maandag 2 maart 2015

De Lieve Bedelaar


Je gaat er achteloos aan voorbij. Een akelige gewenning zoals de geur van olie en gas in een smalle straat of een kat die braakt in een donkere spleet.
Ruw en ongeschoren, blote buik. Cara en nicotine, te dunne gescheurde anorak, ligt hij geplakt tegen de reling van de ondergrondse aan de Beurs. Een everyday’s schooier waar je elke dag over struikelt op iedere hoek van de Brusselse binnenstad.

In de rauwe grimmigheid openbaart zich onverhoeds het kind in de man. Iets ontwaakt in zijn diepe slaap. De schooier krijgt zowaar iets teder, breekbaar, fragiel. Je wilt hem haast koesteren, omarmen, beschermen tegen de Grote Boze Wereld en de donkere nacht.
Zijn lompe vuige lijf, een foetus gelijk.
In zijn volkomen roes toont hij onbeschaamd zijn honger naar geborgenheid. Als een hulpeloze baby ligt hij, duim lurkend in de mond, ineen gekrompen in de wieg.

Het leven zoals het is, of was, of nooit had moeten zijn.

Geen opmerkingen :

Een reactie posten