De jongen heeft iets heel meisjesachtig.
Slank, beetje slungel, dun gezicht, geen spatje dons op de kin. Halflang haar dat uitnodigt tot een dotje of minstens een diadeem. Hij legt het bijwijlen achter zijn rechteroor, de andere bles valt zomaar languit over zijn gelaat.
Een smalle rugzak, enkel wat pockets uit de Pêle-Mêle, heel zorgvuldig gezocht.
Hij heeft zijn eigen wereld waarin hij functioneert en zich ongedwongen beweegt. Een vrije vogel.
Het gepeuter en de kleingeestigheid van zijn leeftijdsgenoten, hij merkt het amper. Zolang er geen fysiek geweld aan te pas komt lijkt het alsof ze slaan naar een onzichtbare mug.
Ze hebben het allang opgegeven. Er wordt nog wel eens gegrijnsd en gegiecheld maar het wordt alsmaar potsierlijker.
De jongeman staat mijlenver boven het gemier. Of toch niet ? Hij staat er niet boven, niet onder, hij staat er niet tussen. Hij staat er gewoon naast, hij negeert ze zonder het zelf te beseffen.
Hij leeft in de boeken, denker tussen de denkers, evenwel niet wereldvreemd of totaal in zichzelf gekeerd.
Hij discussieert graag en vlot met om het even wie : de clochard uit de Chez Nous of de dronken intellectueel aan de toog van de Kafka. Ieder zijn verhaal, ieder zijn waarheid. Niet beter of slechter voelt hij zich, hij is gewoon zichzelf.
Hij kent de grote denkers velenmale beter dan de profs, soms dagen ze hem uit maar hij is slimmer dan dat.
Blijft op de vlakte, laat altijd wel een vermoeden achter. Hij hoeft er niet mee uit te pakken, hij weet het gewoon.
Een schril contrast met de drie bakvisjes van de Erasmushogeschool. Ze hijsen zich in Tram 3 aan de Beurs, net hun eerste maand achter de rug in de grootstad. Ze zijn even oud dan hij : Ich ben saterdag gebeete door è hond," - "Allé seg, ech waar ?" - "Ja, ech waar jong."
De jongen kijkt door het raam in de donkere tunnel, hij glimlacht niet, of toch, even een heldere gedachte.
Ver wech is de hond, slechts wat gekerm in het mandje.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten