zondag 28 februari 2010

Dimanche matin à Bruxelles

Het allervriendelijkste dienstertje in Brasserie Anspach vraagt mij bij het binnenkomen :
"ça sent bon ?"
"Absolument," zeg ik.
"Het is nogal wat," gaat ze verder, "wat ik hier allemaal vind op een zondagochtend, het lijkt wel een varkensstal."
Het café blinkt en geurt als een geparfumeerd salon de coiffure. Het is er een beetje over, maar ik wil het moedig kind niet teleurstellen.
"ça sent bon ?", vraagt ze opnieuw aan de volgende klant.

Daarna gaat ze naar buiten en wisselt één en ander uit met de straatveger van dienst. Ze lachen uitbundig. Hij komt binnen en laat zijn kar onbeheerd achter. Het is één van de weinige, wellicht enige materialen die ge zomaar, zonder gevaar voor ontvreemding, kunt achterlaten op een brussels trottoir : la saleté.
De man posteert zich opzij van de toog en begint een gemoedelijke causette met de dienster.
Ook dat is een geruststelling : de vuiligheid die hij nog moet keren zal evenmin weglopen.
Vijf minuten later vertrekt hij met een volle bak Jupiler.
Een arrangement tussen het café en de gemeentelijke diensten ? Ik heb er het raden naar.
"Drink het niet allemaal op in één keer," lacht ze hem nog na.
Hij verdwijnt om de hoek en duikt een ander café binnen : raar handeltje.
Een Poolse man verdoet zijn tijd aan de flipperkast, soms belt hij geagiteerd met zijn mobieltje, zijn correspondent geeft evenwel niet thuis.

Het is bijna tien uur als een grote zwarte man binnenkomt, hij gaat meteen naar het toilet.
Even later wenkt hij de dienster, ze gaan beide het WC binnen.
Hij is snel weer terug maar gaat direct naar buiten.
Het meisje komt terug achter de toog, lichtjes ontstemd maar helemaal niet overstuur.
"Il y a quand-même de drôles de types," zegt ze tegen mij.
"Hij roept mij binnen en zegt dat er een fuite in de WC is, daarop doet hij zijn gulp open :
'regarde une fois quel beau colosse que j'ai."
Ze schrobt verder de toog, ze is wel wat anders gewoon.

De serveerster van Brasserie Le Centre loopt even binnen pour un petit bisou.
De Poolse flipperaar vraagt welke dag het vandaag is.
"Dimanche tiens," zeg ik. "Oui, oui, mais quelle date ?"
Hij heeft afgesproken met zijn Poolse kameraad en is ongerust dat hij nog niet is gearriveerd.
"Van Polen tot hier steekt het niet op vijf minuten," zeg ik zomaar.
Dat stelt hem helemaal niet gerust.
"Als het vandaag de 28ste is, moest hij hier al twee dagen zijn," zegt hij.
"Ik heb veel werk en heb hem vandoen."
Hij is vooral ongerust in zijn portemonnee.
De dienster - niet helemaal mee met de immigratiegolven - zegt wat naief :
"misschien is zijn trein in vertraging."
"Hij komt met de camionette," antwoordt hij kortaf.
Daarop zwijgt iedereen.
Er is alleen nog Contact.

Op straat kom ik een man tegen met een Poolse look.
Hij is zwaar bezopen en praat luidop in zichzelf.
Het zou zijn maat kunnen zijn, in zijn toestand lijkt hij me inderdaad van gisteren.
Morgen wil ik hem wel helpen, vandaag niet.
Zondag : rustdag.

vrijdag 26 februari 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel !

Zie dat is zo schoon aan u !
Vanochtend drie schone Congolose madammen gezien in kleurrijke stoffen in Matonge.
Deze namiddag zomaar op de Bergensesteenweg, hartje Kuregem, twee Congolese vrouwen met torenhoge dozen op hun kroezelhaar, perfect in balans : hoe doen ze het ?

Wààrom zou ik op vakantie gaan ?

Toch wil ik nog entwat suggereren.
Zoveel culturen, gewoontes en stijlen : we doen er te weinig mee.
Let's stick together.

Een défilé van Marokkaanse, Turkse, Afrikaanse, Creoolse, Congolese, Spaanse, Portugese, Poolse, Arabische.. mode op de middenberm van de Stalingrad.
Ik wil de omroeper zijn in de reuze-megafoon aldaar en de dames aankondigen.

Alleman mag gratis kijken, op de trottoirs serveren we exotische drankjes en versnaperingen uit de respectievelijke landen en culturen. Muziek alom.
Op zo'n simpele wijze maakt ge van een verborgen, sluimerende stad een spránkelende stad.
Ik reken op u.

Je, Pacha Kroet.

woensdag 24 februari 2010

Gespot

"Kan ik u ergens aanraken ?", vraagt zij aan de telefoon.
Ik weet wat u denkt.
Neen, het betreft hoegenaamd geen telefoonseks.

Het is een brusselse madam, ik had haar advies nodig, ze ging me terugbellen en vroeg daarom :
"kan ik u ergens aanraken ?" -
Ik wéét wel dat ze bedoelt : "Je peux vous atteindre quelque-part ?", maar zo'n schone zinnen laat ge ongemoeid. We zijn tenslotte bij het Rijkderzinnen.

Ik noem dat brusselse telefoonpoëzie, vooral dat "ergens" is zeer onbestemd.
Veel te mooi om te corrigeren.

maandag 22 februari 2010

Stilte, Het Bloed Spreekt.

Als ik in de Vliegpleinstraat verrast wordt door een ijzige tocht onder mijn broekspijpen, haat ik mezelf dat ik de flanellen onderbroeken van mijn oude grootvader te snel van de hand heb gedaan.
In Evere maakt er zich altijd een dubbel gevoel van mij meester - ik voel me heel veilig en geborgen want Het Ganse Westelijk Halfrond waakt over mij.
Anderzijds weet ik - uit goede bron - dat precies die locatie het eerste doelwit zal zijn van Al Quada, als ze vroeg of laat Brussel op hun kaart zetten.
Ik kom én verlaat dus gerust de gemeente, een eigenaardig gevoel.

Evere is de plek waar ik af en toe mijn overschot aan bloed doneer. Ik heb lange tijd geen bloed gegeven, maar de laatste jaren heb ik de sonde weer opgenomen.
De voltallige verpleegstersequipe van het Rode Kruis in Evere is nederlandstalig, wat mij enigzins verbaast, de bedeling van de drankjes gebeurt dan weer door uitsluitend franstaligen.
Ik zou dat wat meer mengen, maar dat is een vies woord in kringen van bloedgevers, ze heten dat daar bloeddomoren.

Bij de verpleegsters is er één vrouw, ze was me vorige keer al fel opgevallen, die als een vrolijke frans en met gepaste zwier tussen de veldbedden flaneert. De reïncarnatie van Florence Nightingale.
Het is zo'n mens waarvan iedereen verlangt dat ze regelmatig - maar niet noodzakelijk altijd - in onze nabijheid zijn. Een wolk van gezelligheid en vertrouwen.
Mensen voor wie het leven makkelijk en ongecompliceerd lijkt, die kunnen relativeren maar niet alles kapotzeveren. Die er zich doorslaan, in weer en wind - goede of kwade dagen, dat is van geen tel. Het is de Stimmung, de ingesteldheid, die zorgt voor evenwicht.
Ze hebben begrepen dat het leven niks meer of minder is dan een golfslag, het eeuwig op en neer,de ebbe en vloed. Er zijn mensen die daarop hebben leren surfen. Zij is er zo één van.

Het zijn deze vleesgeworden Witte Engelen die goud waard zijn aan het front, die zelfs een uiteengereten homp vlees doen schokken van het lachen.
Je ziet ze soms in lange witte kielen laveren tussen de kreupelen in grote hangars, op oude foto's van de Grote Oorlog.
Koningin Astrid staat daar iets teveel en nadrukkelijk op, als ze heel soms even langskwam vanuit haar villa in De Panne. Tijdens de oorlog lag haar vioolconcours even stil.
Er waren toen andere katten te geselen.

Sommige donoren komen louter voor het gezelschap.
Een oudere dame pronkt met haar kapsel en gelakte nagels. "Allemaal gratis," zegt ze.
Ze is model in een kappersschool. Een andere man komt voor zijn 103ste maal, zo ver zal ik nooit meer geraken.
Ik zwijg meestal bij de afname : stilte, het bloed spreekt - denk ik dan.
Ik kom een beetje uit burgerzin, maar vooral voor het leuke cadeautje, dit keer een rood doosje met speelkaarten en een dobbelsteen. Een niemanddalletje, maar een kinderhand is gauw gevuld. Nadien krijg je bovendien nog een gratis drankje.

Als ik oversteek aan de Herlevingslaan (what's in a Name ?), word ik haast overhoop gereden door een gele Toyota, zoals geweten gevaarlijke wagens - de chauffeur kan er niet altijd aan doen.
Bijna was alle moeite voor niks geweest en moet men nog bloed voor mij aanvoeren.
Als het geen pijn doet zal ik niet triest zijn, kan ik lekker terug naar Florence Nightingale.

zaterdag 20 februari 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,

Kankergezwellen.
Zijn we d'er van genezen ?
Een faits-divers ?
Misschien - maar niet zonder risico's.

Eergisteren kreeg ik bijna een stuk van de dakgoot op mijn hoofd in de OLVvVaakstraat.
Helemaal in het begin van die straat, op amper vijftig meter van het wereldvermaarde Spinnekopke riskeer je ongeveer je leven als je er blootshoofds passeert.
Eerst heeft men met bekwame spoed alle mensen uit die huizen gejaagd en bij verlenging ook in het appartementsblok ernaast.
De werken gingen immers eerstdaags van start gaan - drie jaar geleden.
Alles staat nog altijd te verkommeren.

Er hangt nu een lint rond de huisjes aan de OLVvVaak en sinds gisteren staan er afsluitingen.
Ik zag de kinderen uit de buurt er al vrolijk op en af klauteren : zeer uitnodigend voor het jonge geweld.
Naar verluidt wil de bouwpromotor daar het kleinste parkje van de stad inplanten, een wat uit de kluiten gewassen poedel zal daar met moeite wat intimiteit vinden.

Duizend voorbeelden kan ik geven in de binnenstad.
We kennen ze allemaal : in de H. Mausstraat, vlakbij de Falstaff, of op de Grasmarkt en plein Ilot Sucré. Doornen in de hart van uw stad.

Zal uw binnenste ooit genezen van deze gezwellen ?
Zoals ge weet is een uitzaaiende en niet gesoigneerde kanker levensgevaarlijk.
Ik zou al beginnen met een behandeling, pas dan is er hoop op genezing.

Je, Pacha Kroet.

donderdag 18 februari 2010

Gespot

Aan de Place Meiser staat een mooi appartement te huur.
Althans, volgens de annonce :
"Bel appartement, séjour lumineux et cave alimentaire."

In het nederlands wordt dat dan :
"Voedingskelder en Lichtgevende living."
Een lichtgevende living ?
Dat zal te duur zijn voor mijn portemonnee, maar er zal ongetwijfeld
veel volk op afkomen.

dinsdag 16 februari 2010

Professeur Math

Twee franstalige leerkrachten zitten naast mij in het hoekcafé aan het Rouppeplein.
Ze bereiden samen het karnavalsfeest voor, er wordt veel gewicht aan gegeven, getuige de papieren en dossiers op tafel.
Het zijn strebertjes. Ze willen per se het feest versieren met een educatief laagje.
Ik moei mij niet, maar ik weet uit ervaring dat kinderen absoluut geen boodschap hebben om tijdens het spel één en ander op te steken over de herkomst van de maskers of de geschiedenis van vastenavond.
Maar deze juffen, gaan nog een stapje verder, ze willen absoluut "la Maths" mengen in het gebeuren. Blijkbaar is dit in de school een hot item en le point faible.
Vooraleer ze er aan uitgeraken hoe ze deze vreemde organen aan mekaar kunnen lijmen zonder afstotingsverschijnselen, neemt het gesprek een heel andere wending.

We belanden namelijk bij de leerkracht wiskunde, aan wie het falen van de kinderen wordt toegeschreven. Blijkt dat die man er flink de kantjes afloopt, zijn broek veegt aan nieuwe richtlijnen en al jaren met dezelfde voorbijgestreefde exercices werkt.
Soms valt hij in slaap tijdens de les, hij is ook vaak ziek, zodat alle vervangers zich telkens weer het hoofd breken hoe ze die algebra moeten ontcijferen. Daardoor is ook één en ander aan het licht gekomen.
Jammer voor de leraar, hij blijkt daarenboven ook nog dik en lelijk te zijn - in combinatie met een stinkende adem. Dan kan je het wel schudden.
Ze laten zich flink gaan : "le sale cochon," "profite du système,", "trôp fainéant pour se déplacer.."

Uiteindelijk komen ze tot het besef dat ze mijlenver zijn afgeweken en dat hun middagpauze beperkt is.
Maar hun zijsprongetje heeft nieuwe inspiratie opgeleverd.
Ze willen de man namelijk een loer draaien.

Door overvloedig de "Math" te mengen in het gebeuren willen ze de directie en collegae nog eens duidelijk maken dat de man hoogst onbekwaam is en ze hem liever kwijt dan rijk zijn.
Zoals geweten moet je daarvoor in het onderwijs een seriemoordenaar zijn, eerder wordt je nooit ontslagen.

Het wordt heel grimmig. De kinderen gaan zelfs, vooraleer ze zich mogen verkleden, de verschillende stukken moeten optellen, vermenigvuldigen en delen.
En ook tijdens het gebeuren worden er zeer misplaatst rekenoefeningentjes in het feest gemengd. Breuken tijdens de kuskesdans, onwaarschijnlijk.
Ze worden overmoedig, haast behekst in hun haat tegenover de man.
Het kinderfeest verglijdt tot de koele moord op de leraar "Math."

Het krijgt iets van de Tien Kleine Negertjes -
en dat heet overkilling.

zondag 14 februari 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,

Gij laat onder uw verlepte tunnels veel rijkdom onbenut. Ik heb het daar al over gehad in een vorige brief. Maar ook in uw bovenkamers liggen onvermoede mogelijkheden.

Hoeveel schitterende daken liggen niet troosteloos te wachten om bevolkt te worden ?

Over het dak op de Bozar wordt al jaren gezeurd : gewoon doen.
Prachtige plek om één en ander af te spreken, zijn blik te laten glijden over de benedenstad en uit de kijken op de Warande.
Parking '58 is al jaren vragende partij, een uitzicht om te smelten, een mega-terras - tijdens de zomer gevuld met kleurrijke parasols en vrolijke muziek : verwelkom de Boterhammen op het Dak.
De oude Brandweerkazerne aan het Vossenplein, La Maison du Vin aan de Huidevetter, zelfs het dak van het nieuwe Muntpunt hoeft geen minpunt te blijven : integreer het in de plannen, de werf moet nog starten.
Men kan dan gelijk met een hangbrug naar het terras boven het OPB, met een ommetje langs de Munt.

Ik heb nog niks gezegd over de Basiliek van Koekelberg : serveer daar desnoods Wijwater en H. Oliesel.
Op het dak van de oude Jacqmotte zou ik verse koffie serveren, boven de Delhaize aan de Anspach moeten palmbomen komen en op het dak van het ACV-gebouw in de Pletinckx dakmeetings en
gezangen van ruige vakbondsliederen, galmend over uw stad.
Laatavondconcerten op de WTC-torens, aperitief op het groene dak van de Sportzaal aan de Papenvest.

Brussel, loop niet zo gebogen, denk je dat ze je niet mogen..
Hoog Brussel ! Kijk omhoog Brussel !

Je, Pacha Kroet

vrijdag 12 februari 2010

Gespot

De twee verlepte vrouwen tegenover mij in Tram Rogier kijken vertederd naar de kleuter voor hen. De éne heeft de vitrine gedaan in -nouja - betere tijden, de andere was haar hulpje achter het gordijn, een wat simpele ziel.
De oudere prostituée is veel te kortgerokt en te zwaar geschminkt.
Ze knipoogt naar het kind.
Mij bekijkt ze met een hoogst hatelijke blik, ze heeft er genoeg van die soort gehad :
één pot nat voor haar.
Het kleine jongetje evenwel is nog ongeschonden en niet besmet. Een maagdelijk manspersoon.

Ik heb het voor oude prostituées, ze zullen wel één en ander van het leven kennen en buitenmate hun deel van de miserie ondergaan hebben, en vooral de fine fleur van het mansvolk hebben zien passeren.
Let wel, ik ken er geen, maar ik kan ze mij levendig voorstellen. Zie : ze zit voor mij.

Maar als men nog ontvankelijk is voor een kind is nog niet alles verloren.
De liefde is nog niet helemaal versmacht.

woensdag 10 februari 2010

El deseo

Ik ben zeer gehecht aan de Portugese en Spaanse café's in Sint-Gillis.
Niet alleen kan je daar nog spotgoedkoop een koffie nuttigen, de cafébazen en serveersters zijn hoffelijk, de ambiance ongedwongen.

Ik was dan ook biezonder verheugd dat La Capitale in de Fortstraat opnieuw openging.
Men heeft een heel klein beetje aan het interieur geprutst maar zonder veel schade.
Ik voelde me meteen weer thuis toen ik binnentrad.
De bazin was in zeer goede doen, terwijl ze tapte zong ze vrolijke Spaanse volksliedjes, af en toe onderbroken door een Spanjool voor de toog die haar ofwel aanmoedigde, ofwel verzocht te zwijgen. Mijn Spaans is te zwak om dat te onderscheiden.
Ze lachte hem onbedaarlijk uit.
Net zoals ze mij uitlachtte een paar jaar geleden.

Er was in de jaren vijftig zestig een bloeiend flamenco-circuit in de buurt tussen de Hoogstraat en de Midi. Dat is helemaal verdwenen. Af en toe is er wel nog flamenco in de restaurants aan de Hallepoort maar ik vrees dat het wat opgepoetst is - op maat van de toeristen die zich liever niet verslikken in een echte Canto Conde.

Ik was al een tijdje op zoek of er nog wat flamenco-cultuur rest in Brussel.
Sint-Gillis leek mij daarvoor de meest uitgelezen plek.
Ik vroeg dus in La Capitale aan de bazin of zij geen café's in de buurt kende waar men flamenco speelde.
"Bien-sûr,' antwoordde ze, "Ici."
"Ah bon," antwoordde ik, ten zeerste verheugd.
"En wanneer dan ?"
"Meestal op zaterdagochtend."
Dat leek mij een heel eigenaardig moment. Wat doen normale mensen op zaterdagochtend ?
Kuisen, de auto inzepen, inkopen doen in de Colruyt.
Niet dus onze Spaanse stadsgenoten.
"Wanneer en waar wordt dit geafficheerd ?" wilde ik nog weten.
Daarop barstte zij in lachen uit - "hier zijn geen affiches, wij spelen als we goesting hebben."
Daar moest ik even van bekomen.
Voor Dansaertvlamingen - die hun afspraakjes, concerten en voorstellingen in de AB's en Kaai's van deze wereld keurig noteren in hun dure agenda's - is dit des duivels.
Spelen als ze goesting hebben ? Dat past niet in mijn planning.

De Spaanse had mij flink op mijn nummer gezet.
Muziek wordt immers niet op commando gespeeld, maar als men goesting heeft.
Bij flamenco wil dit zeggen als de nood, de drift, el deseo aanwezig is.

Het gaat er dan voorzeker heel ruig aan toe in La Capitale.
Ik denk er soms heel even aan als ik mijn wagen inzeep.

maandag 8 februari 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,

Waag het niet - als voetganger - de overgang te maken tussen de Negende Linielaan en het Kaai.
Dat staat zowat gelijk aan zelfmoord.
De schare gejaagde auto's letten amper op de weggebruikers tevoet. In de weg lopers.
Ze rijden je geheid overhoop als je niet zelf heel assertief en kordaat je plaats opeist.
Dat is één hindernis.

Vergeet het immers dat je in één keer de hindernis kunt nemen.
Je bent amper op de middenberm gesukkeld of de voetgangerslichtjes aan het Kaai springen al op rood. Als voetganger ben je veroordeeld om opnieuw geduldig te wachten tot het de heren belieft om u doorgang te verlenen.
Stel je voor dat een automobilist plots in het midden van het kruispunt staande wordt gehouden en moet wachten om de oversteek te maken. Men kan het zich niet voorstellen.
Het respect voor uw passanten te voet is nihil. Vuil van de straat.

Hetzelfde doet zich voor op vele plekken op uw grondgebied.
In Molenbeek aan de Brigade Piron heb je twee mogelijkheden als je de middenstrook haalt :
ofwel wordt je overhoop gereden door de tram, er is immers maar een halve meter tussen de tramsporen en de straat, ofwel wordt je verbrijzeld door de auto's.
Alleen extreme anorexia-patiënten hebben kans het er heelhuids van af te brengen.
Aan de Barthélemy ter hoogte van de Anderlechtse Poort mag je al blij zijn dat je zonder kleerscheuren tot aan het Rioolmuseum geraakt, om de Poincaré te slechten tot aan de Bergensesteenweg, daarvoor dien je opnieuw te wachten.
Alleen getrainde atleten kunnen in één keer de afstand tussen twee voetpaden in één keer overbruggen. De rest kan het schudden : voorzie maar voldoende tijd als je in Brussel een brede straat oversteekt.

Besluit : Koning Auto is hier Heer en Meester, voetgangers zijn vervelende etters die in de weg lopen, lamlendig voetvolk - nog erger dan die ergerlijke fietsers.
Gelieve ze zoveel mogelijk te treiteren en er absoluut geen rekening mee te houden.
Het is maar dat ge het weet.

Je, Pacha Kroet.

zaterdag 6 februari 2010


Gespot

De bedelaar op het Beursplein heeft een nieuwe lucratieve bezigheid gevonden.
Hij heeft zich binnenin de Fortishall geposteerd.
Dat kantoor en de bijhorende bankautomaten gaan daar dicht om 18u00.
De man staat binnen en iedere geldzoeker die zich vruchteloos voor de deur aanbiedt wordt door hem vriendelijk binnengelaten.
Een vorm van positieve obstructie, zeg maar.
Bij het binnenkomen herhaalt hij kort dat het kantoor sluit om 18uOO, maar dat hij de mensen ter wille is door - dat is dubbele winst voor hem, warm - binnen in de hall de wacht op te trekken.
Daarbij schuift hij natuurlijk zijn bekertje naar voor, een kleine geste voor een kleine dienst.
Als de gehaaste mensen al niet geven, zeggen ze vriendelijk goeiedag, dat is ook al iets.

Ik vind het goed gevonden, voor alle partijen.
Alleen legt hij het er wat te dik op, door zijn gebaar nog eens te op te zeggen voor de wachtenden binnenin.
Daardoor wekt hij de indruk dat het hem enkel om het geld te doen is.

Het volstaat niet om enkel goed te zijn -
maar in die goedheid bescheiden te zijn, dat is de ware kunst.

donderdag 4 februari 2010

Les Tropismes

Soms bid ik zondagnamiddagen luidop dat het zou gaan regenen.
Het ontslaat mij van het obligate nummertje Ter Kameren of Rood Klooster en verschaft het perfecte excuus linea recta naar Sint-Hubertus te sporen.

Het regende niet deze zondagnamiddag maar zowel Frida Kahlo als Magritte waren dichtgeslibt, en dus beland ik via de kaastaart in de Arcades in mijn absolute préféré bij donkere dagen :
de Tropismes.
Ik ben blij dat ze zich in een zijarm bevinden van de Galeries, ik vermoed immers dat daar nog veel verlaten geheime kelders en zolders braak liggen, gereed om ontgonnen te worden.
En zie : ze hebben reeds de vitrine rechttegenover de librairie veroverd - het is een begin.

Alleen al het plafond in de Tropismes is de moeite om deze Tempel van de Woordkunst te betreden. Vanop het balkon kan je deze haast aanraken : pure magie.
Op deze eerste verdieping besef ik wreed dat een mens niets weet.

Ik verlies mij een vol uur in Le Temps Scellé van Andrei Tarkovski, een cineast hors categorie.
Dat kan - in de Tropismes kan je ongegeneerd achteroverleunend in een comfortabele zetel een boek lezen.
Ik besef dat dit boek een heel leven vult.
En er liggen er nog vier andere van en over de Russische regisseur.
Ik bekijk ze triest en hulpeloos. Ik let even niet op Almodavar, Kieslowski, Tarantino of Tati, andere préférés , ook Visconti heeft een mooie uitgave en een ongetwijfeld schitterend oeuvre, maar ik heb maar één leven. Eric Rohmer, Inarritu en Andy Warhol liggen eveneens smachtend te wachten.
Ik zie er van af, maar ik moet er van afzien.

Twee Joodse mannen met een zoet parfum en lange zwarte jassen storten zich op de afdeling Architecture, die rayon mag ik dus al links laten liggen.
Een dame, waarbij het onduidelijk is waar heur haren beginnen of overgaan in de harige kraag van haar mantel, wisselt luidop van gedachten met haar kale man over Frida Kahlo.
Ik luister een beetje, terwijl ik het boek doorblader. Toch nog een scherf Kahlo deze namiddag.

Verdwaasd begeef ik mij naar de benedenverdieping. Het magnifieke Kongoboek van Carl De Keyzer, maar ook Claude Lévi-Strauss, Toussaint, Plazenet, Claire Castillon, Amélie Nothomb : ik moet ze passeren. Mijn hoofd tolt.
Strompelend bereik ik de uitgang maar wordt willoos naar de stand van Camus gezogen.
Een gánse tafel hebben ze de franse écrivain geschonken, ik heb vrijwel alles van de man gelezen, maar enkel L'Etranger in het frans.
Dit kan er niet meer bij.
De man achter de toonbank merkt dat ik mij onwel voel - "ça va ?" vraagt hij.
"Oui, j'ai besoin de l'air frais."
Op de hoek van de Beenhouwersstraat stoot ik op de onvolprezen kunstboekenwinkel met foto's van het werk van Berlinde De Bruycker.
Aan de vitrine van de Champagnothèque vraagt een man mij de weg naar Barcelona.
Is de man gek - of ikzelf ? Of beide ?
Ik ontvlucht de galeries, het regent, mijn gebed is verhoord maar het is telaat.
Overal schuilen, maar niet in Sint-Hubertus.
Teveel indrukken, te weinig levens.
Op de Grasmarkt graai ik een lege schoendoos mee om één en ander in op te bergen, het verschaft mij de illusie dat ik de namiddag hierin kwijt kan.
Heeft iemand mij werkelijk de weg naar Barcelona gevraagd ?

Een man zonder haren met een stoppelbaard, zit tegenover mij in de Archipel.
Het is de broer van de kale man van de vrouw met de harige kol uit de Tropismes.
Zij compenseert rijkelijk wat beide mannen te weinig hebben.
Zijn broer heeft hem net gesmsd.
Daarop bidt de man dat het volgende zondag niet zou gaan regenen.
Teveel regen is niet goed voor de kweek, zeggen ze op de buiten.

dinsdag 2 februari 2010

Stadsbrieven

Beste Bruksel,

Vanochtend was het weer van jedat. Ik kon het weer schudden.
Ik wil aan de Beurs langzaam naar beneden glijden, ondertussen bekijk ik het uur en de temperatuur en schik mijn haar, een ochtendlijk ritueel, zij het dat ik aan het laatste hoelanger hoe minder werk heb.
De roltrap heeft het weer begeven, een haast terugkerend wekelijks euvel. Ik moet dus op de treden letten. Ik ben de laatste dagen weer meer roltrappen tegengekomen die dienst weigerden dan andere die deftig functioneerden.
Een mechanische trap op- en afgaan dient daar niet voor. Spekglad als het regent, veel te hoge treden voor mensenvoeten.

In alle steden die ik de laatste jaren bezocht ben ik niet één roltrap met mankementen tegengekomen. In Budapest kreeg je zelfs twee meter vlakke rolband cadeau, zodat je niet ogenblikkelijk een trede moest kiezen. Alles verliep daar moeiteloos.

Hier kan dit niet.
Oudjes sukkelen met hun buggy de trappen op. De jonge Afrikaanse moeder moet én haar kleine ukje aan de hand houden en ondertussen de wandelwagen naar boven zeulen.
Het heeft één klein voordeel : het scherpt de solidariteit tussen de tramgebruikers.

Ik hoorde dat de MIVB vorig jaar in extremis nog 11 miljoen euro moest besparen en dit jaar maar liefst 46 miljoen euro.
Ze gaan niet besparen op hun personeel en evenmin op het nieuwe rollend materiaal.
Het bestaande rollend materiaal mag verder roesten.

Desondanks blijf ik je trouw, mijn beste MIVB, maar gij zijt van mij nog niet vanaf.

Je, Pacha Kroet.