In de Dansaert passeer ik een meisje dat helemaal verkrampt als een gekwetst vogeltje geborgen ligt in de holte van haar rolstoel.
Vrijwel onmiddellijk wordt ik twintig jaar teruggezogen in de tijd naar een stil Kempens dorp, aan de rand van de bossen van Westmalle. Zij had dezelfde gestalte en het fragiele van het meisje op straat.
Alleen woonde zij veel te ver van Brussel.
Ze was een echte Brusselles met zoete herinneringen aan de oude Bon Marché, la Grande Place, de kerstlichtjes aan de Brouckère, de Foire of de Parvis van Sint-Gillis.
Westmalle was een vredige plek, daarnietvan. Een ware verademing voor drukke stadsmensen. Groene bossen, een stille abdij, lange dreven. Alleen verveelde zij zich daar stierlijk.
Hoe moet een meisje, gepokt en gemazeld in de stad, zich vermaken in wat zijzelf haar Gouden Kooi noemde ?
Haar familie, de enige broer die ze nog had, had haar "geplaceerd", zo ver mogelijk om van haar af te zijn, al had hij dit uiteraard niet met zoveel woorden gezegd.
Wat omzwachteld, een aangepast huis, voortreffelijke verzorging - allemaal waar.
Maar ook allemaal met dezelfde soort mensen, waarvan er vele verbitterd waren, het is wellicht nooit gezond alleen maar samen te klitten met enkel soortgenoten. Zij had het, net als ik, nogal voor de melting pot en waar kun je dan beter af zijn dan in deze stad ?
Gans haar kamer hing vol met Brusselse posters en foto's : de Grote Markt, de Avenue Anspach, l'Allée Verte, de Garde du Nord - hoezeer brandde haar hart.
Zij glunderde als ze sprak over de ambiance in de stad, hoe zij met haar maman wafels ging eten bij VanderVaeren aan de Midi en zich verloor in het Spiegelpaleis. Hoe ze inkopen gingen doen in de Innovation en genoot van de films in de Métropole.
Ze had één vriendinnetje in het huis aan de bossen, een koolmeesje welke ze 's morgens voerde met kruimels op haar terras. Huisdieren waren immers niet toegelaten in het huis, ik las op haar gezicht de regels van het gesticht - zo zong Herman Van Veen lang geleden.
Maar op een dag kwam het vogeltje niet meer en had ze alleen nog de zwartwitte posters die haar nostalgie nog meer voedden, alleen kon ze niet zonder.
Ze was zo graag nog eens teruggeweest en ik wilde daar wel voor zorgen, alleen is ze me voorgeweest.
Want ineens is ze - net als het koolmeesje - schielijk heengegaan, geruisloos weggekwijnd in het bronsgroene eikenhout van de Stille Kempen.
Men weet het aan haar gebrekkige gezondheid, dat zal wel.
Maar alleen God weet dat ze nog had geleefd had ze de ongezonde lucht van Brussel mogen opsnuiven en zich vermeien in de nieuwe ambiance van de stad.
Het krampachtige meisje in de Dansaert wordt voortgeduwd door haar begeleidster.
Af en toe wijst ze naar de vitrines, de verpleegster wacht geduldig, dan gaan ze binnen bij Stijl.
Ze zijn nog maar net in de winkel of er landt een vogeltje.
Het diertje kijkt even naar binnen en pikt dan snel wat kruimels.
De cirkel is rond.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten