Mama sms’t dat ze
liever alleen wil zijn, ze wil ruimte voor zichzelf, zegt ze.
Ze zegt het mistroostig tegen haar papa, op de tram, nu niet
meer onderweg naar mama. Ik hoor hem vloeken in het mobieltje, wellicht gevolgd
door nog wat verwensingen. Ze slikt, dat ook nog erbij.
Van de drie is zij veruit meest matuur. Ze weet wanneer ze wat
tegen wie moet zeggen. Ze heeft het geleerd door de jaren heen, ze kent het
klappen van de zweep. Het is niet zozeer dat ze weet wat ze kan en mag zeggen,
het is veeleer de kunst van het zwijgen, op het juiste moment. Soms voelt ze
zich gedwongen om te liegen, uit bestwil. Als ze teveel vragen over één en
ander van de ander. Ook dat moet ze verstandig doen, liegen met klasse. Vaak
slingeren de ex-en het naar mekaars hoofd, haar versie moet kloppen, min of
meer.
Soms stond ze erbij, als ze mekaar verrot scholden, er
letterlijk tussen zelfs, werd ze gebruikt als pasmunt. Ook dat heeft ze
geleerd, afstand. Zware rugzak voor het frêle meisje, maar ze draagt hem
dapper, een kwestie van moed en moet. Ze masseert en zalft, geduldig, zo snel
kun je groot worden.
Terwijl ze hem hoort bulderen weet ze dat ze beter had
gezwegen, maar het zat haar even te hoog. Ze wil hem evenmin belasten, hij
heeft zijn avond met zijn buitenhuis wonende vriendin. Hij legt het uit, ik weet het papa, ik ga wel bij Celine, ik
moest er toch langs.
Ook dat is een leugentje, niemand belasten, niemand een
schuldgevoel geven, jaja, mmm, dag papa,
ze haakt in.
Er hangt een lichte smoor over de stad, de gouden koepel van
het Justitiepaleis is nog amper merkbaar. Het wordt weldra avond. Een vreemde
stilte op Tram 82, op dit uur tussen hond en wolf.
Ze kijkt naar buiten, naar het gewoel en de lichten op
straat, het meisje van veertien.
Uit haar kleurige handtas diept ze een
zilveren doos op. En een spiegeltje, ze wrijft haar gezicht proper, tranen zijn
er niet, ze is gehard. Dan begint ze zich te schminken.