maandag 23 maart 2009


parvenus

In het toilet van het Kaaitheater schikt een verzorgde man nog even zijn dure trui.
Hij keert mij hovaardig de rug toe, onderaan zijn pull kleeft een stukje verdwaald WC-papier.
Geen haar op mijn hoofd dat er aan denkt hem hierop attent te maken. Hij ziet maar.
Ik geniet van die omhooggevallen parvenus die dan plots ongewild hélemaal uit de toon vallen.

Ik was onlangs tegast op een trouwpartij aan de rand van de stad in een dure faciliteitengemeente. Een dochter van een vriendin was daar getrouwd met een blasé-ventje uit de nouveau-riche van Anderlecht. Zijn familie negeerde straal de familie van mijn vriendin : uitschot, zoveel was duidelijk.
De receptie was duur, maar het moet gezegd, smaakvol. Orkest in de tuin, verzorgde toastjes in hoogst originele vormen en lekkere wijn, van het huis.

Vermits het een warme dag was verzochten wij de kelner om een extra glas.
Dat bleek helemaal ongepast. Je hoorde te wachten tot de kelner passeerde - bovendien was de dure huiswijn gelimiteerd.
Toen ik de kelner diets maakte dat wij woest werden als we geen drank meer kregen (bij wijze van grap uiteraard) interpreteerde hij dit nogal letterlijk en haalde er meteen de 'Chef de réception' bij (mensen in dit soort etablissementen hebben totaal geen gevoel voor humor).
Omwille van de vriendschap lieten we het voorval ongemoeid. Een mens trouwt maar één keer nietwaar, alhoewel ik bij dit huwelijk mijn handen absoluut niet in het vuur wil steken.

's Avonds kwam de apotheose.
De vader van de bruidegom was de hele namiddag en avond koest geweest, , flink in het gareel gehouden door zijn autoritaire vrouw en zijn oudste dochter, die ook gemanierd was getrouwd.
Rond middernacht brak het ijs. Vader was buiten de controle van de twee wijkagenten toch flink uit de bol gegaan. Op een onbewaakt moment werd de man plots wonderbaarlijk zichzelf.
Zijn witte boord die hem al de hele dag verstikte werd met een zelfzekere zwier losgeknoopt.
Dat was nog maar het begin. "Maman", zoals hij zijn eega al een ganse dag nederig aansprak, sloeg wit uit maar het was telaat : de drank had de controle overgenomen.
Nadat hij het vlinderdasje slordig in zijn vestzak frommelde kwam de finale.
Hij ging zitten op de rand van het keurige vijvertje met de dieprode goudvissen, vervolgens ontdeed hij zich van zijn zwartgelakte schoentjes - even moest ik aan Assepoester denken - om zich nadien met dezelfde zwier als het vlindertje te bevrijden van zijn kousen.
Hij stond nu blootvoets te glunderen in zijn sjieke pak. Het was nog niet gedaan.
Het was een verzengende dag geweest, vol opgehouden schijn, veel opgeklopte sfeer en ingehouden spanningen. Tegen alle regels in stak Papa daarop zijn voeten in het koele water en liet daarbij een diepe weldoende zucht.
Een zware last viel van hem af.
Zelden heb ik zo genoten van een anticlimax.
Maman en dochter begrepen dat ze de schade moesten beperken door niét tussen te komen.
Morgen zouden ze hem flink zijn levieten lezen.
Op dit eigenste moment genoot de man mateloos.
Misschien wordt hij bij een volgende trouwpartij tijdelijk gekollokeerd maar ik verwed míjn halve trouwboek dat hij daar helemaal niet zal om treuren.





maandag 16 maart 2009

zondag 15 maart 2009

Maandagochtend

Drie vrouwen in de Kartuizersstraat lachen heel uitgelaten op een druilerige maandagochtend.
Ze zijn onderweg naar Partena, het megapand op de hoek van de Kogel- en Kartuizersstraat.
Partena soigneert voor half Brussel de Kinderbijslag en berekent en passant het loon van mama en papa.
Ofwel zijn ze vannacht heel verwend geweest ofwel zijn ze in blijde verwachting voor het personeelsfeest. Of beide, want zoveel vrolijkheid heeft niks vandoen met louter alleen maar arbeidsvreugde. De dag - godbetert - de werkweek zit er nog aan te komen.
Misschien worden ze iedere nacht verwend ?
De stadsgenoot die ik vanochtend ontmoette in de krantewinkel maakte daar ook allusie op.
De Krantemadam, meestal heel goed gezind, was een beetje uit humeur.
"Daa eit vandenacht niks gekreige," repliceerde hij gevat. De krantemadam was meteen in humeur.
Sommige mensen hebben het vermogen om de sfeer meesterlijk te doen kantelen.
Zoals een vriend van mij gratis ijsjes serveerde uit zijn frigobox op een overvolle ochtendtrein.
Onvoorstelbaar wat dat teweeg brengt in een treincoupé. Je zag de forenzen stralen als ze het Centraal station uitliepen.

De drie vrouwen praten en lachen ondertussen ongegeneerd verder.
Wat zou ik ze graag omarmen en vrolijk meewandelen, nieuwsgierig naar hun leuke verhalen.
Ik blijf ze nog even nakijken want het houdt niet op.
Het is zeker geen mop, want die zou te langgerekt zijn en zoals we weten werkt zoiets niet.
Bovendien nemen de drie dames zeer actief deel aan het gesprek. Dat is evenmin eigen aan een grap : je hebt de verteller en het publiek. Dat is hier niet het geval.
Waarover gaat het dan ?

Misschien over hun onhandige bureauchef ? Die had gisteren koffie gemorst op zijn smetteloos wit hemd. Hij ziet dat niet en niemand maakt hem daar attent op.
Zo struint zo'n man dan de dag door. Daarenboven had een ondeugende collega een wasspeld onderaan zijn vest geklemd. Zo liep hij de hele namiddag door zijn eiland.
Kleine anekdotes die het leven van bedienden opvrolijken tijdens het tarifiëren.
Maar ik hoef me dit allemaal niet af te vragen. Het waarom is onbelangrijk.
Ik gun ze hun vrolijkheid op een maandagochtend.
Voor mij is het ook een beetje elixir op een regenachtige morgen.
Als ik arriveer op het werk zijn mijn collegae verbaasd over mijn goed humeur.
"Vannacht verwend zeker ?" vragen ze. "Onderandere," antwoord ik maar.
De werkplek klaart meteen op, gevuld met goede voornemens en wilde plannen.
Eén vonk is voldoende.
Zoals de kleine groep revolutionairen zich bekloeg dat ze met te weinig waren, waarop de leider gevat repliceerde : " Hoeveel lucifers heeft men nodig om een stad in brand te steken ?"

Verdriet en Ville

Op de Place Moonens kruis ik een vrouw die haar gezicht bedekt met een reclamefolder van de Aldi. Het regent niet en het is windstil.
Ik blijf haar nog een tijdje nakijken want ik ben nieuwsgierig.
Ze blijft traag verder stappen - dat is haar geraden - het is niet vanzelfsprekend als een mol op het voetpad je weg te zoeken.
Wat verbergt die vrouw ?
Ik heb een buurvrouw gekend die ferme littekens overhield van haar paranoïde echtgenoot,
iedereen wist ervan en had veel begrip, dat hielp haar geen sodemieter vooruit - ze wilde dat trouwens zelf niet - maar ze kon tenminste terecht in de buurt.
Misschien verbergt de vrouw op de Place Moonens andere littekens of gewoon verdriet.
Hoezo "gewoon verdriet" ? Bestaat er misschien zoiets als 'ongewoon verdriet' ?
Welk soort verdriet schuilt er onder de reclamefolder van deze vrouw ?

Er is veel verborgen misère achter de gevels van de huizen in deze stad.
Vergis u niet : ook achter schone façades.
De blonde boetiekhoudster in de Centrumgalerij was stinkend rijk.
En doodongelukkig. Maakt geld ongelukkig ? Ik geloof dat maar half. Wat ik zeker weet is dat te weinig geld ongelukkig maakt.
De blonde had een man die haar blindelings volgde. Hij aanbad haar, maar trôp is teveel.
Een beetje vrouw wil verleiden, aandacht trekken, charmeren.. Als het ventje al meteen aan je voeten ligt is er niks meer aan : het is te vanzelfsprekend.

In haar gouden kooi in de provincie verstikte ze zowat. Het begon met een borrel maar verglijdde al snel naar een fles per dag. Hij onderging het en stopte haar meer geld en juwelen toe.
"Ik ben zo eenzaam," zei ze me eens.
Ze wilde ontsnappen aan die gevangenis.

Een boetiek in de stad : het zou de zinnen verzetten, een nieuwe uitdaging.
Hij aarzelde maar misschien was het een oplossing. Therapie had ze al vaak vruchteloos geprobeerd.
Na de borrels kwamen de venten. Een aantrekkelijke vrouw : vele mannen voelen zich geroepen.
Maar niet om haar te troosten - het was een aspirientje dat maar even de pijn verdreef.
Uiteindelijk heeft ze de helft van zijn fortuin opgesoupeerd. Toch heeft niet hij maar zij hem gedumpt.
De boetiek is allang dicht. Ik zie ze heel soms nog eens. Ze is onherkenbaar : ze heeft ook andere venten gedumpt, er is alleen nog de verwoestende drank.
Vanhuisuit kies ik altijd voor de onderste sociale klasse. Zij heeft mij geleerd dat je geen onderscheid kunt maken tussen het leed van de rijken en de armen.
Rijke mensen die zichzelf vernietigen : is dit misschien 'ongewoon verdriet' ?
Verdriet is verdriet.

Als ik de Metro-ingang nader aan het Moonensplein laat de vrouw de folder zakken.
Een gaaf gezicht : geen littekens, geen blauwe ogen, ongeschonden gebit.
Ze weent : dàt heb ik de blonde nooit zien doen.
Misschien is dit nog te genezen ?

vrijdag 13 maart 2009