Opa heeft een grijze ringbaard en een geruite pet, hij is een gedreven bestuurslid bij het Davidsfonds.
Oma is wat molliger, maar sportief en speels. Hun vier kleinkinderen zijn bedeesd maar hoe dieper we het woud binnendringen hoe meer ze ontbolsteren en hun schrille stemmetjes verheffen.
De oude tram 44 kraakt, een eekhoorntje springt verschrikt op een hoge stam, de goudbruine kleuren van een winderig bos in het najaar.
Dwars door het Zoniënwoud slingert het trammetje zich een weg, onderweg naar de Grote Afrikaanse Verhalen.
Grootva kan het niet laten, ook al is het herfstvakantie - "Met hoeveel zijn wij ? Hoeveel is 4 + 2 ?" vraagt hij aan de kleinste. De man heeft ongetwijfeld heelder colonnes addergebroed de tafels van vermenigvuldiging ingeramd en weet dat alleen Spartaanse drill loont. Hij is milder voor zijn nakomelingen, maar wel waakzaam.
Oma daarentegen heeft een heel andere aanpak, wijst naar de bomen, verzint terplaatse sprookjesfiguren.
"Kijk, over dat bruggetje gaat Roodkapje het bos in." De kinderen glunderen.
Hij geniet, maar wil het evenwicht bewaren : een educatieve uitstap zegmaar. Zij was kleuterleidster, maar de oudste kinderen zitten al een eind in de lagere school, dan is er meer nodig dan wat verhaaltjes.
Aan de vijvers van Woluwe glinstert het water in een milde zon.
Afrika wenkt. Met een heel klein beetje verbeelding zitten daar vissers aan de Grote Meren. Het verbaast mij dat oma die open doelkans onbenut laat.
Onderwijl maakt opa de kinderen attent op het werk van de boswachter, het rooien van het bos, de noodzaak van het snoeien. Onderwijzer op rust en een roeping als volksverheffer bij het Davidsfonds, dat is niet altijd een gelukkige mix. De kinderen luisteren uit beleefdheid maar loensen naar oma.
Wonderlijke verhalen weet zij te spinnen rond omgevallen bomen, kabouters kruipen uit smalle spleten.
In de kruin van een hoge beuk landt een pikzwarte raaf met een boodschap aan de Kinderen van het Woud.
Heel even klapwiekt de vogel.
Opa geeft het op en kijkt naar buiten.
Het is altijd mooi in een bos maar een herfstbos straalt tegelijk droefheid en verval uit en de komst van het nieuwe leven. De overgang van oud naar jong : net als de grootouders en hun prille gewas.
Ik wenste dat er herten kwamen snuffelen aan het venster als we halt houden aan halte Ravenstein.
Loopt daar geen roedel bruine wolven ? Ze meten zich met de tram, als een troep Noordamerikaanse Indianen uit de Far West films die een trein achtervolgen.
Als we aankomen zijn de kinderen ontgoocheld.
Oma heeft door haar vertelkunsten een anticlimax veroorzaakt bij de ingang van de Afrikatempel : het hoeft niet meer.
"Gaan we terug met de tram rijden ?" vraagt de kleinste.
"Straks," zegt opa, "eerst gaan we wandelen door de geschiedenis van Kongo."
Dat is een mooi verkeerd antwoord van een bestuurslid van het Davidsfonds aan een hongerig kindermondje.
Alle vier kijken ze heel teleurgesteld.
Straks is het donker, dan slapen de kabouters, Roodkapje is allang terug het bruggetje over, Sneeuwitje zal niet meer staan wuiven aan de Drève des Brûlés, vervlogen de geur van het Peperkoekenhuisje.
De Goede Fee onderweg naar Het land van Ooit.
Oma heeft het meteen begrepen en twijfelt maar het Davidsfonds marcheert al gezwind door het grote hek naar binnen.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten