In de Kazernestraat hangt het kind, vier hoog. Een blond meisje in een gebloemd jurkje.
Ze hangt aan een fijn koordje te bengelen, fragiel maar sterk genoeg om haar lichte lijfje te schragen.
Hoe oud zou ze zijn ? Vier jaar, vijf jaar wellicht.
De ruiten zijn bestoft, het raam staat op een kier. Duiven houden grote sier in het lege appartement.
Wie heeft de pop hier achtergelaten ?
Een kind, verscheurd door de echtscheiding ? Niet wetend voor wie, of niet mogen kiezen heeft ze haar eigen kind, een weerloze pop, opgehangen om haar het leed te besparen voor wat ze zelf voelt.
Of was het machteloze woede ? Zoals sommige moeders uit wanhoop hun bloedeigen kind versmoren.
Of omdat ze het verstandiger vond haar colère te koelen op de pop inplaats van op zichzelf, zoals de wanhopige tienerjongen uit Tienen ?
Misschien moest het kind noodgedwongen verhuizen en nam op een hartverscheurende wijze afscheid van haar pop die ze niet wilde verkassen ?
Werd de pop opgehangen als relikwie ? Als behoedster van het huis ? Als archivaris van de herinneringen ?
Ondanks de ruzie in huis waren er ook warme tijden, geborgenheid, feestelijke momenten.
Het kind wil het bewaren in haar pop, op de hoogste verdieping.
Elke keer als ze passeert wuift ze nog. Even maar.
Het lijkt alsof ze beweegt, de wind die speelt in de wimpers van de pop.
Ze knipoogt naar het meisje op het trottoir.
De onbevangen blik van een kind.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten