Je gaat er achteloos aan voorbij. Een akelige gewenning
zoals de geur van olie en gas in een smalle straat of een kat die braakt in een
donkere spleet.
Ruw en ongeschoren, blote buik. Cara en nicotine, te dunne
gescheurde anorak, ligt hij geplakt tegen de reling van de ondergrondse aan de
Beurs. Een everyday’s schooier waar
je elke dag over struikelt op iedere hoek van de Brusselse binnenstad.
In de rauwe grimmigheid openbaart zich onverhoeds het kind
in de man. Iets ontwaakt in zijn diepe slaap. De schooier krijgt zowaar iets
teder, breekbaar, fragiel. Je wilt hem haast koesteren, omarmen, beschermen
tegen de Grote Boze Wereld en de donkere nacht.
Zijn lompe vuige lijf, een foetus gelijk.
In zijn volkomen roes toont hij onbeschaamd zijn honger naar
geborgenheid. Als een hulpeloze baby ligt hij, duim lurkend in de mond, ineen
gekrompen in de wieg.
Het leven zoals het is, of was, of nooit had moeten zijn.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten