donderdag 23 januari 2014

Afzien



Op het Martelarenplein zegt een jongen tegen een meisje, er staat een nieuwe toren aan Tour & Taxis.
Ohja, zegt zij, van wat ? - 'k weet nie, zegt hij.
Dan gaan ze een huuraffiche bestuderen. 9oo euro, dat is een bom geld.
Er zijn ook nog de lasten, zegt het gekleurde meisje. En eten en drinken, zegt de jongen van de Nieuwe Toren.
Er is hier nooit volk, het is hier vreselijk rustig, zegt zij.
Ik wil hier niet wonen, te weinig volk, beaamt hij.
Dan gaan ze op een bank zitten. Er zitten nog drie andere koppeltjes.
Het lange meisje zit op schoot bij haar verlegen vriend, ze neemt een selfie.
Dat doen het meisje en de jongen van de Nieuwe Toren ook, maar niet op schoot. Ze lachen uitbundig zoals het hoort bij een fotoshoot.
Ze kijken naar de andere banken. Ze lachen allemaal, de verliefden, alles mag nog beginnen.
Ze lachen ook zomaar, de jongen en het meisje.
Het stelletje op de trappen van de Martelaren lezen mekaar berichtjes.
Ze kijken ieder apart, het gekleurde meisje en de jongen.
Dan nemen ze hun smartphones, tokkelen wat, hij toont haar zijn short messages.
Ze lachen opnieuw en kijken dan weer naar de verliefden.
Ze zijn amper veertien.
Leren leven is afzien.

woensdag 15 januari 2014

De Blitzkrieg



Ogenblikkelijk wordt de 4 bestormd en gelijk bezet.
Blitzkrieg bij volle dag.
Ik klim hier op, zegt het blonde meisje en pardoes zit ze op het verhoog achter een houterige jongeman die de krant leest. Hij kijkt wat verstoord achterom maar laat zich meteen verwurmen.
Schoon hé mijnheer, al is het onduidelijk wat ze daarmee bedoelt, net zoals voor de man, verdiept in Le Soir. Haar spontaniteit maakt het allemaal volstrekt overbodig.
De drie anderen blijven liever rechtstaan, ook al is er plaats zat.
Ze lachen als de tram een onverhoedse beweging maakt als zaten ze op de Foor.
Ik ga drukken, ik ga drukken ! roept een jongetje, waarvan ik vermoed dat het broertje zou kunnen zijn.
Er zijn dan nog een jongetje en een meisje waarvan ik veronderstel dat ze ook een broertje en zusje zijn.
Het jongetje duwt op de blauwe knop, ook al volstrekt overbodig want niemand stapt in of uit.
Zo is er veel ogenschijnlijk overbodig op de rit tussen Rogier en Zuid, rechtstaan terwijl er overal lege zetels zijn, klimmen op een verhoog, deuren openen, jasje open en dicht, weer open, zigzag lopen, toch even zitten, meteen weer opstaan, op mekaars schoot gaan zitten en nog een broertje er bovenop.

Totaal overbodig op een woensdagochtend als mensen keurig in het pak onderweg zijn naar kantoor, stipt en voornaam, verdiept in de krant, de e-reader of gewoon wat suf voor zich uitkijken.
Even maar een lichtflits, net vóór we het Zuid binnenrijden, een flard zon lijkt het wel.
Ohja, dan was er ook nog een lange man, jong en sportief, hij zweeg de ganse tijd, keek alleen maar, lachte af en toe, niet uitbundig maar gewoon genoeglijk. Liet het overbodige gewoon gebeuren.
Alleen in het Zuid zei hij heel zacht we zijn er jongens.
En dan wordt het helemaal stil op de Vier.








vrijdag 10 januari 2014

Zwijgen is goud



Op geen enkel moment een kramp.
Nooit een verstrooide blik, geen teken, geen oogopslag ontgaat haar.
Ze drinkt zijn woorden met mondjesmaat, niet gulzig, niet gretig - bedaard en sereen.
Ondanks de grote ijver lijkt alles ontspannen, open, ontvankelijk.
Heel soms een glimlach, nooit overdone, enkel als het er werkelijk toe doet.
Alles is waarachtig. De open blik, heel even een knik, ze beaamt, soms parafraseert ze, enkel om zich ervan te vergewissen dat ze het goed begrepen heeft.
Net door deze pose is er de zorg bij hem om zijn verhaal langzaam, zorgvuldig, gestoffeerd te ontwikkelen.
Hij vertelt breed, traag, gekruid met de nodige nuances en de juiste onderbrekingen.
Dan wikt en weegt hij bedachtzaam zijn woorden. Alles lijkt geconcipieerd, maar dat is onzin.
Evenmin is het roekeloos of driest. Gewoon vanzelfsprekend, het verhaal groeit, wint aan diepte, warmte en reliëf.
Geen onvertogen woord, geen stemverheffing, nooit geforceerd.

Dan vertelt zij met dezelfde ijver waarmee ze luisterde.
En hij, hij ook neemt alle tijd. Knikt, beaamt, parafraseert alsof ze ter plekke een helder kunstwerk creëren.
Dan nemen ze afscheid, kus op de wang.
Geen splinter opgevangen op het perron van de 4 aan Lemonnier, ongemeen boeiend gesprek.










vrijdag 3 januari 2014

Tussen Centraal en Aalst




Een man in zwarte anorak met Danny Buck kapsel kijkt verveeld naar het bagagerek.
Het is leeg, net als zijn blik na een lange dag gapen achter een ongezonde Apple.
Heeft em een ander ?
Bah neen, hij wil niet gebonden zijn hé.
't Is geene man om los te lopen.
De andere knikt.
Hij kan niet zonder een sterke hand, zegt de ex opnieuw.
Ik had supergoeie invloed op hem, maar ja, hij was gebonden zei em.
Ik moest hem loslaten, was ik ook weer vrij, dat was zijne uitleg.
Ge ziet waar em nu uitkomt..
De vriendin van de invloedrijke luistert, nieuwsgierig geïnteresseerd.
Ik wist hoever hij mocht gaan, in zijne praat en met zijne drank. Ik had daar pak op.

Een man en een vrouw in de andere hoek overlopen hun dag.
Problemen in de Marketing en de 'PMP'.
't Is nen Algerijn, zegt hij plots.
Het nieuwe afdelingshoofd bij de boekhouding.
Ze pakken alles af, zegt de vrouw.
Naast haar zit een man, hij leest geconcentreerd, regel na regel, de handleiding van zijn nieuw fototoestel alsof hij zich verdiept in de Broers Karamazov. Laat zich door niets of niemand van de wijs brengen.
Een ander meisje belt naar haar vriendin, zangerig, muisstil.
Het doet pijn om haar niet te horen.
Een zwart meisje in dezelfde wagon eet zoute koekjes, de één na de ander.
De man die zich ingraaft in de Canon kijkt even op, lichtjes dromerig, alsof een passage moet rijpen.
Dan verdiept hij zich weer in de werking van de sluiterknop.

'k Zie hem nog, bekanst ieder weekend in de Bierboom. Hij zit weer in slechte compagnie, moet het zelf weten.
Houden van, als zorgen voor.
Trek het nu niet aan, g'hebt uw plicht gedaan.
Ik zwijg.
Voel mij niet aangesproken tussen Centraal en Aalst.
Ongebonden, volbloed Belg, pak niemand iets af.
Ze merken het aan mijn raadselachtige glimlach.
De invloedrijke kijkt met troebele blik naar het landschap.
Monstert mij heel vluchtig.
‘Geene pak op’, zie ik ze denken. Dan kijkt ze weer naar buiten.
Alleen een koe in de natte wei heft even haar kop.

Je ziet ze blaren.