De roodharige op
perron Elisabeth valt in de categorie jongens waar meisjes als een blok voor
vallen. Kortgeknipt oranje, beloken blik, slank, modieus, zacht als boter,
vriendelijk, sportief, stralende glimlach, blonde wimpers, licht kuiltje in de
wangen.
Het soort binken die
meteen opvalt als ze hun entree maken, zuigen aandacht, verblindende présence.
Toch zijn ze allen volstrekt kansloos.
De enige vrouw die hij
aanbidt is mama, die naast hem staat. Zij past hem als gegoten, ze is blij dat
hij valt op eigen kunne, moet ze niet in gevecht gaan met één of andere
goedkope sloerie die nooit aan haar kan tippen en waarmee ze zich nooit zou
verzoenen.
Nu is ze verzekerd van
een extra fils à maman die ook haar
op handen zal dragen. Daar zal de roodharige wel voor zorgen, het is mét mama
of zonder hem.
Zij is een vrouw van
de wereld, volgt de nieuwste trends, weet waar er wat te koop is, immer jong,
een stralende midveertiger.
Zoonlief is haar
eerste keuze, haar man is een slof, goed voor de portemonnee, wordt getolereerd
maar de uitjes, het shoppen, het kiezen van de reisbestemming, een nieuwe
wagen, de inrichting van het huis, de kleur van de bloempotten, dat bespreekt
ze met haar jongen. Veel verfijnder, weet wat er leeft, heeft goeie smaak, zit
op haar niveau.
Zo staan ze daar,
allebei te blinken, vermakelijk vertellend. Hij luistert geboeid, zij
onderbreekt hem nooit, kijkt bewonderend en fier. Hij lacht, geamuseerd en
gemanierd, nooit boers of uitbundig. Ze raakt hem even aan op zijn
rechterschouder, hij plukt een haartje van haar bloes. Dan stappen ze op,
richting Toison d’Or.
Het vriendje zal het
gouden muiltje moeten passen, mama is de absolute referentie.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten