Zij weet niks van voetbal of boksen. Ze is zot van de nieuwe
K3, dat ziet hij aan haar T-shirt.
De lucht is leigrijs, felle wind. Het zou herfst kunnen
zijn, ze zitten met hun rug naar het raam.
De camioneur en zijn dochter eten en zwijgen.
Hij kaal, fors, maar niet al te groot, kijkt stuurs opzij
over het hoofd van zijn dochtertje, in de leegte van het Carestel restaurant.
Ze is niet ouder dan tien. Met wollen kousen en zwarte
laarsjes, kijkt voor zich uit, wat verlegen en soms tersluiks naar haar stugge
vader. Ze weet evenmin wat zeggen. Vraagt nooit iets, hij, weet amper waar ze
school loopt.
Ahja, zegt hij
soms, als ze toch iets zegt over haar resultaten op school of een grappig
voorval met een vriendin. Ahja,
zonder op te kijken.
Hij vraagt het nooit, hij zegt niet goed of slecht. Ze
moeten het met mekaar doen, speling van het lot. Ze eet snel alsof ze liefst
weer gewoon naast hem kan zitten in de grote vrachtwagen, turend naar de brede
weg voor hen. Dit moment is het moeilijkste van de rit, het tegenover mekaar
zitten zwijgen, het zelfs niet zoeken naar elkaar.
Is al geen vlotte causeur, al helemaal niet met een meisje
van tien.
Heel soms als ze het niet ziet werpt hij een blik op haar.
Geen tedere, aarzelend, ook niet verachterlijk, gewoon onverschillig. Er is
geen liefde en geen belangstelling. Een oorveeg zou op zijn minst een uiting
zijn, het weze onvermogen, maar ze zou bestaan.
Dan ruimt hij af, zonder iets te zeggen, zij volgt gelaten,
ietwat schuw loopt ze achter hem, een schichtig hondje achter haar baasje.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten