zaterdag 4 april 2015

Kater

We moeten meer kleur in ons leven brengen, zegt het jonge onderwijzeresje en ze streelt even mijn gekleurde kraag. Mooi.

Het was september, volop zon, een kleurrijke speelplaats, uitgelaten kinderen. Alles was beloftevol, de nazomer, de exotische klas, de fonkelende vitrines, haar tanden zetten in al dat nieuwe, het jeukte en kriebelde tegelijk.
Een jonge merrie voor het eerst losgelaten in de ogenschijnlijk diepgroene stadsweide.

Het was nog lang geen nieuwjaar toen zich een nieuw meisje meldde. Ze leek uit een andere wereld te komen, hoe zeer ze ook probeerde bij het fragiele kind, ze stootte tegen een betonnen muur. Ze twijfelde : lag het aan haar ?
Rond nieuwjaar vier nieuwe kinderen, oorlogsgebied. Haast ongeletterd werden ze gedumpt, in de school in Hoog Brussel. Een kliekje werd het, die hoe klein ook, de klas zacht terroriseerde, en het fagriele meisje vond zowaar lotgenoten. Onhandelbaar, want geen taal, geen communicatie. Reacties van ongeruste ouders, kinderen die wenend thuis kwamen.
Er was het bekommerde schoolhoofd, handen vol, ze zag het gebeuren, al zo vaak, ze trachtte. Een dag heeft maar vierentwintig uur, voortdurend brandjes blussen, altijd maar weer hollen van de éne kleine crisis naar de andere.

Ik zag haar afglijden, het kleurrijke meisje, ze had zo graag gewild. Er waren niet alleen de nieuwe, ook de andere kinderen roerden zich, ze roken de angst. Ze waren niet altijd zo lief, vooral als de Juf moe bleek, beetje verstrooid. Het één triggerde het ander. De speelse uitgelaten koer werd lawaai, in plaats van te luisteren strafte ze, haast blindelings. Ze telde de uren, haast per minuut.

Dan bleef ze weg. Korte tijd, afstand. Ziek maar onduidelijk om de vinger op te leggen, ze wist het zelf niet zo goed. Angst om terug te keren. Dan toch, ze wilde niet opgeven, rug rechten, ze beefde lichtjes. Overmoedig, ze moest al snel weer afhaken, al na één dag.

Het kleurrijke meisje hoedde zich voor zwart wit denken. Daar wilde ze boven staan, maar toch. Weemoedig keek ze door het raam aan het Noord, voorbij de laatste miezerige koertjes, de achterbouw, de daken, het kanaal in Laken. Dan kwam ze tot rust.
Het leek alsof ze nu pas ontbolsterde, echt volwassen werd en op een vreemde manier mengde zich regen en zon, verdriet en een stil vermoeden van vreugde.

Geen opmerkingen :

Een reactie posten