrap.

Maman zit beneden en vindt het een prima idee.
Het is vlakbij en het houdt de kroost een tijdje zoet.
Bovendien is het véél goedkoper dan de Walibi, daar zit je snel aan twintig euro per kind.
Daar heeft ze lang de centen niet voor.

zondag 5 juli 2009

Ceci n'est pas mon papa

In het Warandepark zie ik een man die zwaar voorover buigt. Tussen zijn forse armen een klein wit kontje. Dat is in sterk contrast met het donkergroen eromheen.
De kleine doet snel zijn gevoeg. De vader zet hem even neer om zijn broekje aan te trekken en onderwijl zelf zijn broek wat hoger te hijsen.
Het kind is zo gehaast om verder te spelen dat het in zijn eigen ontlasting trapt.
"Merde..", laat de vader zich ontvallen.
Het kind kan daar nog niks aan vastknopen maar merkt wel dat hij zijn vader niet blij maakt.
Daarop begint hij te wenen, zowat het enige verweer dat kinderen van die leeftijd hebben.

De vader kan niet in zijn haar krabben omdat hij zijn handen bevuilde en kan daardoor evenmin de kleine troosten.
Daar staan ze dan : een kind in blote kont met zijn broekje op zijn knieën en vuile schoenen, een radeloze vader met vuile handen, het zoontje die daarenboven ook nog tranen met tuiten weent en een ferme snotneus heeft. Veel snot tegelijk.
Zonder hulp van buitenaf geraakt men daar niet aan uit.

De joggers in het park hebben hun eigen zorgen : ze zitten zelf zwaar onder het zweet en kunnen onmogelijk hun rondjes onderbreken voor een vuil kind.
Ik ben er ook nog maar ik kan niet alle dagen Sint-Franciscus spelen.
Kinderen met onverzorgde neuzen en een vuile poep : ik heb het allemaal gehad, het was leuk maar ik heb die bladzijde graag omgeslagen.
Bovendien wordt ik dringend ergens verwacht.

Zoals meestal - bij gevaar of risicovolle opdrachten - loop ik weg, maar knaagt mijn geweten na een paar minuten en keer ik op mijn stappen terug.
Ik ben een beetje laf en een beetje moedig - lang geen vanzelfsprekende held.
Een valse trage, zeg maar.

"Kan ik helpen ?" vraag ik zomaar.
Ik pas wel op met dat soort vragen. Ik stelde een paar weken geleden dezelfde vraag aan een zwaar dronken medemens die zwaar wiebelend, ook al met zijn broek op zijn knieën stond te plassen. Op een halve meter van een zware prikkeldraad rechtover de Basilix.
De man schrok van mijn aandacht, dacht vermoedelijk dat ik hem uitlachte en snauwt mij toe :
"Kust mijn kloten!"
U moet zich dat tafereel even zeer beeldend voorstellen.

"Mja.." zegt de vader, "wilt ge even op de kleine letten, kan ik mijn tas nemen op de bank."
Daar sta ik nu met een blote kleine die alleen maar harder weent omdat hij wordt overgeleverd aan een wildvreemde man.
"Ssst..," zeg ik, "Papa revient tout de suite."
"C'est pas mon papa," snikt hij.
Ah bon ?
"C'est l'ami de ma maman."
Ik heb goesting om heel hard te gaan lopen. Zometeen duikt de biologische vader op uit het struikgewas en veel tijd om uitleg te geven zal ik dan niet krijgen.
"Hij doet altijd lastig als ik met hem op stap ben," zegt de stiefvader.
Misschien zegt zijn vriendin hetzelfde als zij op stap is met zijn zoontje ?

Nieuwe koppels : 1 + 1 is vaak veel meer dan twee.

donderdag 2 juli 2009

Blogumn

Vanuit onze woning hebben we een breed zicht op het woonerf voor ons.
Daar wonen een tiental gezinnen met flink wat klein grut.
Vier kinderen maken daar ruzie op het gras. Niks aan de hand, is van alle tijden.
De twee meisjes druipen wenend af, vergezeld van een klein donkerbruin jongetje.
Een blond jochie - aanstoker van het geweld - is wat ontgoocheld, hij is zijn speelgerief kwijt.
Daar heeft hij evenwel wat op gevonden.

Ik zie hem, rug lichtjes gebogen en op kousevoeten - het tuintje van zijn ouders
betreden.
Hij kijkt even links en rechts, zet dan plots zijn stroot wijdopen en begint hartverscheurend te wenen als werd hij terplaatse gekeeld.
Ik zie hem snikkend wat mompelen tegen de moeder die dodelijk ongerust komt buitengelopen.
Zij troost even de kleine en gaat dan met forse schreden naar het huis van de twee meisjes : die gaan ervan lusten.

Een fraai stukje theater en schitterend komediantje : die zou het nog ver kunnen brengen in de politiek.

AZ : Afwezige Zieken

Begeef u nooit naar de Polykliniek van het AZ in Jette na 18 uur.
De spookgrot - met een dreigende Bin Laden - op de Foor van Kaboel moet beslist een veel aangenamere plek zijn.
Ik moest mij aanmelden om 18u30. Vooruitziend als ik ben, ben ik er een halfuur vroeger.
Ooit het beklemmende moment gezien in Godfather I waar Al Pacino de lege kliniek binnenkomt ?
Zijn filmvader Brando ligt daar verlaten door alle Security, alle verdwenen verpleegsters zijn omgekocht, ondertussen druipt de spanning van het scherm : hier gaat iets gebeuren.
Dat soort kliniek is de Polykliniek van het AZ omstreeks 18 uur.
Overal hangen bordjes : Gesloten. Sommige waaien even over en weer, zoals klapdeuren in verlaten saloons vóór het ultieme duel.
Een oude man zoekt koortsachtig een stuk van 20 ct want hij geraakt niet meer van de parking. Je leest de angst in 's mans ogen dat hij hier de nacht zal moeten doorbrengen.

Ik volg de bordjes MR 1-2-3, zoals men mij aan de telefoon had opgedragen.
Ellenlange lege gangen. Waar is iedereen heen ?
Ik passeer één Marokkaanse poetsvrouw, zij spreekt alleen Berbers, daar word ik niet wijzer van.
In een andere gang kom ik een dronken man tegen, hij is flink toegetakeld :
blauw oog en gekloven wenkbrauw.
Hij zoekt het mortuarium : dat is wat voorbarig. Misschien is het ook een spook ?

Twee verdiepingen lager : opnieuw lange lege gangen, hier en daar een verdwaald bed, een rek vol vuile linnen geparkeerd in het midden van de gang.
Het is mij duidelijk : deze kliniek is geëvacueerd.
De vraag blijft : waarom ? Welke dreiging hangt mij boven het hoofd ?

Eindelijk zie ik de deur van de Radiografie.
Er staat een mega-verbodsteken voor zwangere vrouwen : dat is niet aan mij besteed.
Als ik de deur open slaak ik een diepe weldadige zucht : hier zitten drie mensen.
Ik ben niet langer alleen in de spookkliniek.

In het miniscule paskamertje vraagt de verpleegkundige welke metalen voorwerpen ik allemaal in mijn lijf heb.
Daarna geeft hij mij een gebloemd kleedje dat achteraan helemaal open is.
Dat is vreemd want alleen mijn linkerknie is gekwetst, waarom dan een blote rug ?
Als mijn knie uiteindelijk in de scanner wordt geschoven geeft de vriendelijke man mij een koptelefoon want hij kondigt flink wat lawaai aan.
Inderdaad, het volgende kwartier ben ik - ondanks de koptelefoon - toehoorder van een stevig heavy-metal concert.
Soms is er een kleine stilte : dan worden wellicht de instrumenten gestemd.
Je hoort amper het verschil.

Als ik buitenga maakt hij er mij attent op mijn CD'tje niet te vergeten.
Leuk : krijgt iedere patient het concertje als toemaatje erbij ?
Dat compenseert wellicht de lege gangen.
Als ik nu nog de uitgang vind is alles vergeten en vergeven.

woensdag 1 juli 2009

Zenneke Haiku

ze sloft in haar kamer
jas - daaronder hoge hakken
schoon geblonken.