dinsdag 30 november 2010

Stadsbrief : longontsteking aan de bushalte

Beste Bruksel,
Gebruikers van het openbaar vervoer in uw stad ?
Moedige mensen en vooral sterke mensen.
Ik zou u willen wijzen op het verschijnsel van de tochtbushokjes.
Het stoort mij absoluut niet dat ik soms wat langer moet wachten, een mens heeft altijd wat te lezen of te schrijven, daarover zeur ik niet.
Wat mij stoort is dat je bij iedere wachtbeurt gegarandeerd een longontsteking cadeau krijgt nadat je de helft van je documenten of tijdschrift hebt moeten prijsgeven aan de weergoden.
Aan wind kan je voorlopig niks doen, dat is je vergeven, al ben je ook bedreven in het verkopen van gebakken lucht, maar terzake.
Wat er wél kan is het plaatsen van een tochtvrije en droge schuilplaats voor de moedige Stibgebruikers.

Ik geef maar drie plaatsen waar je terstond mag worden afgevoerd als je een kwartier op de tram wacht :
De Brouckère, Louizalaan of de valse tocht aan Metro Pannenhuis.
Een beetje architect moet daar toch makkelijk wat op vinden zodat uw klanten comfortabeler kunnen wachten.
Of zijn mensen die het openbaar vervoer gebruiken vuil van de straat ?

Je, Pacha Kroet.

zaterdag 27 november 2010

Een Brusselaar in Holland

De Hollandse dichter en straatloper Bernd Ebbo Visser vond één van mijn stukjes zo mooi dat hij de titel ervan meteen ook aan zijn bundel schonk. Hij zette mijn stukje eveneens in de bundel, naast werk van Nederlandse, Surinaamse en Zuidafrikaanse dichters, schrijvers en muzikanten.
Het boek ‘De Onbestemmelingen’ gaat uitsluitend over het ‘straatleven’ en werd verleden week in Arnhem voorgesteld. De inleiding werd geschreven door Gerrit Komrij. Er is nog een groots benefiet gepland in december. De column ‘De Onbestemmelingen’ werd door mij gepost op de site van Brusselblogt.be, de 16de februari van dit jaar.

U kan de bundel ‘De onbestemmelingen’ bestellen bij uitgeverij Kontrast in Nederland, de opbrengst gaat integraal – en dat is héél mooi – naar ‘schrijven met daklozen’, initiatieven van straatkranten in Zuid-Afrika en Nederland.
Hetrijkderzinnekes en de verhalen over Brussel worden dus ook gelezen in Nederland en binnenkort ook in Suriname en Zuid-Afrika : en dit vind ek zwierig plezant.

donderdag 25 november 2010

Gespot : De Beerputspray

Aan halte Anneessens stapt een sjofele zwerver op tram Vier die meteen véél ruimte krijgt.
Hij stinkt uren in de wind, een afschuwelijke geur.
De man heeft zich sinds zijn ontstaan nooit meer gewassen en draagt voorzeker al decennia lang dezelfde boven- en onderkledij.
Dat geeft onwelriekende dampen af op een volle tram.

Ik leer eruit dat het eten van look en het zich niet wassen zorgt voor een rustige zitplaats op tram of bus.
Misschien moet ik eens een tijdelijke beerputspray proberen die ik kan opwekken bij het bestijgen en wissen bij het verlaten van de tram.
Een gat in de markt, zeg maar.

dinsdag 23 november 2010

Het Grote Sprookjesbos

Opa heeft een grijze ringbaard en een geruite pet, hij is een gedreven bestuurslid bij het Davidsfonds.
Oma is wat molliger, maar sportief en speels. Hun vier kleinkinderen zijn bedeesd maar hoe dieper we het woud binnendringen hoe meer ze ontbolsteren en hun schrille stemmetjes verheffen.
De oude tram 44 kraakt, een eekhoorntje springt verschrikt op een hoge stam, de goudbruine kleuren van een winderig bos in het najaar.
Dwars door het Zoniënwoud slingert het trammetje zich een weg, onderweg naar de Grote Afrikaanse Verhalen.

Grootva kan het niet laten, ook al is het herfstvakantie - "Met hoeveel zijn wij ? Hoeveel is 4 + 2 ?" vraagt hij aan de kleinste. De man heeft ongetwijfeld heelder colonnes addergebroed de tafels van vermenigvuldiging ingeramd en weet dat alleen Spartaanse drill loont. Hij is milder voor zijn nakomelingen, maar wel waakzaam.
Oma daarentegen heeft een heel andere aanpak, wijst naar de bomen, verzint terplaatse sprookjesfiguren.
"Kijk, over dat bruggetje gaat Roodkapje het bos in." De kinderen glunderen.
Hij geniet, maar wil het evenwicht bewaren : een educatieve uitstap zegmaar. Zij was kleuterleidster, maar de oudste kinderen zitten al een eind in de lagere school, dan is er meer nodig dan wat verhaaltjes.

Aan de vijvers van Woluwe glinstert het water in een milde zon.
Afrika wenkt. Met een heel klein beetje verbeelding zitten daar vissers aan de Grote Meren. Het verbaast mij dat oma die open doelkans onbenut laat.
Onderwijl maakt opa de kinderen attent op het werk van de boswachter, het rooien van het bos, de noodzaak van het snoeien. Onderwijzer op rust en een roeping als volksverheffer bij het Davidsfonds, dat is niet altijd een gelukkige mix. De kinderen luisteren uit beleefdheid maar loensen naar oma.
Wonderlijke verhalen weet zij te spinnen rond omgevallen bomen, kabouters kruipen uit smalle spleten.
In de kruin van een hoge beuk landt een pikzwarte raaf met een boodschap aan de Kinderen van het Woud.
Heel even klapwiekt de vogel.

Opa geeft het op en kijkt naar buiten.
Het is altijd mooi in een bos maar een herfstbos straalt tegelijk droefheid en verval uit en de komst van het nieuwe leven. De overgang van oud naar jong : net als de grootouders en hun prille gewas.
Ik wenste dat er herten kwamen snuffelen aan het venster als we halt houden aan halte Ravenstein.
Loopt daar geen roedel bruine wolven ? Ze meten zich met de tram, als een troep Noordamerikaanse Indianen uit de Far West films die een trein achtervolgen.

Als we aankomen zijn de kinderen ontgoocheld.
Oma heeft door haar vertelkunsten een anticlimax veroorzaakt bij de ingang van de Afrikatempel : het hoeft niet meer.
"Gaan we terug met de tram rijden ?" vraagt de kleinste.
"Straks," zegt opa, "eerst gaan we wandelen door de geschiedenis van Kongo."
Dat is een mooi verkeerd antwoord van een bestuurslid van het Davidsfonds aan een hongerig kindermondje.
Alle vier kijken ze heel teleurgesteld.
Straks is het donker, dan slapen de kabouters, Roodkapje is allang terug het bruggetje over, Sneeuwitje zal niet meer staan wuiven aan de Drève des Brûlés, vervlogen de geur van het Peperkoekenhuisje.
De Goede Fee onderweg naar Het land van Ooit.
Oma heeft het meteen begrepen en twijfelt maar het Davidsfonds marcheert al gezwind door het grote hek naar binnen.

zondag 21 november 2010

Stadsbrief : Kerstmis of Karnaval ?

Beste Bruksel,
Welgeteld op 20 november begint het Kerstgebeuren in uw binnenstad.
Ploef ! Daar wordt de Kerststal al opgesteld, de kerstboom in het midden van de Grote Markt neergeploft, de houten cabanes in gereedheid gebracht.
Hoezo, vraagt een klein baasje, komt Sinterklaas niet vantjaar ?
De Goede Man maakt pas binnen 16 dagen zijn opwachting maar daar wacht de commerciële spirit van het stadsbestuur niet op.
De Kerstfoor brengt meer op, wellicht dit jaar opnieuw met de zegen en het licht van Electrabel.
Die verkopen dit als een vriendelijke geste aan de Brusselse bevolking terwijl ze ondertussen amper belastingen betalen op hun mega-winsten. Ze geven wel veel licht maar schijn bedriegt.

Op die lompe manier fnuikt men niet alleen de kinderlijke verbeelding maar verneukt men tegelijk de hele kerstperiode met een wanstaltige Winterfoor die meer dan een maand te vroeg door onze neus wordt geboord.

Misschien kan u volgend jaar al meteen na het bloementapijt het bedje spreiden voor de Ker(st)mismarkt ?
Ik bereid mij nu al met plaatsvervangende schaamte voor op de verklede modepoppen in de stal : wat mij betreft mag u die gerust laten staan tot en met eind februari : ze zouden absoluut niet misstaan in een carnavalsoptocht.

Je, Pacha Kroet.

vrijdag 19 november 2010

Gespot : Drie Heren van Stand

Drie keurige heren, middertigers, wandelen door de Onze-Lieve-Vrouw-van-Vaak.
Ze hebben net hun middaglunch in de Manufacture achter de kiezen.
Onberispelijke kostuums, gebloemde cravattes, strak geknoopt.
Een lichte odeur, gladgeschoren, welbespraakt.

Twee van de drie hebben een geschonden gezicht : blauwe ogen, een gekloven lip, gekneusde kaak.
Ze zijn zwaar in de clinch geraakt na een avondje stappen met de collegae. Drank transformeert nogal vaak
schone meneren en manieren.
In de donkere cafés van de Ravensteingalerij is één en ander uit de hand gelopen en geëindigd in een vuistgevecht. Jaloezie, afgunst, naast een postje gepakt.
Ongetwijfeld is ook hun schoon kostuum daardoor zwaar verkreukeld en bevlekt geraakt.
Geen nood : de kleerkast is diep genoeg.

Achter de façade van het tweedelige pak verbergt zich de hypocrisie van de kleine bourgeois.
De kleren maken de man but you can't hide a dirty face.

woensdag 17 november 2010

Het Oude Dorp

"En ? Niet teveel last met de 'allochtone vreemdelingen' ? vraagt een bezorgde oudtante.
Ze heeft nooit mijn verhuis naar Brussel begrepen, is heel ongerust, weet bijgod niet wat ik daar loop te zoeken.
Aalst, Ninove, Dendermonde, Gent desnoods, daar had ze nog kunnen inkomen, maar toch niet het vermadelijde Brussel.
"Kom maar op tijd op bezoek," zegt ze, alsof ik hoognodig moet bijtanken, ontluizen, vergroenen.
Ze kent Brussel van de TV, de rellen in Molenbeek, de razzia's in Kuregem, de Albanese maffia in Schaarbeek.
"Ochgotteke manneke, en daar woont gij tussen."
"De zwarten zijn nog beter dan die Arabieren, die negers hier in de straat, die soigneren hun kinderen goed en ze zeggen altijd goeiedag. Zijn er zwarten in uw straat ?"

Ik laat ze vertellen, Brussel is voor haar al lang een verloren verhaal.
Ooit was het daar beter, dan kon ge gerust een koffie gaan drinken in Café de la Bourse of in de rue Neuve.
De mensen spraken er nog vlaams en er waren nog geen vreemdelingen.
Ge kon uw sacoche laten staan als ge naar het toilet ging, dat moet ge nu niet meer proberen.
Ze weet dat allemaal van horen vertellen en van de 'televies'.
"Daar gaan ze toch niet liegen ?"
Soms vraagt ze heel nadrukkelijk, want haar geboortegrond is haar heilig : "Wat is daar dan beter dan hier jongen ?"
"Ge gaat u daar toch niet laten begraven ?"
"En al die ambras, 't was gisteren nog op VTM."
Ze moet niet weten van mijn verhaal en vertelt van haar neef bij wie ze hebben ingebroken in zijn wagen, in de "volle" dag. "Ze trekken zich van niets nog iets aan."

De "volle" dag is bijna om in mijn geboortedorp.
Het wordt er veel vlugger donker.
Als ik terug rijd, nog vroeg in de avond, zijn de straten van mijn dorp leeg en troosteloos, haast somber.
Veel winkels en cafés staan te huur. Iemand laat zijn hondje uit, een verwaaide gazet.
Het enige restaurant op de straat is gesloten, het hek aan het bos is dicht.

Wat doet een mens 's avonds in zo'n dorp ?
Hij rijdt naar de stad.

vrijdag 12 november 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Hoelang mag en kan men een straat barricaderen voor een kleine werf ?
Al meer dan een jaar wordt vooraan in de Kartuizersstraat bijna vijfentwintig meter voetpad en de helft van de straat prijsgegeven voor de renovatie van de Greenwich.

Het is hinderlijk, adominabel voor de look van de straat maar bovendien heel gevaarlijk want ook het trottoir wordt helemaal afgezet.
Stel u voor dat de andere cafés of restaurants hetzelfde zouden doen de komende jaren, gedurende één zo lange tijd : men mag een kruis maken over de Kartuizers.
Hoelang mag men een straat gijzelen ?

Alle respect voor een werf : ik heb er ook één gehad maar altijd in respect voor het straatbeeld en de passanten.
Akkoord : de Greenwich is een Instituut, maar ik ben ook een Instituut : ik eis mijn straat terug.

Je, Pacha Kroet.

woensdag 10 november 2010

Gespot : De Blauwe Kousen

De vrouw met de helblauwe kousen en het blonde haar leest een boek op de tram.
Ze kijk ogenschijnlijk naar het boek maar loenst onderwijl om zich ervan te vergewissen dat iedereen naar haar kijkt. Onmerkbaar voor ongeoefende waarnemers.
Er is evenwel niemand die kijkt en dus sluit ze het boek en gaat zelf op onderzoek.

Ze kijkt even naar mij maar ik doe alsof ik verdiept ben in een dik boek.
Hoe meer ik niet kijk hoe meer zij kijkt om mijn aandacht te trekken.
Dat is een oude truc : wie negeert wordt begeerd.
Zie de oude parabel in de Bijbel over het verloren schaap. Hordes volgelingen laat men ongemoeid, één verloren schaap : daar wordt naar omgekeken. Het ongehoorzame, ongeïnteresseerde, onwillige schepsel, daarvoor wordt alle hens aan dek geroepen.
Ik hoef geen blauwe kousen : ik ken mijn klassiekers.

zondag 7 november 2010

Mijn Homovriendje

Ik passeer ze alle dagen, de soms nog piepjonge studentjes, onderweg naar het Bloemenhof. Sommige nog met één voet in de middelbare school, nog wat onwennig in hun grijze fors dichtgesnoerde regenjasjes.
Of omgekeerd met een gespeelde zelfzekere pose alsof de stad al helemaal aan hun voeten ligt.

Veel meisjes en jongens die hengelen naar aandacht.
Ze lopen naast de jongen van hun dromen als een verliefd bakvisje, de ogen wijdopen, gespeeld verwonderd : "Allé, is dat waar ?".. altijd vriendelijk, luidop lachend als hij iets vertelt, immer aandachtig.
Soms lopen ze bijna voor zijn voeten om zijn aandacht niet te verliezen.
Het gebeurt dat ze hem moeten delen met een rivale, een serpent, net iets knapper maar minder schrander.
Zij reageert dan wat gevatter, antwoordt raker en sneller, ze moet een tandje bijsteken.
Bij sommige koppeltjes zie je meteen dat het nooit iets zal worden. De jongen onderkoeld, het meisje overenthousiast, dat is een gat dat men niet dicht rijdt.
Ofwel is de jongen teveel charmeur, teveel maniertjes, overgalant, zij heeft dit snel door, vindt hem maar een snoeshaan maar gedoogt hem want ze zitten in hetzelfde jaar. Zij blijft beleefd maar laat de avances aan zich voorbijgaan.
Ofwel is het meisje gewoon te dik en de jongen te rank. Leuk om mee te babbelen, denkt hij dan.
Zij heeft andere verwachtingen.
Soms zijn de signalen te nadrukkelijk, genant bijna, dat wordt een afknapper.
Véél energie nog vóor de schoolbel gaat.

Eén jongen springt eruit, een volbloed nicht, altijd omringd door horden meisjes.
Hij is blits gekleed, heeft een goed voorkomen, kan voortreffelijk overweg met het vrouwvolk.
Alles aan hem is vrouwelijk, zijn houding, pose, kleurrijk en modieus, sierlijk danst hij over straat.
De meisjes zijn gek op hem, ze hoeven niks te bewijzen, niks gespeelde verwondering of wijdopen ogen, ze zijn heel natuurlijk, lachen ongegeneerd, plagen hem af en toe.
Ze zien ook wel leuke jongens, maar geen enkele kan zo goed luisteren dan hij.
Geen enkele voelt hen zo goed aan, zit zo perfect op hun golflengte.

Een homovriendje kan je delen met al je vriendinnen, nergens een zweem van jaloersheid.
Bovendien kan niemand hem van je afpakken.

vrijdag 5 november 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Er zijn stilaan al zoveel Ramblassen in Brussel als er bollen zijn aan het atomium.
Over het geslaagde en de originaliteit ervan laat ik me niet uit, maar als er toch een Ramblas wordt getrokken, werk hem dan af.

Wat is het nut van de wandeldreef tussen het Centraal Station en de Nationale Bank, welke daar, zomaar in the middle of nowhere abrupt ophoudt te bestaan ?
Geen geld meer voorhanden ? Architect zonder inspiratie ? Komen we op het grondgebied van een andere gemeente ?

Waarom deze promenade niet doortrekken tot aan de Botanique met een zware aftakking naar het Beeldverhalencentrum, waar men via een rijkelijk versierde striptrap afdaalt naar de Zandstraat.
Wat een gemiste kansen.

Indien wel, kunnen toeristen en bezoekers via een gezellige wandeling rechtstreeks van het station naar het Stripmuseum of tot aan de Botanique.
Zó simpel, zo vanzelfsprekend, dat het onwaarschijnlijk is dat daar niemand aan denkt in de kabinetten van het stadhuis.


Immer bereid om een handje toe te steken,
Je, Pacha Kroet.

donderdag 4 november 2010

woensdag 3 november 2010

Gespot

4 november, 22u17.
Vóór mij op de Van Volxem rijdt een blonde jongeman op een bleke citybike, gekleed in een dunne T-shirt en lange short. Het is volop herfst, hij rijdt vrolijk.
Net als het dwarrelen van de bladeren begint hij plots zigzag te rijden en valt tegen het asfalt, zij het heel bruusk en met een ferme smak.
Een zware val, maar hij staat meteen op en steekt zijn beide duimen omhoog : alles OK.
"Sorry, ik ben een beetje zat."
Ik hoef hem niet op te rapen, "misschien ga je beter tevoet verder, dat lijkt me veiliger".
Hij beaamt door nogmaals zijn beide duimen omhoog te steken en me te bedanken.

Verleden week een clochard die me een fijne week toewenste, ook al gaf ik hem geen rooie duit.
Gisteren een zwerver die zijn plaats afstond op het perron aan een jonge moeder met kind.
Vandaag een beleefde dronkeling die zich excuseert.
We gaan er heel erg op vooruit in deze stad.