De keurige ronde man arriveert in het Centraal. Hij draagt een blauwe das, een voornaam kostuum en een dure pardessus. Hij is vergezeld door een jongere man, identiek gekleed, ook goed gevuld.
Plots stopt de man en monstert zijn kompaan, hij fatsoeneert diens das, sluit zijn vest en vraagt hem zelf zijn jas dicht te doen. De jongen luistert gewillig. Alles gebeurt traag en bedachtzaam.
De man klopt op zijn schouder, beiden lachen, daarop gaan ze samen op weg, zij aan zij. Af en toe wijst de oudste iets aan, de andere lacht en knikt.
De man is een heer, gemanierd en gereserveerd, bekleedt ongetwijfeld een belangrijke post in zijn bedrijf.
Hij heeft een dagje vrij genomen en draagt op een heel voorbeeldige en volwassen manier zorg voor zijn mongoloïde broer.
Hij wil er niet bovenstaan, zijn broer wil niet voor hem onderdoen, onderandere daardoor zijn ze identiek gekleed. Er ligt een dik sneeuwtapijt, het is spekglad, dus hebben ze maar de trein genomen, ook al is hij dit niet gewoon maar beloofd is beloofd.
De jongen kijkt uit naar het Reuzenrad en de smoutebollen, twee dingen die de oudste niet spontaan in zijn hart sluit maar hij geniet omdat zijn broer geniet.
Kerstmis in de stad : boven de flitsende neons, de fletse kerststal en de schreeuwerige Electrabellen
lopen er onmerkbaar mensen in deze stad die de essentie van het kerstgebeuren hebben begrepen.
Je geeft ons weer kippenvel met je beschrijving.
BeantwoordenVerwijderen