Zo tot de middag is het te harden, hij heeft flink geschranst vóor zonsopgang maar vanaf de noen begint het te knagen.
“Drie boterkoeken met rozijnen, twee croissants, een groot boerenbrood gesneden graag.”
Hij houdt zich sterk, maar als om kwart voor één een bende hongerige scholieren zich aandient voor broodjes met américain, vissla of tonijn wordt het even zwart voor zijn ogen.
De geur van het verse brood, het rode vlees, de scherpe odeur van de vis, het is allemaal veel klaarder, veel haniger dan op andere dagen.
Hij houdt even de toog vast en bekijkt het Alziende Oog boven de appelflappen :
‘Allah ziet u, hier eet men niet !” – Het geeft hem weer wat kracht, hij vermant zich.
Geloofsgenoten ziet hij niet, van de ganse dag niet, veel support is er van die kant niet te verwachten, die houden zich gedeisd.
Dan gaat de honger en de klandizie weer wat liggen, maar als hij in de namiddag een bessentaart inpakt moet hij daarna even gaan liggen. Het gebed nadien geeft hem weer wat kracht.
Eindelijk valt de avond, hij sluit veel vroeger dan gewoonlijk.
Het Alziende Oog knipoogt even naar hem : het feest kan beginnen.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten