Twee blinde meisjes misleiden mekaar, zij aan zij in de
passage tussen de Prêt à Porter, Kruidvat
en Di aan de Belgica. Bij de
Delhaize willen ze schuifelend binnen gaan via de uitgang, c’est un peu plus loin, zeg ik. Merci,
zegt het zwaarlijvige meisje, ze lopen gearmd, één witte stok volstaat.
Een donkere man speelt gezwind accordeon. Hij zit aan het
café Zonder Naam. Het moet een zigeuner zijn uit een land waar men bohémiens
liever kwijt dan rijk is.
Verrukkelijke muziek, waardoor het al vroeg lente lijkt. Hij
legt bekoorlijke accenten, zijn vingers dansen over het klavier, hij grijnst
erbij, zij het vriendelijk. Een muzikant om den brode maar hij speelt met zijn
hart. Ik geef hem één euro, ik weet niet of dit veel of weinig is. Tu joues bien, de man knikt vriendelijk,
ik vermoed dat hij mij begrijpt maar niet verstaat.
Een halve klas, waarbij vooral de logge meisjes opvallen,
eet McDonalds. Ze nemen een selfie, maar moeten dringen, vooral de meisjes
giechelen, de jongens blijven stoer. Niemand valt uit zijn rol. De lucht is
lichtblauw, het is eerder fris dan koud.
Een strenge Spaanse op leeftijd passeert. Haar man is haar
verleden week ontvallen ofwel vijftien jaar geleden, je weet het nooit bij
Zuiderse weduwen. Ik vermoed heel onlangs, ze mist houvast. Ze passeert de
muzikant, schijnbaar onverschillig, dan graaft ze in haar geldtas en keert
terug. Ze legt meer dan één euro in het goudbruine koffiebekertje. Ze knikt
kort, hij glimlacht, ik weet zeker dat ze mekaar begrijpen en verstaan.
Eenzame zielen, sprakeloos gebaar. Eén oogopslag volstaat,
zelfs blinden zouden het herkennen.