Wat onhandig schuifelde hij tussen de rekken die
dinsdagmiddag.
Een hartelijke lentezon, strepen licht over de goedkope waren
van de ZigZag.
Zocht, maar wist niet wat, de blozende midveertiger. Hij was
niet knap, goedmoedig dat wel, hondstrouwe blik. Te platte neus, licht kalend,
let nog maar kort op zijn kledij, blauwe blazer, gestreept hemd, de nieuwe
broek iets te strak.
Zij was nog niet zo lang weduwe, verkeerde partner. Je moet
een fatsoenlijke tijd rouwen, maar zo jong was ze niet meer. Leek haar een
goede partij, altijd bij zijn moeder gewoond, hem ontvallen, ook sinds kort.
Bovendien goed geboerd, enig kind, en vooral trouw, braaf, onschuldig. Hij was
haar amper opgevallen, één van de vele grijze muizen op kantoor.
Toevallig naast mekaar in de kantine, hij bloosde, zoals
vaak. Maar ze vond een zekere rust bij hem, een verademing na haar uitgedoofd
en zielloos huwelijk, constant bedrogen.
Zij moest het zelf vragen, hij had geen ervaring, maar liet
zich gewillig leiden, iemand die belangstelling had. Hij was al snel verliefd,
dartel maar toch beheerst.
Iets in hem werd wakker wat hij nooit had gekend.
Het charmeerde haar, het was al zo lang geleden.
Het was niet eens haar type, ach, die fase was ze voorbij.
Misschien wat te zoet, onhandig, te volgzaam, maar net dat had ze altijd
ontbeerd.
Het licht in de ZigZag werd alsmaar feller, alsof er een
spot op hem werd gericht, het stoorde, hij bewoog zich liever in halfduister.
Nog lang drentelde hij over en weer, besluiteloos, op goed geluk : een zilveren
kaarsenhouder, felgekleurde diadeem en een ronde schminkdoos. Of ze het wilde
inpakken, vroeg hij schuchter, c’est pour
un cadeau. De verkoopster lachtte, ze kon hem zo lezen. Hield het kleinood
nog een poos vast, te opzichtig. Dan borg hij het op, fatsoeneerde zijn blazer,
een korte stop aan de vitrine van Sint Jan, zijn haar in de plooi. Een blik op
zijn polshorloge, mm, vinnige tred naar kantoor. Verlichte stap onder de
stralende zon.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten