Er staan zware hekken vóór het politiekantoor aan de Graaf
van Vlaanderen. Een jonge flik met zwaar wapen praat ongedwongen met twee
oudere agenten. De dreiging van het wapen verkruimelt door het ontspannen
gedrag van het drietal. Misschien is het gewoon een waterpistool ? Straks spuit
hij de passerende schoolkinderen nat, het was maar om te lachen nietwaar. Het
is niet echt, kijk maar, Floep ! Ze schateren, de agenten en de kinderen,
alles peis en vree daar aan de rue du Facteur.
In het café op de hoek wordt ongegeneerd gerookt, geen mens
aan de Parvis van Molenbeek die daar op dit moment van de geschiedenis een punt
van maakt.
Vier schooljongens, net de lagere school ontgroeid, spelen kaart
onder de te luide TV. Ze lachen, op deze lome woensdagvoormiddag. Ze drinken
Cola puur. Buiten loeit een sirene, ergens tussen Zwarte Vijvers en Beekkant.
Een telefoon gaat, de zware man neemt op en roept meteen
iets overstaanbaars in een donkere taal. Hij legt af, bromt iets tegen de
anderen, drie veertigers, ze wachten en drinken gulzig Maes uit de fles. De
zware gaat daarna lang zitten peuteren met zijn wijsvinger in zijn enorme neus.
Ik kijk weg.
Dan zegt de vrouw achter de toog iets. Ze lachen. De drie
mannen tellen hun klein geld, het wordt uitgestrooid op de tafel, ze leggen
samen, iets klopt niet.
De kale, met de diepe listige blik, hij vertrouwt me
niet, heeft het profiel van een meedogenloze huurmoordenaar of een verleden als
sniper in de heuvels bij Sarajevo.
Er is een begin van regen, in het café hangt
een groezelige warmte.
Een oudere man en vrouw komen binnen, Molenbeekois old school. De vrouw steekt meteen een sigaret op, hij
legt zijn pet op tafel, wrijft zijn gezicht droog. Ze brengt pils in een glas
en porto, zonder dat ze het vragen. Ze knikken, gedag of merci. De drie mannen
bestellen opnieuw Maes, er is nog wat nikkel over.
Joelende kinderen en onderkoelde pubers passeren langszij
rond de hekken. De jonge wachter kijkt heel ernstig naar het jonge geweld. De
sniper monstert het gebeuren. Zijn ogen fonkelen, zijn handen jeuken.
Dan passeert het jongetje, hij komt amper boven het raam,
wuift naar zijn vader. Hij gaat naar buiten, de kale, buigt zich vriendelijk
over het kind, lacht uitbundig. Dan gaan ze weg, hand in hand, de huisvader en
het uitgelaten kind, hij vertelt honderduit, dwars door het park van de
Bonnevie.