"k' zeg joen dat goekooper es dan in Bruegge.."
"Bruegge es Bruessel nie wei.."
Twee bejaarde Westvlamingen nippen genoeglijk van hun derde Gordon Scotch aan de vitrine van Les Brasseurs. Ze houden zich geregeld op in de hoofdstad, is het niet wekelijks, minstens één keer in de maand.
Vandaag zijn ze door de Galeries naar de Nationale Bank gewandeld, wellicht om daar een tentoonstelling te gaan bezoeken, daar laten ze zich niet over uit.
Zij is zwaar geverfd, gegroefd gelaat, pikzwart haar, daardoor lijkt ze veel ouder. Hij is naturel, een gevulde diepgrijze haardos, licht golvend.
Blankenberge is ook een uitstapje, hoor ik. 't Waait er te hard nu, de afwezige poedel voelt er zich niet lekker. En de vrouw klaagt dat de coiffure van de hond te snel uit balans geraakt.
Hij suggereert een capucke over het hoofd van de hond, maar dat vindt ze maar flauwekul, een poedel wordt over het ganse lijfje gecoiffuurd, dat hou je niet overeind louter met een hoofddeksel.
Van het hondje springt men galant naar het ondergoed van meneer.
Een onderlijfje draagt hij winter en zomer, maar in deze periode van het jaar toch met lange mouwen.
De conversatie blijft overeind in het spreken en weerspreken.
Ze zijn het nooit eens, zelfs niet over de lengte van het ondergoed.
Evenmin over het schuim op het bier, de prijzen van de appartementen op de Anspach, de charme van de dijken in Oostende of Blankenberge.
Heel soms verheft hij zijn stem als ze beweert dat de woningen in Brussel duurder zijn dan in Brugge.
Ze roept nooit terug, laat hem - even maar - toeteren.
Dan begint hij over vuiligheid op straat, dat zou ze moeten beamen, maar dat is tegen de afspraak.
"In Sint-Jozef is took vuile wei."
Ja, maar niks vergeleken met hier, vindt hij terecht.
Zelfs over het preciese uur van de terugreis zijn ze het oneens.
"Te negentwintig." "Te zevenendertig."
Zo gaat de ping pong onregelmatig over en weer, het duurt soms wat, maar altijd wordt de bal teruggekaatst.
Soms placeert hij een verraderlijke smash, die laat ze passeren. Ze verliest dan punten, maar het gaat niet over winnen of verliezen.
Twee Maroxellois steken huppelend de Anspach over.
"seffens me hun kluute omhooge," zegt hij.
"In Bruegge zoot nie waare zen," repliceert zij. Dat is geen antwoord, evenmin een wederwoord.
"Widdere emme gin Marokoune."
Maar zij kent er één, hij werkt aan 't stad.
Als hij werkt tenminste, zegt ze nog.
Dat wordt moeilijk, hij wil dit per se beamen, maar dan breekt hij de code.
"Nog ne scotch ?" vraagt hij.
"Widdere gon teloute komme," - "Baneene, è es om zevenenderteg"- "Mogowze".
"Negenentwintig." - "Zevenendertig".
Bijna tien minuten, haast treiterig, als kinderen, als een trage mantra worden beiden vertrekuren herhaald.
Net zolang tot beide treinen onvermijdelijk zijn vertrokken.
"Nog ne scotch ?"
Geen opmerkingen :
Een reactie posten