vrijdag 31 december 2010

Stadsbrief : Brusselse Vlamingen, de nieuwe paria's.

Beste Bruksel,
De Brusselse Vlaming is niet alleen een uitstervend ras, het is evenzeer een miskende en een uitgespuwde mensensoort.
De modale Vlaming beschouwt ons als een verrader van taal en volk omdat we teveel Frans spreken in uw stad. Samen met hun hoofdstad worden we helemaal verguisd door onze taalgenoten.
Voor de Tobbacks van deze wereld worden we integendeel verpamperd en eindeloos verwend : de Dansaertvlaming die schaamteloos profiteert van bergen subsidies welke vooral worden opgesoupeerd door franstaligen.
In de Brusselse klinieken worden we amper tewoord gestaan door de vastbenoemde FDF-receptionisten.
In de betere winkels van de Avenue Louise of de Toison d'Or worden we niet begrepen.
Door veel jonge Marokkanen worden we steevast bestempeld als Vlaams Blokkers, alleen maar omdat we nederlandssprekend zijn.
Bij de regeringsonderhandelingen worden we misbruikt als pasmunt of in ruil voor veel losgeld gegijzeld.
Wij zijn een minderheid tussen de vele minderheden in deze stad en daardoor oninteressant, wegens te weinig, te schaars kiesvee, en te min.
Wij zijn een niet erkende, onbegrepen minderheidsgroep.
Dat is het lot van de Brusselse Vlamingen, ondanks of dankzij alles een content volkje, maar toch
in 2O11 : Ayez pitié pour les flamands-bxl.

Je, Pacha Kroet.

woensdag 29 december 2010

De Verrezen Apostel

De zwarte moustache, aandachtig luisterend naar de vieze clochards in de oude gang van het Noord, is hij het werkelijk ?
Jean-Paul Vastiau - het kan geen toeval zijn dat ik in dezelfde week twee stokoude maten terugzie, 35 jaar nadat we samen een groezelige soldatenkamer deelden in Keulen.

Jean-Paul, midden zijn biotoop. Wij noemden hem de Apostel van de compagnie.
Wonderlijk man, bleef altijd zichzelf, er werd wat mee gemonkeld, maar hij dwong onvermijdelijk respect af.
Jean-Paul speelde viool, hij mocht iedere dag een uurtje oefenen, in de vooravond, helemaal alleen op de kamer. Cultuurbarbaren die we waren trokken we ons terug in de kantine waar we ons bezatten aan zesderangs Jupilers. Onderwijl toverde hij heerlijke melodieën uit zijn snaarinstrument.

Hij woonde in het Luikse, in een christelijke basisgemeenschap, hij had zijn handen vol met ons.
Hij kuiste geduldig de kots, viste het vals gebit van zatte Claude uit de WC-pot, ving de bleukes op nadat hun bed was omvergekiept. Hij nodigde ons uit om te gaan wandelen : "Le parc est très beau au printemps..", jaja dat zal wel.
Eén keer is de aalmoezenier gepasseerd. We hadden net een weerspannige kamergenoot opgesloten in een kast. Toen de proost achteloos vroeg of we over iets wilden praten begon Michel, die een vreemde stem ontwaardde, op de kast te bonken. De arme man is nooit meer teruggekeerd.
Hoefde niet, wij hadden onze eigen zieleherder.
Toen Antoine zelfmoord wilde plegen en zich te pletter gooide uit het venster, was hij de eerste beneden.
De eerste aan zijn bed, de eerste bij wie Toine uithuilde.
Toen de lange spichtige Lucien zijn opwachting maakte als de nieuwe facteur werd hij snel door iedereen uitgespuwd. Ambetant karakter, zure jongen, eenzaat, wilde met niemand contact.
Op een avond komt hij straalbezopen de kamer binnen, hij zet zich neer op bed en begint te huilen als een in de steek gelaten kind. Schokkend, reddeloos verloren, hartverscheurend.
Hij staat op, opent de kast, rukt woedend alle pin-ups van de deur en hangt één foto aan de binnenkant : de foto van zijn moeder.
Zij was overleden de maand vóór hij bij ons arriveerde. Eén en ander werd duidelijk : alleen Jean-Paul wist ervan.

Zo stond hij hier ook weer in de Nord, midden de verworpenen der aarde, een Schone Mens.
Neen, we wisselden geen e-mails of telefoons uit, wat zouden we mekaar meer kunnen vertellen na al die jaren.
Neen, hij zit niet op Facebook.
Hij heeft wel wat anders om handen.

maandag 27 december 2010

Gespot : Een Scheet

Onder de nieuwe Cambio-affiche met de ronkende titel : "Cambio, een nieuwe wind..", laat een grote zwarte Hiphopper een reuzescheet gelijk aan een Hiroshimalight.
Hij staat heel alleen op het perron van de Beurshalte. Hij lacht breed : een bevrijd man.
Gelukkig staat hij aan de verkeerde kant van het perron, de mensen die langs die kant uitstappen zullen vandaag sneller op het werk zijn, ook al is het spekglad buiten.
Voor ons valt de schade mee, maar Cambio zal voor mij nog lang een vieze bijsmaak hebben.

zaterdag 25 december 2010

De Kerstnmbis

"Eik, ik krijg tegenhonger van vis."
'Tegenhonger ?' - nooit van gehoord en ik ben niet zeker of ik het begrip wil promoten.
'Tegenhonger' begrijp ik uit de verdere conversatie slaat op weerzin, tegengoesting, iets dat de honger doet kantelen.

Ik zit op de Kersttrein tussen Brussel en Zottegem, we staan als haringen op mekaar geplakt tot tussen de zitbanken van de reizigers. Aan Brussel-Zuid moet men tientallen ongelukkigen weigeren. Een zware Marokkaanse maakt zich nog dikker omdat we niet doorschuiven. Moeten we soms in de bagagerekken gaan hangen ?

"We hebben verleden jaar een muurke afgebroken in onze keuken."
"En vantjaar weer gemetst op dezelfde plek', vult haar man aan.
"Waar waren ons gedachten ?
Haar collega beaamt een gelijkaardig voorval : "Ons badkamer was veel te koud. W'hebben al de steentjes afgebroken en nu dezelfde weer tegengeplakt."
Vlamingen met bakstenen op hun maag, ge zou er tegenhonger van krijgen.
"Bij mij zijn het scampi's,' - "Bij mij lamskoletjes," zegt Madam Tegenhonger.
De trein blijft treiterig lang staan, ik kijk uit op een kalende man onder mij, hij is erin geslaagd zijn haar te laten knippen in een gelijkbenige driehoek, met de punt net boven zijn voorhoofd. In deze tijden zie ik er eerder een dennenboom in en ik fantaseer er meteen wat kerstlichtjes bij, zou nog een trend kunnen worden.
Wat moet een mens anders rechtopstaand tussen Brussel en Zottegem ?
Ik stel mij deze situatie voor in een verder geregionaliseerd land. Er zal dan vermoedelijk een Vlaamse wagon zijn, met meer comfort, maar ook wat duurder dan de Waalse wagon. De Brusselaar is dan de buffer tussen de twee wagons.
De Brusselaar als noodzakelijke buffer tussen de Vlamingen en Walen, onmisbaar om de Belgische trein te laten rijden. De metafoor klopt niet helemaal : wie is de machinist ?
De Waal heeft vermoedelijk ziekteverlof op een feestdag. De Vlaming is zijn badkamer aan het verbouwen.
Dat promoveert dan weer een Brusselaar als stuurman voor de Belgische trein. Moeten ze misschien eens proberen.
"Ge zou een tegengoesting krijgen van met de trein te rijden," zegt Madam Tegenhonger alsof ze mijn gedachten raadt.

Dan is er de warme stem van de treinwachter :
"Goeienamiddag beste reizigers, zoals u heeft gemerkt is er veel volk op deze trein. Ingevolge een tekort aan wagons wegens het slechte weder. Maar.. laat er ons samen het beste van maken."
Hilariteit alom op de trein en tenslotte luid applaus en gejuich.
De zure gezichten klaren op, zelfs Madam Tegenhonger lacht breed.

Het wordt toch nog een mooie Kerstmis.

donderdag 23 december 2010

Gespot : Twee broers

De keurige ronde man arriveert in het Centraal. Hij draagt een blauwe das, een voornaam kostuum en een dure pardessus. Hij is vergezeld door een jongere man, identiek gekleed, ook goed gevuld.
Plots stopt de man en monstert zijn kompaan, hij fatsoeneert diens das, sluit zijn vest en vraagt hem zelf zijn jas dicht te doen. De jongen luistert gewillig. Alles gebeurt traag en bedachtzaam.
De man klopt op zijn schouder, beiden lachen, daarop gaan ze samen op weg, zij aan zij. Af en toe wijst de oudste iets aan, de andere lacht en knikt.

De man is een heer, gemanierd en gereserveerd, bekleedt ongetwijfeld een belangrijke post in zijn bedrijf.
Hij heeft een dagje vrij genomen en draagt op een heel voorbeeldige en volwassen manier zorg voor zijn mongoloïde broer.
Hij wil er niet bovenstaan, zijn broer wil niet voor hem onderdoen, onderandere daardoor zijn ze identiek gekleed. Er ligt een dik sneeuwtapijt, het is spekglad, dus hebben ze maar de trein genomen, ook al is hij dit niet gewoon maar beloofd is beloofd.
De jongen kijkt uit naar het Reuzenrad en de smoutebollen, twee dingen die de oudste niet spontaan in zijn hart sluit maar hij geniet omdat zijn broer geniet.

Kerstmis in de stad : boven de flitsende neons, de fletse kerststal en de schreeuwerige Electrabellen
lopen er onmerkbaar mensen in deze stad die de essentie van het kerstgebeuren hebben begrepen.

dinsdag 21 december 2010

Lunch chez Les Brasseurs.

http://www.brusselblogt.be/

De Tweede Sneeuw

In het maagdelijke Fontainasparkje is er welgeteld één passante.
Een zwarte vrouw trekt een diep spoor door de verse sneeuw.
Ze heeft gekleurde vlechtjes en behalve wandelen zingt ze luidkeels en uitgelaten.
Praise the Lord !
Is ze verrukt omwille van het witte manna dat zomaar uit de lucht komt gedwarreld ?

Het doet me denken aan het verhaal van de oude Westvlaming. Tijdens de Groote Oorlog staken Senegalese soldaten - indertijd overgevaren als kanonnenvoer - de sneeuw in een enveloppe en stuurden die op naar hun moeder, zo verbaasd waren ze.
Sneeuw in een briefomslag van de barre Ijzervlakte naar de dorre Sahel.

Deze vrouw is evenzeer verwonderd, het is een vreugdezang, iets dat ons vreemd is.
We vinden het allang vanzelfsprekend, de wonderen der natuur, straffer nog, we gaan er over sakkeren.
Te glad, gevaarlijk op de weg, files, vertraging op het spoor.
Afrikanen niet, die bezingen de natuurverschijnselen als geschenken van Moeder Aarde, al hebben ze ruimschoots hun deel in de ellende van de opwarming van de aarde.

Wat verder in de Kartuizersstraat is er toch nog vreugde omwille van het bevroren kristal.
Vier volwassen mannen, in keurig kostuum, gooien sneeuwballen naar mekaar, stellen zich verdekt op achter een wagen of in het portiek van een herenhuis. Ze roepen en schreeuwen als uitgelaten schooljongens.
Sneeuw maakt het kind in ons wakker, en bij uitstek mannen blijven Grote Kinderen.
Voor één keer mag het.

zondag 19 december 2010

Stadsbrief : Ik ga wonen in de St-Hubertusgalerij.

Beste Bruksel,
Wóónt er sowieso wel volk in de St-Hubertusgalerijen ?
Indien niet, zou dit een onvergeeflijke doodzonde zijn.
Al weken houd ik de appartementen boven de winkels in het oog. Héél, heel soms zie ik een flauw lichtschijnsel, dat kan een verdwaalde kat zijn die voor de lichtmelder loopt, de poetsvrouw of de conciërge, het is maar even - voor de rest : geen hond te bespeuren.
Ofwel zijn de bewoners rondreizende wereldsterren die slechts heel af en toe hun koffers komen uit- en inpakken ofwel zijn het gewoon spookappartementen. Zonde, zonde.

Daarom stel ik mij bij deze vrijwillig kandidaat om minstens zo één appartement te betrekken.
Ik beloof plechtig om iedere ochtend lichte barokmuziek te laten weerklinken uit de openstaande vensters, ik beloof je geurige bloemen, bloedrode rozen in elegante bloembakken, kleurrijke affiches aan de ruiten, witte en rode kaarsen voor mijn raam dag en nacht.
Af en toe een feestje, uitbundig maar beleefd, ik zal niemand storen, maar er zal wel leven zijn op de bovenste verdiepingen.

Mijn présence zal bevallig en aangenaam zijn, het zal de galerij kleur, glans en een zalig aroma geven, weg met die donkere en doffe ramen.
Mijn aanwezigheid zal ongetwijfeld nieuwe bewoners lokken en prikkelen, weldra zal de galerij bevolkt worden met vriendelijke, aangename inwoners die de chique winkels zullen soigneren en de bovenkant smaakvol arrangeren.

U weet mij wel te vinden,
Je Pacha Kroet.

vrijdag 17 december 2010

Gespot : De Zwarte Filosoof

Op een grote lichte stip in de middengang van de Fnac staat een donkere man. Zwart op geel.
Zaterdag tijdens de kersttijd, men kan op de koppen lopen. Mensen verdringen mekaar, kassa's lopen overvol, bankkaarten glijden gewillig in de betaalautomaten.
Hij staat op de gele stip en monstert het gewriemel.
Hij heeft zijn rechterhand onder zijn kin en ondersteunt zijn elleboog met de linkerhand.
Hij observeert, licht monkelend.
Hij verroert geen vin : een Zwarte Filosoof.

Het is eens wat anders dan het Leger des Heils.

woensdag 15 december 2010

Le Bruxellois

Ik had hem meteen herkend.
Ouder geworden, dat wel, maar nog steeds de joviale grijns, gedreven pas, uitbundige maar grijze krullen.
Vijfendertig jaar geleden zijn we samen afgezwaaid, zoals dat heet. In het Frans de 'démob', want ik heb mijn legerdienst volbracht in een franse eenheid in een Keulse voorstad, midden de bloedige Rote Armee Fraktion jaren.
Ulrike Meinhof zat gevangen in de gevangenis naast onze kazerne.
Er is ooit een klopjacht geweest naar een ontsnapte gevangene en de Polizei kwam ook bij ons neuzen.
We hebben er nog om gegrapt : wie ontsnapt er uit een gevangenis om zich te verschansen in een kazerne ?

Ik heb in Keulen geleerd dat er geen verschil bestaat tussen Vlamingen, Walen of Brusselaars.
Of toch - net zoveel en zo weinig als tussen koppige Westvlamingen, arrogante Antwerpenaars of bourgondische Brabanders.
Gerard was een Brusselaar pur sang, maar hij sprak geen gebenedijd woord Nederlands.
Hij complimenteerde me vaak met mijn Frans, "compliqué" dat ik zo'n moeilijk woord kende in het Frans, dat werd in Brussel amper gebruikt.
Ik was de kleine held van de compagnie, de flamand de service, want behalve Frans en Nederlands sprak ik ook een mondje Duits, ik was de ideale gids voor mijn franstalige kameraden.
Ik onderhandelde voor hen met Duitse prostituées, maar dierf niet vertalen wat ze me voorzegden, vooral die van Liège waren heel ongemanierd, om het proper te zeggen.

Gerard had een lief in Sint-Niklaas, ze hadden mekaar leren kennen in de oude Métropole-dancing in de rue Neuve. Zijn lief sprak geen woord Frans. Het was liefde op het eerste gezicht, er was geen andere keuze :
"We konden niks anders doen dan vrijen," lachtte Gerard, "want we konden geen woord tegen mekaar zeggen."
We hebben samen onze 'démob' gevierd in diezelfde Métropole, het was een regenachtige vrijdagavond in de maand februari,  in de vroege jaren zeventig.

"Eh bien Gerard, on se débrouille déjà en néerlandais ?".
"Jaja," zei hij met een licht accent en een knipoog, "maar ik heb mij niet gepresseerd."
"Petit salaud," lachtte ik terug.
Witgrijs, dat wel, maar nog geen haar veranderd.

maandag 13 december 2010

Stadsbrief : De Kersttram

Beste Bruksel,
Net bij het binnenrijden van het woud valt de avond, heel traag dooft hij de dag.
Vooraan staat de Grote Kerstverteller, een boomlange  man met een forse grijze baard.
Zijn verhalenboek wordt alleen verlicht door een grote rode kaars, voor de rest geen lichten op de 44,
hij vertelt traag, met lange stiltes bij de korte haltes.
Onderweg zien de passanten enkel het schijnsel van de kaars, kinderen en grote mensen luisteren ademloos.
Fakkels in het bos, hier en daar wuiven late wandelaars naar de Kersttram.

Er wordt glühwijn en warme choco geserveerd.
Kinderen luisteren met rode oortjes en vergeten te drinken. Volwassenen worden weer kind en laten zich moeiteloos meevoeren in de wonderlijke verhalen van Astrid Lindgren of Hans Christian Andersen.
Zo rijdt de tram aan en af, van Montgomery tot Tervuren, de Tram van Babel : Frans, Nederlands, Engels of Arabisch, who cares ? De verteller spreekt zo geboeid dat allemaal niet uitmaakt.

Aan de voorlaatste halte stappen de drie Wijzen op, ze hebben mirre en wierook, vooral Balthazar lacht zijn tanden bloot. Kinderen kijken verrukt. Dan vertrekt hij weer, slingert zich verder een weg door het donkere bos.

Kersttijd op Tram 44 : het moet kunnen.

Je, Pacha Kroet

zaterdag 11 december 2010

Gespot : De Bruiloft van Kana.

In café Archipel bestelt een oudere dame een vol glas water en één glas wijn.
Ze nipt tweemaal van de wijn en voegt er vervolgens een scheut water aan toe.
Ze drinkt opnieuw en vult weer bij met water.
Inplaats van één glas wijn fabriceert ze er vier voor de prijs van één.
De Bruiloft van Kana in het klein, alleen maakt zij water van wijn.

Ik ben weer een illusie rijker.

donderdag 9 december 2010

Kerststal : dringend uitmesten.

Het blijft een raadsel waarom heelder horden toeristen en godbetert, zelfs locals, zich verdringen om een glimp op te vangen van het potsierlijke kersttafereel op de Grote Markt.
Ik erger mij ieder jaar opnieuw, aan wat heet, de kerstfiguren in het stalletje van Bethlehem op dit plein.
Dit jaar is het tafereel zo mogelijk nog grotesker dan de vorige kerstperiodes. Echt een koopje.
De Heilige Jozef is een jongere versie van Charles Manson, hij lijkt niet goedgezind - dat is te verstaan.
Hij wordt opgescheept met een joch dat niet van hem is, een bastaard waarvan hij vermoedt dat zijn gedrag hem nog zuur zal opbreken. Meer dan eens zullen de flikken aan zijn deur staan, dat is nu al te voorzien met al de heisa die ze er nu al rond verkopen.
Ik geef geen knip voor dit huwelijk als ik zijn eega aanschouw. Maria is een bruinharige vamp, een bitch uit de stal van Manson, ze hééft haar man al bedrogen en ze loenst nu al naar de beurs van Caspar, de jongste van de drie wijzen, die haar het hoofd op hol heeft gebracht met zijn wierook en patchouli.
De drie Koningen die trouwens véél te vroeg zijn gearriveerd : wie gaat die allemaal de kost geven ?
De Continental en de Barry zitten al overvol met illegalen uit die omstreken.
Het Kindje Jezus is een koopje uit het magazijn van de Foyer Salu, ik had het verleden week nog in mijn handen maar vond de pop niet proper genoeg, de stad blijkbaar wel.
Er zijn ook nog twee herderinnetjes, die zijn weggeplukt vanop de Alpenweide van Heidi's opa, waarschijnlijk liggen de herdertjes nog te slapen in de velden van Veeweyde : het moet vooruitgaan.

Iedereen is indroef : is dit de geboorte van de Verlosser of heeft de Engel Gabriël al meteen de kruisdood aangekondigd ?
Alleen de herderinnetjes glimlachen én Balthazar, die in het luchtledige kijkt.
Het is geen toeval dat zij wegkijken van het droeve tafereel in de stal.

Ik kan best begrijpen dat mensen houden van tradities, voor mijn part moet er geen vliegende schotel of een groene Iglo worden neergepoot. Evenmin moeten Nero of Madam Pheip aantreden, of Adhemar en Suske & Wiske hun opwachting maken.
Maar met zoveel bekwame artiesten (cfr Zinnekesparade) moet er toch iets actueler, zinniger of artistieker kunnen worden gebrouwd.
Als dit het mooiste plein is van wereld verdienen we ook een prijs voor de lelijkste kerststal van deze aardkloot : dringend uitmesten als u het mij vraagt.

dinsdag 7 december 2010

Stadsbrief : Overal betalend parkeren !

Beste Bruksel,
Stel dat u inwoner zijt van deze stad.
U heeft de wagen vaak nodig om dwingende en dringende redenen, ik praat nu even voor mezelf, ik zou er anders nooit mee buitenkomen.

U keert terug 's avonds, of nog erger, tijdens het weekend : u mag rustig minstens een halfuur extra tellen om rondjes te rijden, de omgeving nodeloos te vervuilen, uw kas op te vreten, om dan uiteindelijk noodgedwongen betalend te moeten parkeren.

Dat is het lot van mensen die over een eigen wagen beschikken zonder garage, in het binnenste van uw stad.
Pleidooi voor de auto ?
Absoluut niet : maar soms, in bepaalde omstandigheden, kan men niet zonder.

Remedie ?
Voer overal betalend parkeren in, behalve voor de inwoners die een eigen parkeerkaart (met eigen nummerplaat !) open leggen op het dashboard.
De Stib moet middelen krijgen om voldoende parkeerruimte te voorzien aan de rand van de stad zodat bezoekers makkelijk metro of tram kunnen nemen. Er moeten, zeker in het weekend, latere trams en metro's zijn. De politie moet veel strenger optreden tegen de wildparkeerders op voetpaden.
Daar wordt iedereen beter van : de stad, de inwoners, de bezoekers.

Je, Pacha Kroet.

zaterdag 4 december 2010

Gespot : De Opstandige Kerstboom

Aan het Witte Gras vecht een woeste man met zijn pas gekochte kerstboom, voet op de pot.
Hij trekt de boom recht, maar deze sputtert fel tegen, de man trekt, de boom geeft niet af en in ware Tatiaanse stijl gaat hij in de clinch met de koppige spar.
De strijd is ongelijk, de arme boom zit gevangen in de pot, de koper wint het pleit en de boom berust in zijn lot : rechtopstaand in een te smalle pot, de wortels gekneld en gekneusd, straks behangen met gloeiende lichtjes, de takken zwaar belast met porseleinen figuurtjes.
Vergeten drinken te geven en na een maand afzien wacht de brandstapel : men zou voor minder tegenpruttelen.

donderdag 2 december 2010

woensdag 1 december 2010

Op zoek naar Manneke Pis

De man kwam helemaal uit het verre Azië en had tijdens een volksdansfestival kennis gemaakt met vlaamse folkloristen. Hij maakte een reis door Centraal-Europa en zijn vrienden hadden Brussel een halve dag toebedeeld. Grote Markt, Manneke Pis, de Beenhouwersstraat, als er tijd over was het Atomium, meer was er niet te zien. Dan naar Brugge, Parijs, Keulen, Berlijn, die kregen meer dan een halve dag.

Toen hij die halve dag arriveerde in het Centraal nam hij per vergissing de verkeerde uitgang en belandde pardoes in de Ravensteingalerij. Dit boeide hem meteen want hij hield erg veel van de fifties en de Expo-stijl.
Aan het eind van de passage stond hij oog in oog met de Art Decotempel van de Brusselse architect Horta.
Alleen maar uit nieuwsgierigheid ging hij binnen want ook architectuur was één van zijn vele dada's. Hij dwaalde met open mond door de Bozar en belandde alzo in de wonderbaarlijke Europalia-expo over China, waar hij lange tijd vertoefde.
Bij het buitenkomen verbaasde hij zich dat hij zijn halve dag reeds had opgebruikt, had hij zijn tijd 'verloren' of  'gewonnen' ? Hij dacht het laatste en besloot daarom om dan maar een dag in Brussel te blijven.
Tijd genoeg, dus dook hij de Bozarshop in en snuisterde lange tijd in de kunstboeken, verrukt over het duizelingwekkend aanbod klassieke CD's aldaar. Was dit ook niet het huis waar het wereldvermaarde concours Koningin Elisabeth doorging ?
Het werd stilaan vroeg namiddag en hij noteerde de Bozar in zijn agenda met stip. Voor als hij terugkwam.
Hogerop dan maar, nog steeds op zoek naar Manneke Pis. Bij het nemen van de bocht naar de Kunstberg stootte hij op een affiche en spandoek van Magritte, één van zijn lievelingsschilders.
Het verwonderde hem dat zijn Vlaamse vrienden nooit over Magritte hadden gepraat, laat staan over het bestaan van een heus museum van deze man. Hij wilde meteen naar binnen maar werd afgeleid door het Jugendstilpaleis links van hem. Zonder na te denken werd hij naar binnengezogen, bekeek de majestueuze hall en liet zich weerloos naar boven brengen tot in het restaurant, waar hij een kleinigheid nuttigde, maar niet uitgekeken raakte over het stadslandschap.
Snel naar Magritte, verbluft kwam hij buiten, het was al 17u, zou hij Manneke Pis nog halen, misschien sloot die om 18u ?
Hij besloot nog een dag langer te blijven. Dan volgden het Museum voor Schone Kunsten, de Belvue, het Justitiepaleis, de Marollen, de Vlooiemarkt. En hij besloot een week te blijven.
Het Jubelpark, de squares, het Hortahuis in Sint-Gillis, de markt van Molenbeek, de Zuidmarkt, de Ijskelders in Kuregem, Tour & Taxis. En hij besloot veertien dagen te blijven.
Hij had ondertussen het bestaan vernomen van de Filigranes, die zelfs op zondag open waren, passeerde in de Ateliers Mommen, ontdekte in die buurt het Jazzstation. De Nova en de Cinematek moest hij nog bezoeken, hij spendeerde een ganse week aan cinemabezoeken en leerde alzo de Sint-Hubertusgalerijen kennen en de Tropismes. 's Avonds proefde hij van de vele restaurants en de cafés waar altijd een gezellige ambiance heerste, vooral rond het St-Kathelijneplein. Via de stripmuren was het maar een stapje naar het Beeldverhalenmuseum : drie vliegen in één klap, prachtig huis, mooi museum, heerlijke stripwinkel, hij spendeerde teveel geld aan een ganse verzameling Kuifjes.
En hij besloot drie weken langer te blijven. Hij verdwaalde in het Zoniënwoud, bezocht de Botanique, ging picknicken in het Josaphat. Bezocht theatervoorstellingen in het Kaai en de KVS, makkelijk te volgen met de Engelse boventiteling, bewonderde de eindejaarsvoorstellingen van de Brusselse dansschool Parts.
Hij passeerde nog in de Hoog- en Blaesstraat met zijn tientallen brico-winkels : wat een weelde, hoe exotisch vond hij dit alles, al die grote hoge kasten, oude piano's, barkrukjes, al die prullerijen.
Ondertussen waren de festivals begonnen : haast iedere week. Jazzfestivals, Couleur café, filmfestivals, de Boterhammen, 11 juli met die leuke gele vlaggetjes, die je zomaar gratis kreeg. Wat een vrijgevig volk zijn die Belgen toch.
Nog steeds was hij niet bij Manneke Pis geraakt.

Uiteindelijk vertelde hij zijn Vlaamse vrienden dat hij in Brussel bleef wonen.
Dat verbaasde hen zeer.
"Jaja," zeiden ze, "maar zijt ge al in Kuregem of Molenbeek geweest ?"
"Neen," zei de Thai, "daar heb ik nog geen tijd voor gehad."
"En Manneke Pis ?" vroegen ze nog.
"Nooit gevonden."