Een blonde vrouw weent in haar rolstoel. Ze is vastgebonden aan de stoel met een infuus alsof haar leven aan een zijden draadje hangt. Een mix van pijn en verdriet.
Net als het meisje dat aan magerzucht lijdt. Ze kijkt in een peilloze diepte, alleen door haar waarneembaar.
Haar papa verorbert een lauw broodje. Waarom zijn de voorverpakte broodjes in het UZ lauw als ze uit de frigo op je bord terechtkomen ?
Klinieken, je mijdt bij voorkeur die oorden. Toch slaagde mijn moeder erin van ieder ziekenbezoek een feestje te maken.
Ongeacht de toestand van de bezochte, de verwantschap of leeftijd, het weze bevalling of terminale longkanker : ieder bezoek werd steevast besloten met koffie en gebak.
"Kom, we gaan nog een goei sjat koffie koffie drinken met een pateeken."
Waarvoor dienden die cafetaria anders in muffe klinieken ?
Nooit heb ik een kliniek betreden zonder dat in mijn hoofd de gedachte speelde aan een heerlijk kwarke, een flan of verse abrikozentaart. Nooit bedrogen.
Het is een manier om het kwaad te bezweren. Om de tristesse te doven : het ultieme bakje troost.
Dat heet Levenskunst.
Het moet niet altijd Montaigne of Joep Dohmen zijn.
Café Noir en een éclairke : daar kan de Dalai Lama niet aan nippen.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten