zondag 31 juli 2011

Je Comprends

"Fous le camp, on t'a pas besoin" - de oude man scheldt de zwarte verpleegster de huid vol.
Dat is niet alleen onbetamelijk, het is bovendien heel dom.

Zijn vrouw was net zwaar gevallen over één van de vele losliggende kasseien in de buurt van de Vlaamsesteenweg. Twee Amerikaanse travellers en ikzelf leggen haar behoedzaam op een bank in het lommer.
We willen de ziekenwagen bellen maar de man weerhoudt ons daarvan :
"Non, je vais pas payer 4.OOO Fr pour le transport à l'hôpital. J'ai ma bagnole tout près. Avec ma petite pension je ne sais pas payer tout ça..".
We wijzen hem op de risico's maar hij heeft er geen oren naar.
Terwijl we bij haar blijven gaat hij zijn wagen halen en wil ze daarop in de auto duwen.
Een marteling voor de vrouw, we zetten ons schrap, hij plooit.
"Pourquoi ça doit arriver à moi..?" - de vrouw bloedt hevig boven haar rechterwenkbrauw en heeft een gezwollen oog.
"J'ai tellement mal à mon bras."
Ze weent.
Het zwarte meisje passeert. "Je peux vous aider, je suis infirmière.." -  "Non, on t'a pas besoin," roept de man.
Er is zoveel haat en misprijzen dat ik hem terstond wil terechtwijzen maar er zijn nu andere zorgen.
De man weigert botweg hulp aan een vrouw in nood, zijn eigen vrouw welteverstaan.
Ik verontschuldig mij bij de infirmière.
Ze lacht, haast onderdanig : "ça ne fait rien, je comprends..".

"Pas à Saint-Pierre, c'est l'abattoir," roept hij tegen de drie ambulanciers.
Het verstand komt niet altijd met de jaren.
Ook zij begrijpen maar gaan niet mee in zijn verhaal.

Misschien struikelt hij ooit nog eens op de trappen van het Justitiepaleis en zal een zwarte verpleegster hem soigneren in Saint-Pierre.
"J'ai tellement mal," zal hij zeggen want hij is kleinzerig.
"Je comprends," zal het meisje troostend antwoorden.

vrijdag 29 juli 2011

Stadsbrief : de Pot op



Beste Bruksel,
Al sinds mensenheugenis slaag ik er niet in één druppel te lozen als er volk in de nabijheid staat.
Noem het maar koudwatervrees.
Ik heb het trauma opgelopen in de Broedersschool alwaar de broeders fors bespaarden op de pissijnen en er bij het begin van de speeltijd haast tot bloedens toe werd gevochten om bij de urinoirs te geraken. Als je er uiteindelijk na wat ellebogenwerk toch in lukte waren er stoere jongens, van de hogere klassen, die je duwden en porden om de zaak te laten vooruitgaan.
Ik doe sowieso al weinig op bevel, laat staan mijn primaire behoeften. Maar het is blijven plakken.

Allemaal om te zeggen dat ik vanochtend in de pissijn stond in de schaduw van de Begijnhofkerk en er gelijktijdig een man aanschoof langs de andere kant.
Niks mis mee want je ziet mekaar toch al niet, maar dat was zonder deze waard gerekend.
De man was nogal lang uitgevallen zodat hij met zijn hoofd boven de schutting kwam tussen de twee pissijnen.
Volk àchter mij lukt niet, maar face to face plassen, dat was helemaal nieuw voor mij.
Ik keek zedig naar beneden, wat zeg je immers als je rechttegenover mekaar je blaas leegt ?
"Tot zolang we dit nog kunnen hé.." of "..eens goed de pattatten afgieten.." - dit waren steevast de gezegden tussen twee dronkelappen in de gore pisbakken van Vlaamse dancings.
Daar had ik geen zin in, evenmin in een vervelende babbel over het weer, het onzekere lot van Sporting Anderlecht of de epidemie van Aziatische eekhoorns in het Zoniënwoud.
Neen, ik hield mijn ogen zedig naar beneden. Maar mijn lange pisgenoot keek recht voor zich uit.
Geen groet, grimas of glimlach. Ik kon de pot op.

Daarom twee kanttekeningen bij de pissijnen :
Alleszins een aanwinst, maar maak de afscheiding tussen de twee kanten wat hoger, mensen worden immers alsmaar langer, men moet vooruitziend zijn. Ik weet dat dit geen grote kwaliteit is in deze stad, maar toch.
En twee : er zijn er veel te weinig en vaak op verloren plekken.
Zoek ze maar in de buurt van de Beurs ? Rond de Grote Markt ? Sint-Kathelijne ? Vismarkt ?
De Brouckère ? Munt ?

Denk er eens aan in deze komkommerperiode, het wildplassen blijft, desondanks, een vieze plaag.

Je, Pacha Kroet.

woensdag 27 juli 2011

Gespot : Marx





Op de hoek van de Villalaan en Garibaldi wordt een jongeman aangeroepen door zijn maat.
"Hé Marx, attends !".
Marx keert zich. Inderdaad, dit is zonder enige twijfel de achterkleinzoon van Karl.
Gekrulde uitbundige zwarte haardos, zware baard, donkere blik, forse wenkbrauwen.

Waarmee zou de jonge Marx zich hebben beziggehouden tijdens zijn ballingschap in Brussel ?
Toch niet enkel met het schrijven van het Manifest : amper vier smalle deeltjes, op één dag geklaard.
Marx was een womanizer, waarom zou dat hier anders zijn geweest ?
Hoeveel Marxkes lopen er hier rond ?
En waarom vluchtte hij altijd van de éne stad naar de andere ?
Precies : hoge alimentatie en zijn vrouw die dacht dat hij hem elders beter in het gareel kon houden.

Ze zijn druk in gesprek.
De andere heeft niks met Friedrich Engels, eerder een vleugje Victor Hugo.
Hoeveel illustere nazaten van bannelingen dwalen in deze stad ?
Moet dringend mijn stamboom eens natrekken.

maandag 25 juli 2011

Dodjestijd

Op de Leuvensesteenweg is er ruime keuze in de rekken maar het vet is allang van de soep.
Toch loopt het nog storm op dag negentien van de koopjesperiode.
"Georges, ge gaat datnooitnie aandoen.." - "Wié zegt dat, 't is niet omdat gij het niegraagziet dat ik geen smaak heb." Hij hangt het met tegenzin terug. Weet dat het zoek geraakt in de was of geruisloos verdwijnt in de Oxfamklerencontainers. Truuken van vrouwen met smaak.

Een heel opvallende vrouw op middelbare leeftijd staat met een karrevracht gebloemde rokjes haar beurt af te wachten. Ze is te zwaar geblondeerd en pronkt te opzichtig met haar vestibule.
Dat soort rariteiten interesseert mij zeer, uiteraard bekijk ik haar : hoe moet ik anders verhalen verzinnen ? Gefundenes fressen.
Zij kijkt terug met een kwaaie blik en steekt dan, heel brutaal, een vuurrode tong uit. Ze denkt verkeerdelijk dat ik op haar val en geeft alvast een heel sprekend teken dat de mannen aan haar voeten liggen. Een windbuil.
Exemplaren die je zelden aantreft bij Dod.

Een hele lange Hollandse man staat met zijn twee dochters, ook al bonestaken, aan het pashokje.
Het oudste meisje opent het gordijn. "En ?" - "Mmmm, goed zeker." De tweede, ongetwijfeld ook een ster in het plaatselijke basketteam, maakt eveneens haar opwachting in een bloedrode strakke jeans.
Ze kijkt naar papa : "Lijkt mij prima."
"Pap, jij vindt altijd alles goed !" verwijt de oudste de arme man.
Het is inderdaad geen verstandig antwoord. Uitgekookter is : even weifelen, niet direct een opinie geven, belangstelling tonen, even nadenken en dan voorzichtig : "...niet slecht, maar misschien eens een donker kleedje proberen."
Er is ook een vrouw in het geding, ook al lang geschapen, zij komt aangerend beide armen vol met een outfit  ruim voldoende om twee oorlogen door te komen.
Ze bekijkt héél even de buit van de dochters, puur uit beleefdheid, en verdwijnt dan in het hokje.
Pap wordt opgezadeld met de kroost, zij gaat haar gangen in de rekken, het ventje houdt gewillig de portefeuille in aanslag.

Een Westvlaamse varkensboer leunt met zijn rechterhand tegen het rek.
Hij heeft zijn gerief allang binnen, hooguit een kwartiertje. Met een gezwollen kop en open mond kijkt hij verveeld rond, af en toe geeuwend. Zijn eega, een klein kogelrond vrouwtje, holt over en weer als een wispelturige wesp.
Een man in pashok twee draait onder het gordijn de voetjes over en weer, vanvoor, naar achteren, opzij. Het gordijn gaat pas open als hij zeker is.
Fier als een communiekantje toont hij zich aan het vrouwtje.
Zij houdt het hoofd wat opzij, kijkt ernstig, trekt even aan de vest : "...mmm, zou wat langer mogen."
"Begint niet hé..".
"Zet u efkes neer, ik ga een ander modelleke zoeken..".
Hij zucht diep, monstert zich even vanvoor en langsachter in de spiegel en trekt kwaad het gordijn dicht. Ik voel hem vloeken.
Zij is al weg, neemt voor alle zekerheid wat meer modellekes mee en haast zich terug.
Ze heeft een verpletterende opdracht : pasklare kleren afleveren en het ongeduld van manlief onder controle houden. Een helse karwei : binnen een strak afgemeten tijdsschema het juiste materiaal selecteren.
Alle mannen komen tegen hun zin mee maar willen er wel piekfijn uitzien zonder teveel soesa : vrouwlief moet het maar in ijltempo afwerken. Het weze geraden zeker geen andere kinderen mee te brengen.

Aan de kassa staat de lange man aan de lange toog met zijn lange nazaten.
Net als hij wil betalen komt zijn lange vrouw nog in allerijl aangerend met een XL-pullover.
"Wie gaat dat allemaal dragen ?"
Opvallend, hij zegt niet : wie gaat dat allemaal betalen ?
Dat is zonneklaar, neen : wie gaat dat allemaal dragen ?
"Jij natuurlijk, waarom ben je anders meegekomen ?" grapt zijn vrouw.
De twee dochters kijken met deernis naar lange Pap.
Zijn eega blijft intussen rondneuzen rond de kassa's.

De lange man berust allang in zijn lot : hij betaalt gelaten en draagt gedwee de overvolle zakken.
"Schat, we hebben allang betaald," roep hij zijn vrouw, die in blinde trance verder blijft rondscharrelen.
Ze heeft amper gemerkt dat de rest van de familie buiten staat.
"Krijg de klere.." hoor ik haar stilletjes murmelen.

zaterdag 23 juli 2011

Gespot : Hitchcock



Op het terras van de Métropole aan de Brouckère zit ik toch wel naast de oude Alfred Hitchcock, himself.
Mond open, driedubbele kin, een joekel van een sigaar tussen zijn dikke lippen.
Ik zie ze vaak in de stad, beroemde mensen waarvan ik dacht dat ze ons allang ontvallen waren, maar dan plots, out of the blue, op plekken waar je het nooit zou vermoeden hun opwachting maken en dan weer verdwijnen. Net zoals de ouwe Alfred in al zijn films, heel even maar, verscheen op de achtergrond en dan ineens verdween.
Zo heb ik deze week nog Boudewijn ontmoet in een geanimeerd gesprek met Pater Damiaan.
De melaatse missionaris maakte zich dik over het feit dat Johannes-Paulus II Tremelo niet had aangedaan.
En dat alle aandacht onterecht naar Boudewijn ging, ter voorbereiding van diens zaligverklaring.
Op grond van welke verdiensten moest deze man dan hoognodig worden klaargestoomd voor het heiligdom ?
En welke zouden dan wel zijn drie mirakels zijn geweest ?
Ik zeg zomaar wat : het bijeenhouden van België ? Het aftreden en weer aantreden als Koning.
Peanuts in vergelijking met de wonderen van de Pater.
Ik kon Damiaan heel goed begrijpen.
Anyhow, back to Hitchcok.


Ik spreek ze nooit aan, de beroemdheden, al zeker niet dat ze sprekend gelijken want ze zijn het werkelijk en waar.
En wàt zeg je in godsnaam tegen een icoon als Hitchcock ?
"It's forbidden to smoke in Belgian cafés Alfred."
Ga weg.

donderdag 21 juli 2011

Een tentoonstelling apart : Jeff Wall

"Zijde gij naar da feestje van Lisa geweest ?".
"Ahneen, ik kon nie, 'k ben naar de fuif van Lucie geweest. Keinijg, ik denk dat ze touch heeft met dieje gast van 't vierde. Ge kon 't er afscheppen, ze bleven bijkans aan mekaar plakken."

Ze kijken wat verdwaasd rond, heel soms blijven ze hangen aan een foto, de grootste raakt even het glas.
Het bezoekersgidsje wordt geraadpleegd om te weten in welke zaal ze lopen.
"Wanneer vertrekt ge..?" - "Volgende week, als we nog iets kunnen boeken, anders betaalt ge megaveel.. als ge ginder moet zoeken." - "Zal wel."
Ze schrijden voort, het schiet op. Even een blik op het hele mooie 'A woman with a covered tray' - ze fronsen beide de wenkbrauwen.
Een dik Japans meisje met een zware bril verbergt de helft van de imposante dia aan het zwembad.
De blonde wijst met haar kin naar het dikkerdje. "...A woman with a covered body," fluistert de éne. Ze giechelen.

In het spiegelglas van JM Bustamante zie ik op de achtergrond schaduwen traag voorbijglijden in het blauwe schijnsel van The Thinker. Onbewust voegen de passanten een dimensie toe aan het stadslandschap van Jef Wall : onversneden poëzie.

We belanden in de videozaal. Ze zetten zich met een zucht neer. In het donker zoeken ze naar uitleg in het boekje.
"..'t Is niet van hem," zegt de grootste.
Ze blijven nog wat zitten.
"Als 't zo een weer blijft ga ik niet naar St-Jacobs, gij ?".
"Neen, ik ga naar de Kinepolis, 't zie wel, gaade mee ?" - "Mmmm..", antwoordt de blonde nietszeggend.
In Zaal 1O gaan ze opnieuw zitten en turen naar de fotocomposities gepresenteerd in lichtbakken.
"De grootte bedriegt wat.." - "Mmmm...".

Dan belanden ze aan "Morning Cleaning".
"Oei, is 't al gedaan ?" zegt de blonde.
"Beetje overroepen", antwoordt de andere.

maandag 18 juli 2011

Gespot : Propere Clochards



Om 8u37 ben ik getuige van een aandoenlijk tafereel in de Sint-Kathelijnestraat.
De dakloze met de baseballpet kamt keurig de haren van zijn sjofele kompaan.
Met veel zorg trouwens : opzij, bovenaan, tenslotte achteraan, nog een klein retouchke opzij.
Schuift even naar achteren om zijn werk te aanschouwen.
“Oui, c’est bon comme ça,” zegt hij tenslotte en geeft de kam terug.
Daarop duiken ze beide binnen bij Alimentation Générale op de Oude Graanmarkt.
‘Algemene Voeding’ voor de Straatlopers van deze wereld : een blikje Gordon en, merkwaardig, twee rietjes.
Als de éne zijn dorst heeft gelest geeft hij het zowaar door aan zijn copain die aan het andere rietje zuigt.
Het leven van de Brusselse clochards gebeurt veel ordelijker, hygiënischer en verzorgder dan wat veel mensen denken. Solidariteit in de dagelijkse hygiëne en Alimentation générale met gescheiden rietjes.
Een mens steekt wat op onder een grijze hemel op een zondagochtend.

zaterdag 16 juli 2011

Stadsbrief



Beste Bruksel !
Al een tijdje niet meer in uw woonerf gepasseerd ?
Tenzij met een 4 x 4, een Touringcar of een tractor ?
Ieder ander voertuig, niet in het minst de fietsers, en ook de voetgangers worden alle dagen, en steeds meer, geconfronteerd met levensgevaarlijke doodskoppen.
Papenvest, Kogelstraat, Vlaamsesteenweg, Anderlechtsesteenweg, Marollen, noem maar op :
overal ligt er entwat los.
Soms zijn er hele kasseien verdwenen, waar menigeen al voet verzwikt of omgeslagen heeft, meestal liggen ze helemaal los, lege voegen, staan ze op hun kant, of liggen zomaar wat te wiebelen, scheef en schots.

Alle dagen halsbrekende toeren met mijn fiets, zigzaggend tussen de diepe putten met claxonnerende chauffeurs in mijn rug.
Gehandicapte burgers, voor wie deze stad sowieso een gruwel is, zijn gedwongen zich thuis op te sluiten.
Bejaarden en moeders met buggy's : blijf binnen !
Kinderen : kijk naar de heruitzendingen op TV !
Alle andere bewoners : verplaats u enkel met een zware wagen en dikke banden.

Naar het schijnt hebben de spoeddiensten hun handen vol met voeten die verstuikt of gebroken zijn.
Het zal wel weer niets uithalen zeker ?
Doe één keer de moeite om bij valavond met een Villo-fiets een rondje te maken door de stad.
Ik kom u zeker bezoeken, maar reken niet op druiven : daar kunt ge naar fluiten.

Gegroet !
Pacha Kroet.

donderdag 14 juli 2011

De Kinderen, de Poes en de Grote Zus

Ik kijk vertederd naar het kleine blondje meisje op het woonerf. Ze zit gehurkt tegenover haar vriendinnetje, een Afrikaans meisje van dezelfde leeftijd.
Ze heeft een poesje op de schoot en streelt ze genoeglijk. De kleine kat ligt op haar rug, een bedreigende houding voor een poes maar ze laat het zich welgevallen.
Ik weet dat katten heel tolerant zijn met kinderen, terwijl deze bijwijlen ongewild wreed zijn voor huisdieren.
Ook haar vriendinnetje streelt nu het kattejong. Ze lachen uitbundig.
Het poesje wordt gezwind overgedragen.
Het blanke meisje verwijdert zich en keert terug met een poppenwagen. Ze legt de kleine kat in de koets waarop het arme dier wordt toegedekt. Dat is er een beetje over, ze sputtert even tegen maar het kind legt haar volle hand op haar donzen buikje tot ze het tenslotte opgeeft.
Dan neemt ze een papfles en duwt deze pardoes in het snuitje van het verschrikte kattejong.
Ze schudt met haar hoofdje maar haar zwart vriendinnetje -vermoedelijk om de spijsvertering te vergemakkelijken - houdt het kopje stevig vast.

De kinderen hebben de tijd van hun leven.
Ze rijden nog een keer de kleine binnentuin rond, en nadien probeert het blondje haar alleen op een schommel te zetten. Dat lukt van geen kanten.
Dan maar op de glijbaan, ze rent onmiddellijk naar boven. Geen beginnen aan.
Gaat ze maar gelijk op de glijbaan zitten, het poesje tussen haar benen geklemd.
Het beest kijkt met verbaasde ogen en rechtopstaande oortjes naar beneden.
Plots komt een pubermeisje aangerend, eveneens blond en heel erg opgewonden.
"C'est mon chat !" schreeuwt ze naar het kleintje, vermoedelijk haar zusje.
Ze verlost het dier uit haar lijden, hijst ze op de arm terwijl ze ze zachtjes troost.
Ze is amper van het grasveld verwijderd of het poesje springt uit haar armen recht naar de twee kleintjes die haar met vier open armen ontvangen. Ze weet niet waar eerst te springen.
"Chut, tu peux l'avoir", roept de zus.
"Sale bête !".

Geen kat die naar haar omkijkt.

dinsdag 12 juli 2011

Gespot



Aan de verplegersschool in de Broekstraat staat welgeteld één aspirant-verpleger te roken.
Sneeuwwit pak, blanke baskets, staat hij wat verlegen in een vies hoekje te zuigen aan zijn nicotinestokje.
Hij kijkt haast beschaamd naar de passanten.

Die heeft niet goed opgelet : dat wordt gegarandeerd tweede zit.

zondag 10 juli 2011

De Japanse Tsunami

Op de Grote Markt word ik al overrompeld door een enthousiaste groep fotograferende Japanners. Spleetoogjes in aanslag wordt iedere steen van Stadhuis, Broodhuis of de Hertogen van Brabant binnengezogen. Ja, zelfs het megapodium van de Vlaamse Feestdag blijkt een fotografisch unicum.
Op zondagochtend, amper 8u22 mag een mens een rustige zitplaats verwachten op de trein tussen Centraal en Antwerpen.
Twee volle wagons barstenvol met het Volk van de Rijzende Zon. Geen doorkomen aan, zware rugzakken, handbagage uitpuilend met de nieuwste modellen smartphones, Ipads en flinterdunne mobieltjes.
Eén meisje bekijkt een film op haar Ipad. Het is een, voor een zondagochtend, uitermate wrede en gewelddadige film. Het bloed spat haast op de azuurblauwe zetels.
Alle Japanners hebben korte beentjes, dat scheelt, zodat ik toch nog een plek kan veroveren temidden de Nippons.
Behalve het meisje met de karateprent slapen alle Aziaten : de rust van de Boeddha is over hen nedergedaald. Sommige met een Zorro-masker om het verblindende licht van de grijze zondagochtend te dempen. Anderen, meestal meisjes, liggen hoofd aan hoofd te knikkebollen.
Eén meisje slaapt met een kussen rond haar nek. Japanners zijn vooruitziend.
Af en toe staat er ééntje op zodat het toilet voortdurend bezet is. Een jongen heeft dik ros haar, maar dat is niet naturel, dat ligt er vingerdik op.
Een koppeltje vertrekt giechelend, hand in hand, naar het toilet. Nu kunnen we het helemaal schudden.
Ze laten hun bagage onbewaakt achter tussen hun slapende landgenoten, ondanks de waarschuwing in vier talen van de conducteur die ons attent maakte op pickpockets.
Een Engelse term welke hij herhaalt in het Nederlands, Frans en Duits maar in het Engels wordt dat thiefs on the train.
Een meisje met bloemetjes Zorro-masker slaapt heel diep, haar kleine mondje lichtjes geopend. Het lijkt me geen snurkerstype.
Stel je voor : een treinwagon tot de nok gevuld met dikke snurkende Japanners.
Ik zet het beeld snel van mij af omdat het Karatemeisje is overgeschakeld naar een animatiefim in Mangastijl : een al even agressieve movie met pikante personages.
Het meisje heeft een brede smaak maar het bloed is een constante.
Ik moet haar maar eens True Blood aanbevelen, dat is heel andere koek dat de uitgesmeerde ketchup op haar scherm.
Bij het verlaten van de wagon stoot ik nog op een kolossale Sumo worstelaar. Hij slaapt, de benen wijdopen en bezet daardoor met gemak twee plaatsen. Wie doet mij wat ?
Ik kijk wel uit, één tikje op zijn gigantische tenen, terwijl hij slaapt, er blijft alleen stof van mij over.
Ik ben de enige die uitstapt in Antwerpen, had ik wel gedacht, de Hollandse Trotter heeft hen wijsgemaakt dat Artis velenmale interessanter is dan de Zoo aan het Centraal.
Bij het buitenkomen in de Pelikaanstraat ontmoet ik alleen maar mannen met hoge hoeden, pijpekrullen en lange baarden. Ze fietsen, rug kaarsrecht, naar hun koosjere winkels.
Een groep kinderen staan luidkeels te wachten vóór het Lindner Hotel. Eén animator is van Japanse origine, het thema van het kamp : zwaaiende vlaggetjes met de beeltenis van de Rijzende Zon.
Dat kan geen toeval zijn.
De Japanse leider, wiens Totem ik al kan raden, leert hen al meteen een Japanse spreuk bij de ochtendgroet.
Nog twintig jaar en het Japans wordt, na het Arabisch, onze vijfde moedertaal.
Zij zijn wellicht talrijk, maar wij hebben één groot voordeel : wij zijn véél taalrijker.

vrijdag 8 juli 2011

De Koerden

Aan de ingang van het UZ in Jette staan vier Koerden luid te palaberen. Zonder enige twijfel over hun nog altijd staatsloze status.
De dikste van het viertal, een kolos met een zware grijze knevel draagt een witte pyama met speelgoedfiguurtjes van het merk "Happy Together".
De Koerd rookt als een Turk.
Hij hangt aan een infuus en heeft zijn pyamavest helemaal losgeknoopt waardoor zijn enorme buik, met steekwonde, komt bloot te liggen.
Hij heeft ontzag bij het drietal, hun armen op de rug of druk sticulerend met de handen.
Als hij spreekt zwijgen ze en kijken naar de grond, ook als de Beer in pyama amper een paar woorden zegt.
Ze knikken.
Dan begint de jongste opnieuw te krijsen, de anderen treden hem bij of blaffen hem af.
Tot de Pyama terug orde op zaken stelt. Opnieuw geknik.
Onderwijl is hun kleingoed aan het prutsen op de scooters naast de rookzone.
Een bejaard Joods koppel slaat de Koerden gaande vanonder de luifel aan de entree.
Ze praten in een rare mix van Jiddisch en gebroken Engels.
De man draagt een hele zware peignoir en maakt zich vooral dik over de dunne schaamteloze pyama van de zware Koerd.
Langs de andere kant van de weg zitten de vrouwen in het gras.
Als de kinderen het wat te bont maken schreeuwt het mansvolk wat onverstaanbaars naar de vrouwen die hun onmiddelijk lik op stuk geven. Ze worden terstond afgeblaft. Opnieuw brengt de dikke Pyama orde.
Alle partijen zwijgen meteen.
Er wordt wat gegromd en de conversatie hervat. Het is onduidelijk of ze dialogeren of zomaar wat tegen mekaar staan te schreeuwen. Terwijl ze bulderen werken de vrouwen zich de pleuris om hun gebroed in het gareel te houden.
Eén van de moeders draagt een gifgroene T-shirt met de wijze spreuk "Feel the beat", net ter hoogte van haar felle borsten. Ik vermoed dat ze geen Engels verstaat.

Naast de entree zitten dan weer een paar autochtone jongelingen met een been in het gips of een infuus in hun getatoëerde arm. Ze zitten stom als vissen naast mekaar en kijken verbaasd naar het tafereel.
In een land dat al bijna vier jaar stilstaat valt er uiteindelijk nog weinig te discussiëren.
Een eigen Volk ? Die wordt Staat zonder dat ze een knip moeten uitvoeren, het valt hen in de schoot als een bedorven appel.
Dat heeft een naam : het heet verrottingspolitiek.
Daar kunnen de Koerden alleen maar van dromen.

woensdag 6 juli 2011

Stadsbrief : Hoe makkelijk zelfmoord plegen ?



Beste Bruksel,

Wie graag zelfmoord wil plegen in zijn geliefde stad moet zich onverwijld per fiets naar de Kruidtuin begeven en onderaan de helling trachten het Rogier te bereiken en vervolgens over te steken naar de Adolphe Max.
Gegarandeerd ketchup.

Zonder vleugels van een brug springen in Luxemburgstad garandeert minder kleerscheuren dan van de Botanique naar Rogier te fietsen.
Vooral tijdens de spits is het gekkenwerk.
Waar moet je immers als fietser oversteken ?
Wellicht naar rechts, waar de automobielen aan een waanzinnige snelheid voorbijrazen, waar het nooit groen wordt of de lichten al lichtjaren defect zijn.
En dan, de Plantenstraat oversteken lukt nog maar dan sta je terug bij af, zit je vast tussen de afslag naar de Brabantstraat of rechtdoor naar Koekelberg.
Allebei onmogelijk te overbruggen of je moet het brevet van kamikaze met grote onderscheiding hebben behaald.

Verzin daar alstubliéft eens een fietsvriendelijke oversteek, moet niet zo moeilijk zijn, of minstens een veilige passage waar je niet terstond van je sokken wordt gereden.
Zoals steeds : grààg bereid te helpen, maar owee, er kan zelfs geen dankwoordje af bij al wat ik zo vriendelijk suggereer.

Je, Pacha Kroet.

maandag 4 juli 2011

In zak en as

De Koreaanse dakloze draaft over en weer op het trottoir als een zenuwachtig, rusteloos paard.
Als hij al stil zit is het om zijn teennagels te fatsoeneren, en dan nog wiebelt zijn vrije been op en neer.
Soms loopt hij gewoon te ijsberen, hoofd naar beneden, Kartuizers af en aan. Even pleisteren bij de "Chez Nous", bijwijlen stuikt hij binnen om een paar seconden later weer de straat op te gaan.
Hij zeult een immense zak op zijn rug welke hij vrijwel nooit opent.
Waarmee zeult een dakloze in zijn rugzak ?
Vermits hij geen huis heeft, moet hij zijn hele hebben en houden meesleuren. Een wandelende slak.

Warme kleren, dat al zeker, vooral de nachten kunnen guur en winderig zijn.
En propere kleren, een mens moet zich af en toe toch kunnen verversen.
Zijn de onderbroeken gestreken ? Het hemd keurig in de vouw ?
Daarmee alleen vult ge niet de mega-zak van de arme Koreaan.
Heeft hij nog souvenirs van thuis ? Vazen in keramiek ? Een beeld van de Boeddha ?
Deodorant al zeker : geen overbodige luxe.
Winterbottines, absoluut noodzakelijk voor mensen die op straat leven : een flanellen pyama.
Een warme regenjas, zomersloefjes, bermuda-short, een zwempak, verplicht als ze langs de kanten van Hofstade willen gaan zwemmen.
Een zonne- en sneeuwbril, rolschaatsen, skateboard.
Een opplooibare fiets zit er zeker in, makkelijk om van standplaats te wisselen.
Slaapkamer, living, keuken of badkamer moet er niet in. Dat scheelt.
Een spaarvarkentje, voor droge bedelmomenten, liefst niet teveel etaleren : dat steekt.
Een mens sleurt wat mee als de straat je huis is.

De Koreaan heeft een wazige blik.
Soms ratelt hij wat rauwe klanken.
De rugzak is zijn bult, hij weet niet waarom of wat, het is een kwalijke, pijnlijke vergroeiing.
Het verbergt veel meer dan wat afgedragen spullen.

zaterdag 2 juli 2011

Gespot



Twee koppels begroeten mekaar hartelijk op het rookrijke terras van Brasserie Le Louvre aan de Parvis.
Uitgebreid gekus en gelach.
Die hebben mekaar al een tijd niet meer gezien.
"ça va ?" - "ça va."
"Et toi ? Tout va bien ?" vraagt de man aan de man.
"Oui, oui, tout à fait. Et toi, ça va ?"
"ça va."
Ze bekijken mekaar korte tijd, tot de vrouw de stilte breekt.
"Il fait beau aujourd'hui."
"Oui, on dirait l'été."
Opnieuw stilte. Die blijft duren. Een ongemakkelijke grimlach.

Beide koppels wachten op een verlossend woord.
"Allez, on s'en va," zegt de grijze man tenslotte.
Opnieuw wordt er gekust, minder gul.
"Allez, à bientôt," - "Salu".
Alles en niets is gezegd.

Ik moet heel even denken aan de verbitterde man aan Metro Hallepoort :
"..woorden betekenen niets, enkel aanwezigheid."