zondag 31 januari 2010

Gespot

Het deftig dametje in Taverne de la Paix in Evere nipt zuinig van haar rode porto.
De pelsen mantel hangt keurig aan de kapstok naast haar.
Haar Bichon Frisé zit rustig aan haar zijde op de zetel.
Het beest kijkt af en toe verlangend naar het baasje. Soms wordt hem een snoepje toegestoken, het staartje gaat daarbij behaaglijk over en weer.
Het hondje blijft mooi koest, zij glundert, fier als een pauw met zo'n voorbeeldig gezelschap.

Ze bestelt opnieuw een porto, maar als de kelner eraan komt maakt dit het beest los in de geparfumeerde poedel. Het zoete parfum en de strakke zwarte broek werkt op de hond als een rode lap op een stier.
Hij springt plotsklaps van de zetel en hecht zich klemvast aan het rechterbeen van de man, daarop begint hij zich wild af te rukken. Het staartje gaat nu veel driester tekeer.
De man lacht verlegen en zwiert lichtjes met zijn been, het maakt de hond alleen maar hitsiger.
Ver weg zijn de koekjes en de kleffe liefkozingen van madam.

Het dametje is in alle staten.
"Tintin, ici !" - Tintin heeft evenwel andere besognes.
"Tout de suite !" - Zij moet hem eraf trekken. Beschamend tafereel voor de deftige dame.
Ze legt hem onmiddellijk aan de leiband en geeft hem nog een flink standje, al was het beest liever bij zijn vorig standje blijven hangen.
De porto wordt snel geledigd, ze rekent af en verdwijnt, staart tussen de benen.
Zoveel latijn gestoken in de opvoeding van haar enig kind, maar als de drift toeslaat is alle gezag loos.

Ik zie ze nog even, heel onelegant rukken aan de leiband, net voor ze gehaast om de hoek verdwijnt, haar coiffure en pelsen mantel ietwat uit de haak.

zaterdag 30 januari 2010

vrijdag 29 januari 2010

Brussel-Antwerpen : 0-1

"Waarom heeft Hitler een snor ?"
"Waarom zijn de dino's niet blijven leven ?"
"Hoe heet het hondje met zijn pootje omhoog ?"
"Waarom heet het Zinneke ?"

Op stap met Bert en Stijn, twee kleine neefjes uit Antwerpen, heb ik nauwelijks de tijd om te repliceren of er rolt alweer een nieuwe vraag uit hun snuitjes.
Hongerige vogeltjes, snaveltjes open, nemen amper de tijd om te slikken of daar gaat het bekje weer wijdopen.

Al van bij het binnenkomen in de stad worden de vragen als mitrailletevuur uitgespuwd.
"Verkopen ze koeken in Koekelberg ?" "Is de basiliek groter dan de OLV-kathedraal (het zijn tenslotte sinjoortjes) ? "Hoe hoog is de basiliek ?" -
Nooit over nagedacht, hoe hoog is dat Rooms Paleis ? En als het niet hoger is dan de kathedraal, hoe kun je tegenover kinderen staven dat de basiliek toch groter is ?
Wat is dat dan : groter ? Breder ? Langer ?
Daar koopt een kind niks mee.
En wat is het verschil tussen een basiliek en een kathedraal ? Tja.

In de Legermuseum willen ze per se de deur openwrikken van het vliegtuig waaruit de parachutisten worden gedropt. "Hola, voorzichtig jongens, we hebben geen valscherm."
So what ?
In de cockpit van een helicopter blijven ze wel een halfuur treuzelen, een ongeduldige moeder bekijkt mij indringend. Sorry mevrouw, wij hebben ook niet betaald.
"Waarom mogen we niet bij die mooie boten ?"
Tja, waarom niet ? Nooit bij stilgestaan.

Bij de wachttoren van het Jubelpark blijven we lang fantaseren bij het nut ervan.
Om het park te bewaken ? Om stoute kinderen in op te sluiten ? Biedt het onderdak aan bezoekers die schuilen voor de regen ?
Gelukkig is het paviljoen van de Menselijke Driften van Jef Lambeaux hen helemaal ontgaan.
In het automuseum krijg ik een lesje automechanica van een opdondertje van amper tien jaar.
Ik kan alleen maar blozend beamen.

Aan de ingang van het Leopoldspark komen ze niet meer bij van het lachen :
moet dit omhooggevallen prieeltje de vroegere dierentuin van Brussel voorstellen ?
Het biedt amper voldoende ruimte om hun Antwerpse olifanten te herbergen.
En waarom zou je het pad nemen als er een avontuurlijke helling binnen handbereik ligt ?

In het museum van Natuurwetenschappen blijven we een hele tijd hangen bij het interactief spel waarbij de walvissen worden gedissecteerd. Ik wil mij overmoedig mengen in het gebeuren + en passant wat onderricht geven maar raak hopeloos verstrikt in het computergestuurd spel.
Gelukkig zijn zij in de buurt.
Ik vind het filmpje van de springende dolfijnen trouwens veel spectaculairder, hoef je alleen maar te kijken. Zij dus niet.
"Waarom maken dolfijnen een salto bij het springen ?"
Razend interessante vragen, ik beloof het allemaal op te zoeken.

In de zaal van de dino's ontwaar ik een lichte ontgoocheling : er zijn alleen maar skeletten.
"Wat is het verschil tussen een skelet en een geraamte ?"
Om het spervuur wat te blussen trakteer ik op een ijsje, maar dat is boter aan de galg.
Alle indrukken die ze hadden gespaard worden nu breed opengestrooid, als een gesprongen zak knikkers kletteren de vragen over de vloer.
"Waarom zijn er 'straatlozen' in Brussel ? Waarom spreekt iedereen frans ? Wat is het hoogste gebouw in Brussel ?".
"Eet snel jullie ijsjes jongens, er is nog veel te zien."
Daar kom ik goed mee weg.
Ik noteer alle vragen en constateer dat ik weinig weet over mijn stad.

Lazy Sunday Afternoon ?
Vergeet het - één dag op pad met deze twee koters houdt een mens jong en alert.

"Zijn we nog in Brussel ?" vragen ze op het viaduct van Vilvoorde.
"Neen jongens, en doe geen moeite, verder dan Brussel reikt mijn kennis niet."
Daarop vallen ze beide niet in slaap.

woensdag 27 januari 2010

Stadsbrieven

Beste Bruksel,

De toeristen en bezoekers van uw evenementen en musea moeten moedige en vooral hardnekkige mensen zijn.
Ik was dit weekend in het Legermuseum aan de Cinquantenaire. Ik was er met vrienden uit Antwerpen, we wilden o.a. de Arcades bezoeken.
Ik had daar nogal gezwollen over gedaan en de Sinjoren hadden misschien wel wat teveel verwachtingen.
Jammer, de Arcades waren gesloten.
Misschien volgende week, maar de man aan de receptie wist het zelf niet zo goed.

Een uur later werden we door een suppoost gevraagd om het gebouw te verlaten, het was immers middag, we mochten om 14 uur terugkomen.
Plots stonden we buiten in de regen : wat nu ?

De dag ervoor was het gezelschap verloren gelopen in Sint-Gillis, ze wilden het schitterende Hortahuis bezoeken.
Ze stapten uit aan Tramhalte Horta, niemand kon hen de weg wijzen, er hing een vergeeld briefje met witte plakband op de ruit van het glazen onbestemd paviljoentje aan de roltrap.
Met een markeerstift had men de weg aangeduid, de pijl naar het Hortahuis wees naar de hemel. Tears in heaven.

Nadat ze de Toeristische diensten van Vlaanderen, Wallonië en Brussel hadden bezocht, op een steenworp van mekaar, waren ze niet veel wijzer geworden wie, waar, wanneer open was.
Bleek dat er géén informatie bestaat over de hoofdstad van Vlaanderen in de toeristische dienst van Vlaanderen op de Grasmarkt.

Nog niet zolang geleden vroeg een man aan mij tot wanneer de Brusselse biennale liep, de affiches en pijltjes hingen namelijk nog aan Metro Anneessens.
De man was al tweemaal afgedaald, maar niemand kon hem helpen.
Er is veel te zien in uw binnenste, maar een losfladderend briefje dat verwijst naar het onvolprezen Hortamuseum, een museum sluiten in het midden van de dag of signalisatie een jaar te lang laten hangen -
tja, de bezoekers van uw stad, ik kan begrijpen dat ze snel verkassen naar Brugge, ze hebben veel gemist, maar het is niet hun fout.

Je, Pacha Kroet.

maandag 25 januari 2010

Gespot

Het meisje stapt op aan Halte Hallepoort.
Het is spitsuur, de tram zit vol.
Ze overschouwt heel even de wagon vol volk en zegt dan luid en vriendelijk :
"Bonjour tout le monde !".
Sommigen monkelen wat tussen hun tanden, verlegen achter hun Metrokrant.
Anderen kijken amper op, een paar mensen lachen gegeneerd.
Neen, de vrouw verkoopt niets, ze gaat zeker niet zingen, ze verkondigt geen enkele boodschap.
Puur natuur.
Ze zegt gewoon vriendelijk goeiedag op een doordeweekse maandagochtend.
Even maar een spot in een aardedonkere zaal.

Het meisje heet zwakzinnig te zijn.
Wat ze doet is inderdaad heel ongewoon, maar dat we het abnormaal vinden zegt veel over ons, de soit-disant normalen van deze wereld.

zaterdag 23 januari 2010

De Afrikaanse Vrouw

De zwarte vrouw op tram Simonis kijkt zo droef dat ik me moet bedwingen om ze niet in mijn armen te sluiten. Kom maar bij mij en huil maar eens flink uit.
Ik ben er zeker van dat ze dit niet zou waarderen.
Rond haar hangt een aura van onaanraakbaarheid, je voelt het vanop kilometers afstand.
En al helemaal onbereikbaar voor mannen.

Haar blik is dof en straalt de totale hopeloosheid uit, welke je leest in de ogen van de Oost-Congoleze vrouwen. Als je aandachtig tv kijkt is dit soms minder vluchtig dan je denkt.
Maar het kan ook Soedan zijn, Nigeria of Sierra Leone.
Haar tranen zijn allang opgedroogd, vanbinnen zit alles diep gebetonneerd.
Heeft zij haar kinderen verloren ? Haar man ? Haar ganse familie ? Is ze misbruikt geweest ?
Heeft ze het ongeboren kind verloren na te zijn gefolterd ? Is ze slavin geweest bij één of ander zootje ongeregeld ?
Onpeilbaar is haar verdriet, als de bodems van de Grote Meren.

Ze laat alle stations aan zich voorbijgaan, ze kijkt bij geen enkele halte op.
Het is een doelloze tocht zonder eindbestemming.
Een hele colonne zieleknijpers zou deze vrouw geen millimeter vooruit helpen.

De welzijnswerker in mij zoekt naar oplossingen, alsof er voor alles "oplossingen" bestaan.
Alsof ik alle verdriet van deze stad zou kunnen opzuigen en in vakjes opdelen : de eenzamen, de geldgebrekkigen, de Sans Papiers, oorlogsslachtoffers, de Kindsoldaten, de daklozen en bedelaars, de gedwongen hoertjes.
Allemaal aparte loketjes en voor ieder een gepast antwoord.
De Blijde Intrede van Jezus Christus van Brussel, Ensor achterna.

Aangekomen aan de Brouckère loopt iedereen gehaast door de galerij Anspach en op de boulevards met proppensvolle zakken solden en winkelwaren, niets aan de hand.
Geen tijd om stil te staan bij het verdriet en ville.
Ieder heeft een scherf tristesse, maar na het zien van deze vrouw besef ik dat er gradaties zijn.

De zatte bedelaars aan de Delhaize schenken nog amper aandacht aan het gescheurde bekertje voor hen. Ze zijn ver weg, maar ze hebben iets wat de Afrikaanse vrouw totaal ontbeert.
Pijn, verdriet, depressie, geldgebrek, honger - allemaal vreselijk om dragen - maar niets is zo afgrijselijk dan totale eenzaamheid.

donderdag 21 januari 2010

Stadsbrieven

Beste Bruksel,

In de Morisstraat, maar ook in veel andere straten is het opvallend : de voordeuren worden in veel Brusselse wijken niet gesoigneerd.
U zal terecht zeggen : er zijn belangrijkere dingen.
Maar toch blijf ik het zonde vinden : schitterende herenhuizen, charmante balkons, een mooie façade en daaronder een plastic deur van de Brico - in grijswit met zeven gapende luikjes voor de brieven.
Een voordeur, mijn beste Bruksel, is toch nog altijd de entree, het gezicht van het huis, het is niet via de dakgoot of de velux dat men de woning binnentreedt.
U heeft nog altijd een schitterend patrimonium aan negentiende eeuwse herenhuizen, waarom het verknoeien door de ingang zo slordig in te vullen ?

Ik kan me dit moeilijk voorstellen (daar gaan we weer) in de binnenstad van Parijs, Brugge of Budapest.
Als er zeer terecht een blog bestaat als Brusselsisnotboring dan moet ook
Brusselsdeservestastefulfrontdoors kunnen. Het proberen waard.

Je Pacha Kroet.

dinsdag 19 januari 2010

Gespot

De zwarte madam maakt heel veel kabaal in de Panos van de Midi.
Ze is duidelijk niet content, al heeft ze daar geen enkele reden toe : desondanks wil ze eerst bediend worden.
Ze is gewoon in de rij geschoven, ietwat stoemelings, ze was aan het babbelen buiten de file en omdat ze er toevallig naast stond is ze maar gewoon ingeschoven.
Ze discussieert met de Noord-Afrikaanse dienster die haar vriendelijk maar beslist antwoordt.
Achter de zwarte mevrouw staat een Marokkaanse dame die veel te minzaam lacht, een buggy met twee ketjes voor haar.
De gerant wil in de late namiddag, met zijn zaak vol klanten, niet teveel heibel.
"Pas de souci, madame, on va arranger ça."
Hij roept een meisje uit de keuken zodat niemand langer hoeft te wachten.
Maar de Afrikaanse is zelfs met deze voorkeurbehandeling malcontent. Ze wil er beslist een zaak van maken.
"C'est parce-que je suis noire que tu ne veux pas me servir.."
De, ik vermoed, Tunesische gerant glimlacht en zwijgt wijselijk.

Verleden week hadden we een familiefeestje in een gemeenschapscentrum in de stad.
Plots staat er een onbekende zwarte meneer in de zaal.
Ik vraag hem vriendelijk : "Vous cherchez quelqu'un ?" - "Non, pourquoi ?" vraagt hij geërgerd.
Ik leg hem vriendelijk uit dat het een familiefeest is en vraag hem nogmaals of hij iemand of iets zoekt.
"Je ne peux pas rester parce-que je suis noir, n'est-ce-pas - le monsieur à côté de moi tu laisse tranquille."
De monsieur naast hem, een volbloed neef, zou ik vriendelijk maar kordaat de deur wijzen als hij ongevraagd op de nieuwjaarsreceptie van mijn werkgever zou verschijnen.

Als ik iedere gekleurde medemens toegang moet verlenen tot mijn private feestjes moet ik binnen het jaar mijn huis van de hand doen.
Als de middenstand iedere kleurling zou weigeren te bedienen in deze stad, mogen ze binnen de week hun zaak sluiten.
"Gij blank, Ik zwart," een totaal achterhaald en bespottelijk gezegde in de meest kleurrijke stad van Europa.
Ik heb niet gediscussieerd met de zwarte meneer, ik heb mijn hoofd geschud en gezegd dat ik niet reageer op dooddoeners. Domheid heeft vele kleuren.

zondag 17 januari 2010

De brief

De brief was verkeerd besteld - de mevrouw woonde wat verder, in wat hier in de buurt 'de blokken' heet. Omdat ik een curieus mens ben, bel ik aan, een oude stem verzoekt mij naar boven te komen : "'t Es op 't vierde."
Ze ontvangt mij zeer hartelijk alsof ik de teruggekeerde Verloren Zoon ben.
Ik moet meteen gaan zitten. De ruimte is wat rommelig, maar zeker niet vuil of slonzig, eerder een gerijpte nonchalance.
Aan de muren schreeuwerig bloemetjesbehang, een zilveren luster aan het plafond. Rondom staan teveel kasten en opvallend weinig foto's.

Ongevraagd giet ze mij een scheut jenever uit ter grootte van een bierglas.
Hier ben ik een tijdje zoet mee, dat weet zij.
Ze vraagt amper naar de brief, een factuur van Electrabel - die weten ook de oudjes te vinden.
Zowel de radio als het televisietoestel staan wijdopen.
Het is vroeg namiddag, een krijsende quizmaster op RTL, lichtjes overstemd door radio Nostalgie.
"Dat is om stemmen te horen," zegt zij.
Ik heb een oudje gekend, wat verder in de Sleutelstraat, die broodkruimels op het trottoir strooide, vanuit haar kelderverdiep. De stadsmussen die passeerden waren haar enig gezelschap.

De mevrouw op het vierde heeft geen huisdieren, wat mij enigzins verbaast. "Ik zen allergique," zegt ze. "Of ek getraad zen en kinderen heb ?"
Ze wacht niet op het antwoord en vertelt bitter over haar man die haar naar hier had gelokt maar al snel verliet. De stad heeft vele verleidingen, hij ging ook naar de hoeren, die stonden op het trottoir voor hun deur.
Zij is maar gebleven, voor de schande van de familie, en omdat ze vlakbij werkte.
Ze heeft nog één grote liefde gekend, een Tunesiër uit de Borinage, een lieve man, maar hij is bezweken aan zijn longen - mijnwerkers worden zelden oud.
Dan is ze maar alleen gebleven, altijd voortgedaan, nooit omgezien.

Het is tijd om op te stappen, ze vraagt mij nog om de zware kast te verzetten en het kraantje dat lekt te repareren. Ze vraagt het vriendelijk.
"Ik kom nog langs," zeg ik, en besef dat dit een loodzware belofte is.

Onder de banale enveloppe van Electrabel zat een beetje gescheurd leven verborgen.
"Ik kom nooit meer buiten," zegt ze - ze kijkt even naar de radio - "ik mag mijn kamarotjes niet negligeren."

vrijdag 15 januari 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
U heeft vele onvermoede troeven : goudaders die onontgonnen blijven en waar u zich nauwelijks bewust van zijt.
Al jaren zijn de verlepte bruggen van de Jonction mij een doorn in het oog.
Welke normale mens waagt zich na middernacht onder de donkere bruggen tussen Terre Neuve, de rue Quatrecht, Fontein of Basse ? Men moet gek zijn.
Plekken om te mijden. Kunnen hooguit dienen als decor in een Tardi-scenario.

Niets is minder waar : het zijn geen doornen in het oog maar slapende doornroosjes.
Het volstaat ze te wekken en er geschieden wonderen.
Onder deze nietszeggende verlepte doorgangen sluimert een onontgonnen nachtleven.

Lichtbakens moeten de tunnels worden - wat zeg ik ? Héuse lichtbakken, waar wij verblind en weerloos worden naartoe gezogen.
Niet alleen het licht zal ons verleiden, ook de nachtwinkels, jazzkroegen, vintage-winkels en de Slegtes van deze wereld moeten daar overdag, maar altijd 's nachts hun tenten optrekken.
Wie zegt dat er geen publiek is voor een Nachtboekenmarkt, alternatieve Tunnelpoëzie, nachtdéfilés of Jazzjonctions ?

Verwarmde terrassen vullen de trottoirs, onder de nachttreinen onderweg naar Londen of Parijs. Maak van deze haastige doorsteken, verplichte insteken, waardoor Hopper en O. Winston Link herrijzen in schitterende nachtstadschappen.

Vul deze leegtes met overvloed. Koester uw littekens.
Tunnels als bruggehoofden. Places to be.
Ontwaakt, Gij Stad and never go to sleep - under the bridge.

Je Pacha Kroet

woensdag 13 januari 2010

Gespot

Op de hoek van de VdWeyden en Nieuwland vraag ik de weg aan drie stadswachters.
Het is ochtend. Ze zijn ongelofelijk in de weer, de éne verdringt de andere om mij de beste weg te tonen, de andere weet nog een kortere en de derde geeft nog een variant.
Vlijtige mensen. Het is duidelijk : stadswachters helpen graag mensen en willen zich nuttig voelen.

Daar is een oplossing voor :
Plak een grote Info-Bxl op hun rug en geef ze een snelcursus Musea & bezienswaardigheden in de stad, een rugzakje met stadsplannetjes en laat ze de routes van de MIVB van buiten leren.
Die mensen gaan 's avonds als herboren naar huis terugkeren, tintelend van arbeidsvreugde.
Ook hun man en vrouw en kinderen zullen er wel bij varen.

Het vervangt bovendien dat grimmige logo van stadswachter, dat dateert nog uit de Middeleeuwen.
Ze zouden prima als stadsgidsen eerstelijn kunnen fungeren.
Véél verstandiger dan gewoon wachten op de stad.

maandag 11 januari 2010

De koffietafel

Mijn oude tante is deze week heengegaan.
Ze was al de negentig voorbij, dat verzacht de pijn voor de nabestaanden.
Haar man, nonkel Maurice, iets jonger, zat er wat verdwaasd maar niet gebroken bij.
Volgende week zouden ze zestig jaar getrouwd geweest zijn.

Aan de koffietafel zat ik bij Adolphe, een achterneef - veel ouder dan mij - die ge alleen nog maar ziet op begrafenissen.
"Of ik nog niet doodgeschoten was in Brussel ?", vroeg nonkel Maurice, "want daar zit veel raar volk."
Hij heeft veertig jaar in Brussel gewerkt, er nooit gewoond, hij zou beter moeten weten.

Temeer omdat ik van Adolphe, de achterneef, hoor dat beiden regelmatig in Brussel uitgingen.
Een mens komt veel te weten op begrafenissen.
Ze gingen met de fiets, vanuit Wambeek en Ternat via de Spanuit op de Ninoofsesteenweg naar Brussel en frequenteerden daar de cafés op de Vlaamsesteenweg en de Ranch in de O.L.V.vVaak. Ze kenden daar volk. Straffe verhalen van vlak na de oorlog.

Nadien, toen nonkel Maurice vaste verkering had in het dorp ernaast, moest Adolphe hem vergezellen - achteraan op de fiets. Waarom ze maar met één fiets gingen ben ik vergeten te vragen, dat is voor een volgende begrafenis.
Adolphe moest mee in opdracht van mijn grootvader - de vader van nonkel Maurice - om op Maurice te letten.
Zo ging dat in die dagen, beide jongelingen morden daar niet over, ook al waren ze al ver de twintig gepasseerd, zij het dat Adolphe iets jonger was.

Men had beter op Adolphe gepast, want toen de hormonen bij hem begonnen op te spelen, had hij zijn vriendin bezwangerd. In die tijd, een klein schandaal in katholieke families.
Tante Josiane, de moeder van Adolphe, had één en ander geregeld : klein miske en intieme trouwfeest bij hen thuis (wat in die dagen niet ongewoon was).
Bleek evenwel dat Adolphe's vrouw helemaal niet zwanger was, hij had een smoes bedacht om sneller te kunnen samenwonen, want samenwonen was evenzeer helemaal uit den boze vóór het huwelijk.
Dat was nog niet alles, op de trouwdag had het jonge koppel zich verschanst en opgesloten op de kamer van Adolphe, terwijl het volk beneden ongeduldig wachtte - tot groot verdriet van Tante Josiane.

Het strafste was toen bleek dat Tante Josiane, de moeder, echt zwanger was vóór het huwelijk en effectief had moeten trouwen.
Dat is maar boven water gekomen bij hun vijftigjarig huwelijksjubileum.
Schijnt dat Adolphe dat doodgemoedereerd had gevraagd in de micro : hoe komt het dat hij 51 jaar was en zij 50 jaar getrouwd ? Daar werd toen flink om genonkeld.
Dat verneemt een mens allemaal op de koffietafel van een begrafenis in de provincie, soms valt er meer dan één lijk uit de kast.

Zo is Tante Rachel zachtjes heengegaan, in alle stilte, na haar laatste ademstoot nog wat familiegeheimen prijsgevend.

zaterdag 9 januari 2010


Stadsbrieven

Beste Bruksel,

Er ligt een wiel in de Kogelstraat.
Het ligt er al dagen, op de stoep.
Zagevent, zegt ge waarschijnlijk, hebt ge geen andere plaat ?
Het gaat altijd over hetzelfde : overschotjes van de mensen, onverzorgde trottoirs, het vuil van de straat.

Toch blijf ik op dezelfde nagel kloppen.
Verleden week in Brugge geweest, de week ervoor in Wenen.
Nergens een wiel gezien.
Stel het u even voor : in de volle binnenstad, in het centrum van Wenen ligt een wiel.
En het blijft er liggen.
Ongetwijfeld is dit wereldnieuws, het eerste item op ORF.
Leidt zeker tot de val het kabinet, iets waarbij de regeringsdeelname van Haider in het niets verdwijnt.

Maar zie : in Brussel gebeurt er niets.
De autoband blijft gewoon liggen, nog geen gewone, neen een 4x4, waardoor hij de helft van het voetpad inneemt.
Vantijd zijn er wat bengels die er mee aan de haal gaan, het vooruit rollen zodat het verder komt te liggen, de overlast is wat verdeeld, dat wel.

Ik vraag u nogmaals de oefening te maken :
verplaats alle sluikstort van de Brusselse binnenstad en dump het in de binnenstad van pakweg Parijs, Wenen of Brugge. Stel het u even voor.
Waarom kan daar niet, wat hier wel kan ?

Ik vraag het mij af en wacht vol spanning op uw antwoord,

Je Pacha Kroet

PS. Waag het niet mij door te verwijzen naar het Gewest, want die sturen mij naar de gouverneur, daarna naar de negentien burgemeesters, vandaar de VGC, de Cocof en de Gemeenschappelijke. Misschien ook wel de Federale of de Vlaamse regering. Om uit te komen bij de Europese Commissie.
"Ge moet spitten waar ge staat," zegt het Westvlaamse spreekwoord.

donderdag 7 januari 2010

Gespot

Op de hoek van de Bisschopsstraat en de Anspach regelen twee brusselse agenten het verkeer.
Ze doen dit met veel zwier en schwung, en het moet gezegd, de passage verloopt heel vlot.
Bij nader toezien volgen ze gewoon de verkeerslichten.
Als het groen is mogen de wagens doorrijden en zwaait de éne met zijn arm.
Als het rood is heft hij zijn arm : dan moeten ze stoppen.
Simpeler kan niet. Rood : arm omhoog, Groen is doorrijden : arm opzij.

Mag ik agentje meespelen ?
Dat ziet er een zeer plezant, risicoloos spelletje uit.

dinsdag 5 januari 2010

De Sneeuwbal

Sneeuw in de stad zorgt altijd voor surprises.
In 1511 was Brussel zelfs het toneel voor de zogenaamde sneeuwpoppen, zover zijn we nog lang niet.
Een schare Maroc-Bruxelloise kwajongens hebben in het midden van de Kogelstraat een sneeuwbal gelegd.
De witte gave bol ligt te stralen in de rue du Boulet. Zonde dat het gaat dooien, alhoewel dit ook weer de broosheid der seizoenen en bij verlenging van het bestaan accentueert.
Niets is voor de eeuwigheid en al zeker niet de sneeuw.
Even maar is het mooi en zo is het goed.
De witte bal in het fletse straatlicht heeft iets bovenaards. Het lijkt wel of het Opperwezen in hoogsteigen persoon dit heel bedachtzaam heeft neergelegd als een mysterieus gigantisch Ei, oorsprong van alle leven.

Het is evenzeer een eerbetoon aan de straat, deze dankt immers zijn naam aan de opslagplaats van kanonkogels die de Fransen hier begin 19de eeuw bewaarden.
De reuze sneeuwbal ligt wel in het midden van de baan en dus in de weg van de schaarse auto's die passeren.
Ik heb respect voor hun creatie, ik stop, rol het gevaarte even opzij en leg het nadien zorgvuldig terug op zijn plaats.

Dit is - wat heet, gezond kattekwaad.
Het is prettig gestoord, er wordt niets vernield, welintegendeel gecreërd, het is een beetje vervelend, maar men kan er mee glimlachen.
Bovendien lost het zichzelf op.

In dit soort kwajongensstreken zouden de jongelui van de buurt zich meer moeten bekwamen, het zou hun reputatie en het beeld van de wijk enorm opkrikken.
Misschien een ideetje voor de VGC ?
De Kattekwaadschool : Institut Quick&Flupke met Garderie jusqu'à minuit en uiteraard uitgebreid avondonderwijs.
Locatie is geen probleem, de vakken worden gewoon onderwezen op straat en kunnen in alle wijken meteen opstarten. Een vorm van alternatieve stadsontwikkeling.

Ik solliciteer bij deze meteen als docent én leerling.

zondag 3 januari 2010

Stadsbrieven

Beste Bruksel,

Ik beken. Je avoue.
Ik heb het ook al gedaan, maar het was maar één keer, ik was echt gehaast, het water stond aan mijn lippen, de deurwaarder aan de voordeur.
Maar : het is geen excuus.

In sommige wijken is het een echte plaag geworden.
Pakje sigaretten ? Krant kopen ? Vlug wat condooms voor een snelle wip ?
Een goeie maat allang niet meer gezien ?
Alle remmen dicht, motor laten draaien en dubbel parkeren.

Het duurt maar even, denkt u - dat zou best kunnen, maar het is een virus.
In de Sint-Jooststraat, in Vorst aan de rue des Glands of op de Bondgenotenlaan, in de Dansaert : het is een systeem geworden.
De gevolgen kan u raden : files, getoeter en gefoeter - dat alles omdat de automobilist denkt dat hij alleen bestaat. Het kan allemaal en u laat maar betijen.

Erger nog : uw gerechtsdienaren maken zelf gretig gebruik van deze dwaling.
Niet om boeven te strikken of Al Qaida te verschalken, neen : gewoon om twee boterkoeken te kopen. Het gebeurt.
Als we zelfs niet meer kunnen rekenen op de bewakers van de Openbare Orde zijn we helemaal geflikt.

Je,
Pacha Kroet.

vrijdag 1 januari 2010

Gespot

Ochtend op dag Eén van het nieuwe jaar.
Voor mijn deur kuist de straatveger de stoep.
Hij groet niemand want niemand groet hem.
Hij veegt de dode duif opzij die net 2010 niet haalde, een verdwaalde muis, een blikje Cara, een plastic zakje van Delhaize, de stront van de hond van een onbeschoft baasje.
Dag in, dag uit gaan ze de straat op, binden de strijd aan met onze vuiligheid.
Iedereen vindt hun werk vanzelfsprekend, iedereen zou het onbetamelijk vinden moesten ze er niet zijn.
Ook voor deze man is het nieuwjaar, maar hij houdt de straat schoon.
Ook dat vindt iedereen vanzelfsprekend. Ik niet.
Chapeau Balayeur - et un grand Merci.

Avond op dag Eén van het nieuwe jaar.
Een jonge Maroc-Bruxellois heeft een lichte botsing gemaakt maar is daar danig door overstuur geraakt.
De jonge agent omhelst de jongen.
Ik zet mijn autoradio loeihard : "A ringe, a ringe, don't cry my baby."
Zij wuiven even.

Brussel, nieuwjaar 2010. Het wordt een goed jaar.