dinsdag 29 november 2011

Gespot : de Nachtboekenwinkel

Sinds kort is de heerlijke Tropismes ook op zondagnacht geheel en al open.
Geweldig idee.
Tenminste als ik de affiche mag geloven met de openingsuren gaat de boekhandel open
op zondagnamiddag om 13u3O om pas te sluiten de maandagochtend om 8u3O.
Heerlijke gedachte, ongebreideld lezen en snuisteren, in het holst van de nacht bladeren in de magische kunstboeken op de mezzarine, de doorsteek via het koertje in de kelder om 3 uur 's nachts.
Af en toe bijtanken in de Mokafé, die uiteraard ook hun openingsuren aanpassen.
En dat alles in die onvolprezen Koningsgalerijen, iedereen moet mee op de kar : waarom ook geen nachtvoorstellingen in de cinema's rondom ? De kitsch van de Beenhouwersstraat moet natuurlijk potdicht, dan worden dat mysterieuze straatjes waar je één en ander kan herkauwen. Misschien toch één café openhouden in de Kleine Beenhouwers (daar waar Moustaki zijn carrière begon bijvoorbeeld, zoek het maar uit).
Dat verdient navolging : er is in deze stad te weinig cultuur 's nachts.

zondag 27 november 2011

Negenentwintig of Zevenendertig

"k' zeg joen dat goekooper es dan in Bruegge.."
"Bruegge es Bruessel nie wei.."
Twee bejaarde Westvlamingen nippen genoeglijk van hun derde Gordon Scotch aan de vitrine van Les Brasseurs. Ze houden zich geregeld op in de hoofdstad, is het niet wekelijks, minstens één keer in de maand.
Vandaag zijn ze door de Galeries naar de Nationale Bank gewandeld, wellicht om daar een tentoonstelling te gaan bezoeken, daar laten ze zich niet over uit.
Zij is zwaar geverfd, gegroefd gelaat, pikzwart haar, daardoor lijkt ze veel ouder. Hij is naturel, een gevulde diepgrijze haardos, licht golvend.
Blankenberge is ook een uitstapje, hoor ik. 't Waait er te hard nu, de afwezige poedel voelt er zich niet lekker. En de vrouw klaagt dat de coiffure van de hond te snel uit balans geraakt.
Hij suggereert een capucke over het hoofd van de hond, maar dat vindt ze maar flauwekul, een poedel wordt over het ganse lijfje gecoiffuurd, dat hou je niet overeind louter met een hoofddeksel.
Van het hondje springt men galant naar het ondergoed van meneer.
Een onderlijfje draagt hij winter en zomer, maar in deze periode van het jaar toch met lange mouwen.

De conversatie blijft overeind in het spreken en weerspreken.
Ze zijn het nooit eens, zelfs niet over de lengte van het ondergoed.
Evenmin over het schuim op het bier, de prijzen van de appartementen op de Anspach, de charme van de dijken in Oostende of Blankenberge.
Heel soms verheft hij zijn stem als ze beweert dat de woningen in Brussel duurder zijn dan in Brugge.
Ze roept nooit terug, laat hem - even maar - toeteren.
Dan begint hij over vuiligheid op straat, dat zou ze moeten beamen, maar dat is tegen de afspraak.
"In Sint-Jozef is took vuile wei."
Ja, maar niks vergeleken met hier, vindt hij terecht.
Zelfs over het preciese uur van de terugreis zijn ze het oneens.
"Te negentwintig." "Te zevenendertig."
Zo gaat de ping pong onregelmatig over en weer, het duurt soms wat, maar altijd wordt de bal teruggekaatst.
Soms placeert hij een verraderlijke smash, die laat ze passeren. Ze verliest dan punten, maar het gaat niet over winnen of verliezen.

Twee Maroxellois steken huppelend de Anspach over.
"seffens me hun kluute omhooge," zegt hij.
"In Bruegge zoot nie waare zen," repliceert zij. Dat is geen antwoord, evenmin een wederwoord.
"Widdere emme gin Marokoune."
Maar zij kent er één, hij werkt aan 't stad.
Als hij werkt tenminste, zegt ze nog.
Dat wordt moeilijk, hij wil dit per se beamen, maar dan breekt hij de code.

"Nog ne scotch ?" vraagt hij.
"Widdere gon teloute komme," - "Baneene, è es om zevenenderteg"- "Mogowze".
"Negenentwintig." - "Zevenendertig".
Bijna tien minuten, haast treiterig, als kinderen, als een trage mantra worden beiden vertrekuren herhaald.
Net zolang tot beide treinen onvermijdelijk zijn vertrokken.
"Nog ne scotch ?"

vrijdag 25 november 2011

Gespot : De Serenade



In de rue Garibaldi mag ik deelgenoot zijn van een aandoenlijk tafereeltje.
Een jongeman staat aan het balkon van zijn geliefde met een frisgroen tuiltje.
Hij is zijn gitaar vergeten, het zal dus een naakte serenade worden.
Hij roept zachtjes om de moeder niet te storen.
Haast ogenblikkelijk maakt de freule haar opwachting op het balkon. Ze glanst.
Twee Pakistani die de westerse romantiek omhelzen, je maakt het zelden mee.

Het tuiltje bloemen blijkt een bosje selder te zijn uit de winkel om de hoek, die hij aanreikt aan zijn buurvrouw. Ze lacht liefelijk en mompelt entwat in een Punjaanbs dialect.
Dan gaat het venster dicht en begint zij aan de soep.
Hij vat terug post achter de toog van zijn winkel.

Wat een simpele selder al niet in beweging brengt.

woensdag 23 november 2011

Het Voorspel

In de Coiffure Dames in de buurt van de Anspach zit welgeteld één klant.
Een kale man dan nog wel, die zich uitgebreid laat vertroetelen in de uiterste hoek van het salon.
Een volumptueuze blondine soigneert daar, met veel liefde en toewijding, de man waarbij ik al van ver ruik dat hij véél meer is dan een doordeweekse kappersklant.

Mijn vroegere huisdokter zat ook in die rayon. Hij ontving zijn maitresse in het kabinet.
Makkelijk, veilig, ongestoord. Geen mens die onverhoeds een dokterskabinet overvalt.
Ze ging altijd vlakbij de deur van de praktijk zitten om hem al flink op te geilen, ze verlegde dan uitermate fragiel haar benen op het moment dat hij de deur opende alsof ze van porselein waren, een subtiel spel. Ze speelde medisch afgevaardigde, maar een blinde kon zien dat dat een volkomen bijkomstige bezigheid was.

Er zijn vele manieren om het vreemdgaan te verdoezelen zonder noodzakelijkerwijze enkel af te spreken in groezelige achterkamertjes of rendez-vous hotelletjes. Daar eindigt het meestal, maar voor een leuke babbel, een etentje of ongedwongen ontmoeting, les choses de la vie quoi, zijn vele uitwegen.
Een werklunch, een afrondend gesprek na een belangrijke deal, een zakendiner, evaluatiegesprek, wat er al niet aan codes bestaan in de electronische agenda's van verdoken minnaars.
Werk nooit met twee mobieltjes, loopt altijd slecht af, terwijl je aan het bellen bent gaat de andere af en hangen beide vrouwen aan de lijn. Voorwaar een bittere kennismaking.
Een ex-collega noteerde altijd medische afspreken, om zich niet te vergissen noteerde hij de namen van zijn dokter, tandarts of cardioloog. Tandarts om 18u was dan zijn date, maar Vermeersch om 17uoo was zijn echte tandartsafspraak.

De coiffeuse en de kale hebben ondertussen de tijd van hun leven. Ze zijn alleen in het salon, maar de vitrine staat wel nog wijdopen. Ze hebben immers niks te verbergen, wat is er verkeerd aan een kappersbezoek ?
Zij knipt het weinige dat nog rest maar onderwijl is het voorspel al driftig begonnen.
Beheerst en ogenschijnlijk onschuldig.
Een fluwelen hand over de nekhaartjes, heel even de wang aanraken, kinnetje omhoog met haar wijsvinger, het strelen van de bakkebaarden.
Een flinke bolwassing over de kale knikker, duchtig masseren, een paar keer gladstrijken, overvloedig oliën en heel uitgebreid langzààm strelen. De geur van verse limoen.
Dan nog even zijn hoofd omhoog tillen, lichtjes nijpen in beide kaken, even met de rug van haar hand over zijn gezicht en hem dan genoeglijk afborstelen.
Hij staat op springen.
Het is ondertussen kwart vóór zeven, hij glimt als hij buitenkomt.
Nog een kwartiertje vooraleer ze haar winkel sluit.
Het kapsalon welteverstaan.

zondag 20 november 2011

Gespot : Angry young man



Harry Mulisch zei het reeds : we hebben slechts één leeftijd.
Zo zal ik eeuwig het verlegen schriele jongetje van veertien blijven, ook al word ik honderdvijftig.
Des te meer verbaasde het mij vanochtend op Tram 4, toen een meisje, véél ouder dan veertien opveerde en spontaan haar plaats presenteerde aan mij.
Ben ik beland in die levensfase dat mensen uit respect, mij vrije doorgang verlenen, reductie geven, spontaan hun plaats afstaan, helpen bij het bestijgen van de trap, de kleine lettertjes ontcijferen op de menukaart, mij wegwijs maken aan de bankautomaat ?
Dat moet een schromelijke vergissing zijn.

Inplaats van dankbaar was ik geërgerd, kregelig, perplex, wist niet wat gedaan.
Even dacht ik hààr op haar plaats te zetten, met mijn beide handen op haar schouders : blijft alstublieft, godverdomme zitten. Kijk maar hoe fluks, fris en dartel ik nog ben, hoe monter en parmantig.

Het was inderdaad een vergissing.
Het brave meisje was volslank, zij bezette teveel zitruimte op de smalle bank.
Ze wachtte gewoon op een slanke mansfiguur om de Barmhartige Samaritaan uit te hangen.
Oud of jong, dat maakte geen verschil.
Ze had evengoed haar plaats gegeven aan een schriele jongeman van veertien.

vrijdag 18 november 2011

Kruimels

is de vogel van steen
is het de duif die wacht in het grijs

van de kille ochtend
hoog aan de Beurs ?

bij het groen
spreidt hij zijn vleugels
landt aan de overkant
op het dak van de Exki

slechts wat kruimels
aan de oude Bank

dinsdag 15 november 2011

Het Volkshuis

Hooguit zeventien vergeelde bladeren overleefden het weekend van Wapenstilstand aan het schriele boompje op de Parvis.
Ik blijf het verbazingwekkend vinden dat Vladimir Illjitsj Lenin hier, pakweg een eeuw geleden, het marxisme is komen prediken. Hier in de Kuulkappersgemeente, een negorij op de Wereldkaart van de revolutie.
Hier op deze eigenste plek, wellicht waar ik nu zit, is hij de huidige financiële crisis komen voorspellen.
Het woekeren van de vrije markt, de onzichtbare vuist die slaat inplaats van reguleert, de duale maatschappij, het gouden kalf die alleen geeft al wie al heeft.

Rondom mij blijft er weinig over van dit radicale gedachtengoed. Loftsocialisten dat wel, dure Apple's, er komt alleen maar schoon volk in het Volkshuis. Mooie meisjes, hippe vogels, ze nippen aan hun Lait Russe of tikken een message op het touchscreen van hun Samsung. Er wordt vrolijk getaterd in het feelgoodcafé aan de Parvis.. "j'adore tes histoires Isabelle..".
Al het zweet van de kompels, de metallo's, de textielarbeiders, brouwersgasten die hier, hand in hand de Internationale zongen, is opgedroogd, het lied verstomd.
Sterft ! Gij Oude Vormen !
De miserie van de gewone man, zeker in deze stad, is even schrijnend dan pakweg honderd jaar geleden, maar minder zichtbaar. Er zijn meer vangnetten, maar hoelang hoemeer gaten in die netten.
Mensen die helemaal uit de boot vallen, sommige zelfs letterlijk nog vóór ze arriveren.
We kijken ernaast, lopen er letterlijk overheen, ze slapen buiten, vlak voor onze neus.
We worden het gewoon, we kunnen niet alle problemen van de wereld oplossen. Het regent crisissen : financiële, economische, sociale, milieu, politieke..    We hebben wel genoeg aan ons hoofd.

Buiten zitten drie schooiers, ze hebben de lege glazen gegraaid op het terras. Ze drinken van een verlaten fles, een overschotje van een haastige klant. Ze mogen bestaan, geen mens die er zich aan stoort, ook dit is het Volkshuis.
Ik nip nog even aan mijn Vodka Belvedère, knoop mijn jas dicht, sluit mijn laptop, ontgrendel mijn Nokia.
Ik kijk naar buiten. Merde, il pleut, quel malheur.

zondag 13 november 2011

Gespot : enfin l'automne

De geur van Godiva, het leer van l'Italienne, de bonbons van Neuhaus.
Eén lichtstraal in de hall van Théatre Vaudeville.
Heel hoog een straaljager, uitstervend boven het glas. Een jongetje plakt verrukt tegen de vitrine van Tropismes. Er hangt nougat in de lucht, de Joodse klarinettist klaagt weemoed.
Vallend blauw bij Delvaux, een meisje schuurt zich tegen haar donkere vriend, van kou en liefde.
Er is veel resttijd.
Zo valt de avond in Brussel in de herfst van 2011.

vrijdag 11 november 2011

Côté gauche

"C'est un boboberio."
Het beest houdt het midden tussen een gevlekte versie van Bobby en één per ongeluk in de vaatwas belandde Pekkie. Kortom, een mormel.
"Il s'appelle comment ?"
"Richard," antwoordt hij, en dat lijkt mij een heel geschikte naam.
Twee zware madammen, mantels wijdopen, bezetten de twee ronde tafeltjes bij "Paul" aan de Brouckère.
Ze hebben zich net tegoed gedaan aan het heerlijke gebak van de Franse patissier.
Rechttegenover hen zit een fragiele veertiger met geruite vest en één te opzichtige montuur die noch bij hem, noch bij de brilglazen past.
"C'est un boboberio," herhaalt hij.
"Vous pouvez uniquement l'acheter dans le magasin, derrière la basilique."
"Où ça," vraagt de zwaarste, met eveneens de dikste brilglazen, maar aangepast montuur.
"Eh bien, derrière la basilique, côté gauche."
"Je le vois pas," zegt de andere.
"Eh bien, allez voir derrière la Basilique, vous ne pouvez pas vous tromper."
"Derrière la basilique ? Mais venant d'où ?
"Beh, si vous quittez la ville quoi, derrière, à gauche."

"C'était quoi de nouveau ?" vraagt de oudste.
"Un Boboberio, c'est un race unique, qu'on sait uniquement acheter derrière la basilique, côte gauche."
Daarop vertrekt de man, ze nemen hartelijk afscheid, zielsverwanten.

"Un boboberio ?" zegt de éne vrouw.
"Jamais entendu," de andere zwijgt even.
"Il paraît qu'on peut l'acheter derrière la Basilique." "Côté gauche," vult de andere aan.

En zo verliep de middag alweer gemoedelijk, chez 'Paul', assis derrière une table, côté gauche.

woensdag 9 november 2011

Gespot : De Woeste Houthakker

Een man met de tronie van Burt Reynolds en het postuur van een woeste houthakker zit op de bank van het ronde plein in het Fontainaspark.
Plots staat hij op, leunt met beide armen op de rugleuning en lost een rochel waarbij de Niagarafalls in het niet verzinken.
Hij veegt zijn mond schoon aan het geruite hemd en gaat opnieuw zitten. Bij het passeren wenkt hij mij :
"C'est la morale qui compte, ça c'est le plus important."
"Vous avez tout à fait raison," stamel ik zomaar.
"Je te souhaite une très belle journée.." - "Ah, beh, pareillement," antwoord ik verlegen.
Hij lacht breed en genoeglijk.
Naast hem staat een versleten buggy met heel zijn hebben en houden. De vrieskou komt eraan.
Verwende burgermannetjes zoals ik zouden al na één nacht in de Brusselse straten bezwijken, maar deze man overleeft zelfs Siberische nachten.
Geld vraagt hij niet : c'est la morale qui compte.

maandag 7 november 2011

Fifty ways to leave your lover

Ze zit opzij en kijkt wat verlegen voor zich uit, in de donkere tunnels tussen Beurs en Brussel-Zuid.
Hier en daar een flard klaarte, Anneessens, tussen Lemonnier en Zuid hoog wat kale bomen, dan weer donker en licht.

Twee jongens en twee meisjes, slechts een weinig van mekaar verwijderd. Het éne koppeltje dooft uit, het andere ontvlamt.
De jongen, een gebrilde Maroxellois ligt met zijn hoofd tegen de rugleuning van het meisje. Zij is ook van Noordafrikaanse origine, fleurig, haar opgestoken, lichtjes gemaquilleerd. Heel af en toe zegt hij nog iets, ze luistert maar weet niet wat antwoorden, ze kijkt weg, in de donkerte.
Het is onduidelijk wie of wat de aanleiding is, misschien passen ze gewoon niet bij mekaar. Beiden zijn triest, er is niemand anders in het geding, het is tussen hen twee. Wellicht staat de familie ertussen, dat kan.
Te vroeg, te jong, geen geschikte partij. Beide zien er mondig uit, niet traditioneel, maar het ouderlijk gezag blijft spelen. Loyauteit.

Helemaal anders bij het tweetal schuin tegenover hen.
Glinsterende ogen, verlangend, het druipt eraf.
Soms praten ze hardop, alsof ze luidkeels hun liefde willen delen met de ganse tram. Af en toe fluistert hij entwat in haar oor, ze lacht, hij knipoogt, ze lacht opnieuw.
Beide donker, fris gekleed, niet hot of hip, gewoon gewoon.
Alles moet nog beginnen, er is nu enkel de blinde dwaze verliefdheid, dan ligt de wereld aan je voeten.
Bij de andere ligt het aan scherven.

Mooi, compact weergegeven op twee vierkante meters.
De va et vient van het menselijk verkeer.
De ebbe en vloed, het vrijlaten en verbinden. Het vinden, het loslaten.
Het vieren en rouwen.

zaterdag 5 november 2011

Gespot : They shoot horses, don't they ?

Het schemert in de Maagdenstraat. Er hangt een aangebrande geur van gepofte kastanjes, voor mij ligt een lijk op straat : een duif die te lang wachtte.
In de onooglijke Impasse des Lunettes wurmt zich een giganstische vrachtwagen, ik lees Horses op de zijkant.
Het gevaarte rijdt tot helemaal achteraan zodat zelfs de laadbak niet open kan.
Hoor ik daar nerveus gehinnik ?
Welk een duistere praktijken mogen het daglicht niet zien in de Brillengang ?
Huist er een spookmanège in de opengebroken werkmanshuisjes ?

Doet me denken aan de groezelige beelden van Joodse deportaties in de Marolse stegen.
De Brusselse impasses blijven tot mijn verbeelding spreken.
Misschien staan er morgen jonge merries te grazen op het braak terrein naast de Brillengang ?

donderdag 3 november 2011

Poepa en de Zounen

"Ze poempen zout woêter ôit de zeeie en geete dat in de plage privé. 't Es presees echt."
Naast mij in het gerenommeerde café op de Varkensmarkt zitten maman en papa met hun twee zonen.
Beiden jongemannen hebben blijkbaar een vaste vriend, maar die zijn er even niet, want pa en ma trakteren alleen hun eigen bloed, getuige de volle zakken van de Inno naast hen.
Ze praten allen vloeiend Brussels. Dat is niet ongewoon in dit café, maar het verbaast mij zeer dat ook de beide zonen het moeiteloos beheersen. Dat is hoopgevend voor het sappigste dialect uit de beschaafde wereld.
"Jean, gaai parfumeert aa vuil te vet."
Maman vindt dat hij overdrijft.
"Laisse-le," zegt de vader, "ei es gruut genoeg vè zaain plan te trekke."
Het gesprek kantelt naar de huurders van beide zonen, die beiden een pand verhuren. Ze stoefen en ze klagen.
"Me maaine Belsj emmek nuut ambras, 't es ne joenkman, goei pree, dokt altaaid af op taaid."
"Ik em gien Belsjen ni mier," zegt Jean met het overvloedige reukwater - "altaaid misère me die étrangers, vreuger de Marocains, naa dei Uust-Euroepejoenen."
"Subiet bringe ze giel de famille mei me eule paillassen. Vui dat ge 't wèt, zit giel aa kot vol."
Jean laat het over zich gaan maar lijkt toch wat ongerust.

Maman en Papa hebben een bel-étage geërfd.
"'t Es bekanst geried, enfin 't es grât geried, allien nog de vuidui, ça fait deux mois qu'on attend."
"Entrepreneurs, toujours le même," zegt de properste huisbaas.
Het gesprek valt heel even stil.
Jean is net terug uit de Dominicaanse.
"Get doe aave plage privé, ze poempen zout woêter oît de zeeie en geete dan in aave plage. En ge zet oep aa aaige."
Dat verbaast maman en papa.
"Niet teveul clochards ?" - "Ahnon maman, puisque c'est privé."
Maman gaat regelmatig naar de echte zoute zee.
"Allien oem uile lingerie te kuupe, parfois deux fois par mois," grapt papa.
"Allez maman," zegt Jean, "dan bezeet toch ne kier de zeeie."
"C'est trop loin, après je prends un p'tit café à mon aise."
"Des femmes.." papa schudt zijn hoofd.
"Nog een chance dat gaaile nie getraad zaat me een madam."
Beide zonen lachen smakelijk.
Alleen maman kijkt grimmig. Ze is er nog niet helemaal klaar mee.
"Allez chou, c'st q'même vrai.. een vraa es goe gerief, mo ge meugt ze nie in ôis emme."
"Wa zodde zonder maa doon ?" antwoordt ze kwaad en bekijkt ze alledrie.
Papa doet er helemaal het zwijgen toe, beide zonen kijken opzij.
Er is op een zere teen getrapt.
Poepa rekent af.
"Allez on s'en va."
De drie mannen volgen gedwee, zoals schapen hn voorman, kopje naar beneden, recht naar de stal.