Het schriele meisje in café Rits zou moeiteloos tussen de deurgleuf kunnen glijden.
Ze praat snel en opgewonden maar het is een verstandige meid.
Er is meteen een vertrouwensband tussen ons en dat is vreemd. Ik ben op café namelijk geen sociaal dier maar iets bracht ons mekaar : we wachten beiden op dezelfde persoon en die komt niet opdagen.
Met een vader die drinkt en een zenuwzieke moeder, als kind alleen, heeft ze al zeer jong geleerd van zich af te bijten en tegelijk de zaak in handen te nemen. Daarbovenop moest ze ook nog een eigen leven leiden.
Veel hooi op een vork voor een kind van haar leeftijd.
Ze is niet naïef blijmoedig, maar evenmin gelaten. Het leven dient zich zo aan, daar fietst ze, zij het met hindernissen, behendig doorheen.
Ze studeert communicatiewetenschappen en heeft brandende ambities.
Ze wil oorlogscorrespondente worden in de verkrachte gebieden van Irak, Afghanistan of Soedan.
Allemaal heel vrouwvriendelijke regio's voor fragiele meisjes.
De kommaneukerij van de Wetstraat is niet aan haar besteed. Ginder gaat het over leven en dood, over regime's en ideologiën die wankelen. Daar is het kloppend hart van een wereld op drift.
Die schroeiende brandhaarden wil zij verslaan.
Ze meent het, het is geen opschepperij of naïef idealisme, ze gaat er helemaal voor gaan.
"Ben je dan niet bang ?", vraag ik.
"Natuurlijk ben ik bang, maar ik wil mijn afspraak met de geschiedenis niet missen," antwoordt ze nogal grootmoedig.
"En je familie ?". "Niemand zal mij missen, ze zullen amper merken dat ik er niet meer ben."
"Sterven moeten we allemaal, beter een kort en hevig leven dan een lang en steriel."
Ik durf het amper te vragen : een man, kinderen ?
"Neen, daar begin ik nooit aan, ik heb thuis genoeg miserie gezien."
Gaza, Beiroet of Bagdad, daar zwemt ze wel doorheen maar niet het huiselijk geweld : dat is een wonde voor het leven.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten