woensdag 29 september 2010

Gespot

"Goed, goed.. behalve dat ik zoveel naar de les moet, 't steekt mij nu al tegen."
Een bleuken die door een vriend wordt gepolst naar zijn eerste ervaringen als kotstudent in Brussel.
Het is amper 27 september op Tram 3 : veel lessen kunnen er nog niet niet zijn gegeven aan de Hogeschool, maar hij is dat aspect van het studentenleven al kotsbeu.
"Jaja, dinsdag is OK voor mij en ge moogt gerust blijven slapen. Ik zal mij wel arrangeren..".
Een tweede telefoongesprek gaat over een optreden in de AB.
Hoe moeilijk de jongeman het heeft om de lessen door te spartelen des te gezwinder vindt hij reuzegaten in zijn agenda om Brussel te ontginnen.

Het weze hem gegund, maar het belooft voor de portemonnee van papa.
Veel tijd zal zoonlief niet hebben om een duitje in het zakje te doen.
Het wordt zeker al tweede zit, benieuwd of papa dat ziet zitten.

zaterdag 25 september 2010

Een dag in het leven van het Flagey

Op de hoek van het Flagey, in café Pich-Pin nuttig ik een inktzwarte koffie. Het miezert lichtjes, onderwijl kijk ik gefascineerd naar het spektakel op straat.
Vanuit de Vleurgatse, de Lesbroussart, de Malibran en de Elsenesteenweg worden tientallen wagens uitgebraakt, niet gehinderd door enig verkeerslicht. Als ijverige mieren wriemelen ze zich een weg om door de smalle trechter van het Flagey, naast de tramsporen, hun weg te vervolgen naast de vijvers.

Een lachende ambulancier met loeiende sirene krijgt voorrang, is hij onderweg naar een dodelijk accident of moet hij hoognodig naar het toilet ? Een camioneur uit Tongeren baant zich een weg, beladen met wel tien Fiat-Panda's.
Een meisje in minirok staat mooi te wezen bij le Glacier Artisanal, die hier een zaak runt grâce à l'aide de l'agence régionale Artrium.
Een Colombiaanse fietser met gele cravatte rijdt zomaar pardoes tussen de traag voortschrijdende automobilisten.
Toch is er nooit enig getoeter of lawaai, het is verbazingwekkend dat hier niet iedere seconde zwaar wordt gebotst - neen : tram, bus, auto, fietser, voetganger, alleman respecteert alleman.
Dit onontwarbaar kruispunt staat symbool voor het Brusselse kluwen : geen regels, geen stoplichten en toch overleeft iedereen zonder haast, zonder kleerscheuren. In de onoverzichtelijke wirwar heerst een onzichtbare orde.

Een meisje op krukken vertraagt de verkeersstroom op de Lesbroussart, ze wordt geduldig gedoogd.
Twee meisjes kussen mekaar in het midden van de straat, iemand haalt een kostuum op bij de droogkuis.
Een Afrikaanse man met een bruine valies is onderweg naar Matonge en een verloren hippie negeert alle zebrapaden en steekt zonder omkijken van de Lesbroussart over naar de Elsenesteenweg.
Een man die niet van hier is, wacht aan het zebrapad tot er geen wagens meer passeren, die staat er morgen nog. De jongen met de berenmuts naast hem blijkt na het oversteken een meisje te zijn.
Het Brusselse straatleven : ik raak er nooit op uitgekeken.

Onderwijl is er in dit gewriemel één iemand die zich helemaal uit de naad werkt.
De jonge vrouw achter de toog drijft helemaal alleen het drukbeklante café. Ze zit geen minuut stil, tappen, asbakken ledigen, afrekenen, tafels ruimen, terwijl ze lopend, een broodje nuttigt.
Net als de talrijke weggebruikers baant zij zich een weg door het gekrioel op deze plek.
Straks steekt ze zonder te kijken de Lesbroussart over.

Bij het oversteken van het plein weet ik eindelijk waarom zich hier nooit enig voorval kan voordoen.
Het plein aan de kerk heet het Heilig Kruis(punt)plein. Deze plek is gewijd.
Rimpelloos verloopt het leven aan de vijvers van Elsene.

donderdag 23 september 2010

Stadsbrief

Mijn Liefste Brussel,
Hoe zeer ge de laatste weken ook zijt beschimpt, bespuwd en verguisd : ik blijf u immer nabij.
Ook als iedereen u in de steek laat of alleen de vette brokken wil binnenrijven, ons achterlaat met het uitschot en de overschot : ik blijf naast u staan.


Niemand zal mij het genoegen van de cafés, de heerlijke zomerfestivals, de Foor, de wellustige parken,
de gevarieerde architectuur, het overweldigende film- en theateraanbod, het kleurrijke palet van uw stegen en straatjes, de terrasjes en overvloedige markten, het straattheater, de zwans en de duizenden talen en culturen ontnemen.


U blijf ik trouw, oók als dit land verdampt.
Gij weet wel beter : gij zijt niet Vlaams, niet Frans, maar evenzeer Arabisch, Afrikaans, Creools, Mediterraan, Jiddisch of Latina : I bloody don't care.
De Taal is niet Gans het Volk.


U liefhebbende,
Pacha Kroet.

dinsdag 21 september 2010

Gespot

Als ik de Grote Markt oversteek zit er een massa volk op mij te wachten, gezeten op rode stoeltjes.
Wanneer ik passeer op mijn krukken krijg ik een staande ovatie, the audience waardeert mijn inspanning.
Ik groet vriendelijk het publiek.
Op het podium links van mij staan nog een paar idioten met toeters en bellen, die eveneens het publiek groeten, al is het mij volstrekt onduidelijk waarom ze willen delen in mijn succes. Omhooggevallen ijdeltuiten.

zondag 19 september 2010

De Omoe's

In het AZ zitten twee omoe's met hun kleindochter.
De éne oma is klein, geblokt en vinnig, haar kleindochter is net niet groot genoeg om het doktersbezoek alleen af te leggen. Tenminste, dat is de mening van haar ouders, zijzelf en de omoe denken daar het hunne over.
Zij laat het meisje alles zelf uitleggen aan het loket en vraagt of ze mee moet in het dokterskabinet.
De kleindochter kan het best alleen af maar is voorkomend genoeg om haar grootje mee te vragen.

De andere grootmoeder is ouder en helemaal afhankelijk van haar kleindochter. Ze loopt traag schuifelend aan haar arm, het meisje gaat heel zorgzaam om met het oudje.
Ze betrekt haar in alles, legt alles nog eens uit in het Arabisch omdat ze vermoedt dat ze de Franse uitleg niet begreep. Grootmoe knikt begrijpend, de kleindochter streelt even haar hand.

Daarop gaat het viertal naast mekaar zitten, het zou een fraai portret zijn geweest, de generaties netjes op een rij. De twee oudjes zitten in het midden van het kwartet naast mekaar. Er wordt even gezwegen.
Iedereen draagt voorbeeldig zorg voor mekaar, er is respect zonder betutteling, aandacht zonder bevoogding, uit alles straalt veel rust.

"Heureusement qu'on a des petit-enfants n'est-ce-pas madame ?", zegt de oudste.
De andere lacht en beaamt terwijl ze even knipoogt naar haar kleindochter.
Beiden weten dat het een win-win verhouding is, ze hoeven dit niet uit te spreken.

De rijkdom van het intergenerationele in de grootstad : yes, it can.

vrijdag 17 september 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Voilà, vandaag kunt gij uw rol als hoofdstad van Europa tenvolle waarmaken.
Heeft men in de Europese commissie terecht en grondig de oren gewassen van Sarkozy en zijn barbaarse deportaties, gij moet hier en nu bewijzen dat ge een voorbeeld zijt en een waardige hoofdstad.

Zet Sarkozy ze nog net niet in goederenwagons, dan rolt gij integendeel de rode loper voor hen uit.
Zet die omhooggevallen Napoleon en zijn soit-disant linkse glamourlady zwaar te kakken en nodig de Roma-zigeuners uit in het centrum van uw stad.
Neen, niet in Kuregem, aan Veeweyde of op de Industriezones van Anderlecht of Buda, maar in het hart van de stad op onze eigenste Grote Markt, in de schaduw van het stadhuis.

Dat gaat veel volk trekken en niet alleen Roma's.
Dat zou pas een gebaar, een signaal zijn dat kan tellen.
Een kaakslag met het gewicht van een mokerslag op de schijnheilige smoel van de zelfverklaarde Keizer van Frankrijk.

Je, Pacha Kroet

woensdag 15 september 2010

Gespot

De agent spreekt een haast accentloos Nederlands.
Maar heel soms slaat hij de bal helemaal mis en dan wordt het hilarisch.
Ik vraag hoe het ermee gaat in de wijk.
'Veel accidenten', zegt hij, en dat verbaast mij want ik merk daar weinig van.
'Vooral de voetgangers die auto's aanrijden, dat zijn de ergste, altijd veel brokken.'
Ik wou dat het waar was.

maandag 13 september 2010

De Oude Dame

Vorig jaar kwam ze nog met haar man. Een rijzige pronte grijsaard, haren strak achterover, marcheerde kaarsrecht.
Zij moet midzeventiger zijn en kijkt wat verloren in het café.
Ze heeft haar sacoche en paraplu bij de hand, ietwat angstig bij zich getrokken. Ze weet dat ze alleen fragieler is en niet alleen bij het lopen.
Ze soigneert haar nog goed, voor de buitenwereld, maar ook voor zichzelf.
Als ze 's morgens in de spiegel kijkt wil ze d'er nog staan.
Dat dooft niet het gemis en het verdriet want behalve de kanarie heeft ze geen gesprekspartner meer.

Ze zijn altijd op hun eigen geweest, ze waren content met hun tweeën, ze konden samen genieten, een kabbelend rustig bestaan. Hij zat achter het stuur, maar zij organiseerde alles, hij hoefde alleen maar te sturen. Ze voelden zich daar beiden goed in.
Gelukkig is hij eerst gegaan denkt ze soms, alhoewel hij aan het stuur zat zou hij helemaal stuurloos zijn geweest.

Ze komt de dag wel door. Iedere ochtend naar de buurtwinkel, heeft ze wel eens een babbel, als er niet teveel klandizie is. Wat ruimen, koken, afwassen, het huis fatsoeneren.
Als het weer niet te slecht is, neemt ze de 82, verdoet wat tijd in de Inno want de City 2 vindt ze te hitsig en te druk. Ze koopt zelden iets, wat heeft een mens alleen nodig ?
Een koffie in La Lunette of Les Postiers, rustige plekken waar het alleen zijn wordt gedoogd.

Ze kijkt wat verdwaasd naar de stoel tegenover haar waar hij altijd profijtig van zijn Porto nipte.
De weinige mensen alleen bij Les Postiers bellen of schrijven.

Het allermoeilijkste is het slapen gaan, als de TV is gedoofd, het lege bed.
En 's ochtends het opstaan, het alleen wakker worden.
Niemand om voor te zorgen, niets om naar uit te kijken, niemand om van te houden.
Zo passeren de dagen als een veel te trage staanklok die bijwijlen hapert.

Lang vóor het donkert schuifelt ze het café uit.
De rug veel meer gebogen dan vroeger.

zondag 12 september 2010

zaterdag 11 september 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Het grote voordeel van de huidige politieke impasse is dat er weer volop over u wordt gepraat.
Ge kunt geen gazet openslaan, geen radio opzetten, geen TV of het gaat over u.
Over uw negenhonderd en zoveel politieke mandatarissen, over dat er meer dan veertig mensen bevoegd zijn voor cultuur, over de negentien baronniënen, het kan niet op.


Veel mensen zijn tegen u, maar opvallend veel mensen zijn ook voor u.
Dat stempt hoopvol, we staan er dus niet alleen voor.


Maar wat ik hartsgrondig mis is het spreken met één stem.
Welke Brusselse instantie, persoon, groep, spreekt voor u, voor de stad ?
Van Picqué zou je dit mogen verwachten maar het is mij bij de man hoe langer hoe onduidelijker of hij louter een vazal is van de PS, een Vlamingenbatcher, dan wel iemand die boven de partijen staat.
Dat is hij niet, hij spreekt teveel in termen van wij en zij, ik voel me niet vertegenwoordigd door deze man. Bovendien denk ik dat hij moe is en in overtime.


Maar wie spreekt dan wel in onze naam, de Brusselaar, met één stem vanuit een duidelijke Brusselse visie ?


Weet u het ? Laat het ons dan weten,


Je, Pacha Kroet.

vrijdag 10 september 2010

Id al-Fitr

Moslims begroeten elkaar hartelijk en uitgelaten, content dat ze de zware koers hebben volbracht.
Fier op zichzelf en op mekaar.
Wang tegen wang, hand op het hart. Allen op hun Paasbest. In lange tunieken of glimmende zwarte kostuums met paarse hemden.
Sommige ritten waren heel zwaar, vooral de warme dagen, zonder één druppel water, dat vreet.
Maar de ploegmaats waren altijd in de weer bij momenten van zwakte, dat geeft courage, je verbijt dan al wat voor mekaar.
Er zijn er die opgeven, daar zijn zij vooral kapot van, beschaamd omdat ze de ploeg, de groep in de steek lieten. Er zijn geen bezemwagens om te depanneren, je moet het heel alleen verbijten.

Fier als een gieter staan de winnaars straks allemaal op het podium, mekaar innig omhelzend.
Alle slagers, bakkers en kruideniers zijn dicht.
Aan lange ovalen tafels zitten ze genietend, slurpend, uitbundig met veel geroezemoes, bezoek, bulderend gelach.
Gevulde druivenbladeren, kaas, dadels, sappig schapenvlees, de zachte geurige muntthee.

De Zoete Smaak van het Suikerfeest.

donderdag 9 september 2010

Gespot

Gehoord op straat, het zou kunnen een mop zijn maar het kan evengoed waar zijn :
een voorbijganger maakt een clochard attent op zijn schoeisel, de man heeft maar één schoen.
"Gij hebt een schoen verloren".
De clochard, blijkbaar een vrolijke frans, antwoordt gevat :
"Ahneen, ik heb er één gevonden."

dinsdag 7 september 2010

Het accident

Ik zat na lange tijd nog eens in de wagen bij haar.
Het voorval is nu al welhaast twintig jaar geleden. Ze is nooit meer die grauwe neerslachtigheid kwijtgeraakt, op de duur stond het gebeuren op haar gelaat gegrift.
Na het malheur is ze verhuisd naar de zuidkant van de stad, bij Watermaal, korter bij het woud.
Misschien zou dit wat verlichting brengen.
Oh, ze kon het puur rationeel mooi in kaart brengen, al duizendmaal geanalyseerd bij talloze psycho’s, maar kan je ooit een litteken wissen ?


Het moet ergens in Anderlecht zijn geweest, ze reed niet eens zo snel die verdoemde namiddag, er was haast geen verkeer.
Het kind kwam onverhoeds van tussen twee wagens, ze had het amper gezien, in een flits zoals kinderen zich uitgelaten verliezen in hun spel. Een verloren bal, een verloren kind.
Ze moet toen al meteen hebben beseft dat ze hiervan nooit meer zou genezen.
Wat maakt het uit, innocent ? In je hart blijf je altijd schuldig als een kind sterft door jouw toedoen – een mantra dat ze niet kon doven.
Therapieën, anti-depressiva, slaappillen : het hielp haar alleen maar overleven.
Zelfs de ouders van het meisje probeerden haar gerust te stellen, het was een ongeval, niemand moet dit op zich nemen. Moedige mensen.
Ze is zelfs een tijd van huis geweest, haar man had veel begrip.
Ook haar twee kinderen, wat versmacht en overbeschermd, hadden veel geduld



Omdat haar moeder hulpbehoevend werd is ze terug met knikkende knieën achter het stuur gekropen.
Het koppelen, de baan houden, het manoeuvreren : niets op aan te merken.
Maar je voelde het krampachtige en benauwde in haar rijstijl.
Ik zag hoe ze lichtjes beefde toen ze een klein meisje bemerkte op het voetpad.
De psychiater zei dat het wellicht helend kon werken.

Het was een fait-divers in de krant, lang geleden.

Bois de la Cambre, vanochtend

zondag 5 september 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Ik heb het hier al vaak gehad over de stinkende kwaal van het wildplassen.
Ik weet nu welke de oorzaak is, ge moet het zelfs niet ver zoeken.
Alles is te wijten aan dat klein Manneke die open en bloot staat te pissen in de Stoofstraat.
Schoon voorbeeld waarmee ge pronkt en toeristen lokt en provoceert.
Er is zelfs nog een Jeanneke bijgekomen, het kan niet op.
Geen wonder dat iedereen staat te pissen tegen een gevel of in een steeg, schandvrij : ge hebt het zelf gezocht.

Ge kunt er nog iets aan doen :
zet een pissijn voor het Manneke en een plannetje van alle openbare toiletten in de stad.
Natuurlijk hebt ge nog wat werk om uw plannetje te vullen maar alla op wat wacht ge ?

Je Pacha Kroet.

PS : Een plannetje met openbare toiletten zou overigens handig zijn, niet alleen bij het Manneke maar overal in de stad.

vrijdag 3 september 2010

Gespot : de bakker die vastte

Zo tot de middag is het te harden, hij heeft flink geschranst vóor zonsopgang maar vanaf de noen begint het te knagen.
“Drie boterkoeken met rozijnen, twee croissants, een groot boerenbrood gesneden graag.”
Hij houdt zich sterk, maar als om kwart voor één een bende hongerige scholieren zich aandient voor broodjes met américain, vissla of tonijn wordt het even zwart voor zijn ogen.
De geur van het verse brood, het rode vlees, de scherpe odeur van de vis, het is allemaal veel klaarder, veel haniger dan op andere dagen.
Hij houdt even de toog vast en bekijkt het Alziende Oog boven de appelflappen :
‘Allah ziet u, hier eet men niet !” – Het geeft hem weer wat kracht, hij vermant zich.

Geloofsgenoten ziet hij niet, van de ganse dag niet, veel support is er van die kant niet te verwachten, die houden zich gedeisd.
Dan gaat de honger en de klandizie weer wat liggen, maar als hij in de namiddag een bessentaart inpakt moet hij daarna even gaan liggen. Het gebed nadien geeft hem weer wat kracht.
Eindelijk valt de avond, hij sluit veel vroeger dan gewoonlijk.
Het Alziende Oog knipoogt even naar hem : het feest kan beginnen.

woensdag 1 september 2010

Het Kind en het CAW

Het meisje zit op de dorpel van het CAW in het centrum van de stad.
Haar hoofd diep verborgen onder een zwarte capuchon, het is aangenaam warm maar ze lijkt wel verkleumd.
Er staat een andere vrouw bij haar, wat ouder - het is een medewerkster van het centrum.
Ze praten niet. Het meisje is helemaal uitgepraat.
Veel is er niet te zegen als men zwanger geraakt op zijn zestien.

De zomer was zwoel geweest. Ze mocht voor het eerst naar Werchter, het heette het heetste festival te zijn ooit. De moeder was er niet helemaal gerust op, ze mocht mee met een oudere nicht die al wat ervaring had in dat soort evenementen. Ze had lang gezaagd, haar moeder is heel overbeschermend, maar ze had goed gewerkt op school en de alleenstaande moeder kon haar niet blijven opsluiten, ze wist dat dit vaak een averechts effect had.

Ze was geschrokken op de wei, van het volk en de drukte, de uitgelatenheid, de ongebondenheid, het lawaai.
Ze was eerder bedeesd en vooral meegegaan omdat ze er wilde bijhoren.
Thuis op haar kamer liet ze zich wel eens gaan, dierf ze wild te dansen en mee te brullen, maar in zo'n mensenzee kroop ze liever in een hoekje. Alleen is dit niet vanzelfsprekend op het grasveld van Werchter.
Haar compagnon was van een ander kaliber, vrijgevochten en met veel meer ervaring.
Ze had al snel wat jongens aan de haak, twee meisjes alleen, dat trekt volk.
Zijzelf had weinig ervaring, een heel enkele keer een flirt met een Chirojongen uit het dorp.
Niet veel langer dan één avond.

Er was wat gedronken en gezeverd die laatste avond en voor ze het goed en wel besefte lag ze in de tent met een wildvreemde jongen waarvan ze amper de naam kende.
Ietwat beneveld, want drinken en blowen waren geen dagelijkse gewoontes, dacht ze dat dit erbijhoorde om erbij te horen.
's Anderendaags was ze wat ontdaan, verward, het had allemaal niet gehoefd.

Het was een aardschok geweest. Thuis was ze in een hoekje gekropen, dierf niks te zeggen.
Ze was zelf kind van een ongelukkige relatie, haar moeder was heel erg opgewonden op dat vlak en ze had bovendien al genoeg om haar hoofd om rond te komen.
Ze had niet echt vriendinnen en al helemaal niet waar je dit soort zaken aan kwijt kunt.
Heel even had ze aan zelfmoord gedacht want meisjes van zestien kunnen heel radeloos zijn.
Tenslotte had ze alleen maar de vrijgevochten nicht, die had haar een adresje gegeven in Brussel.
En hier zat ze nu.
Ze waren heel begripvol en behulpzaam geweest. Ze zat geplet tussen hamer en aambeeld.
Aborteren vond ze een verschrikkelijke gedachte, ze was daar niet aan toe, maar al helemaal niet aan een kind. Ze was zelf nog een kind.

Even toch vraagt ze nog iets aan de maatschappelijk werkster, ze knikt, daarop gaan ze samen weer naar binnen.
Er is niets opgelost, maar er is tenminste weer gesprek.
Dat is een begin.