vrijdag 31 december 2010

Stadsbrief : Brusselse Vlamingen, de nieuwe paria's.

Beste Bruksel,
De Brusselse Vlaming is niet alleen een uitstervend ras, het is evenzeer een miskende en een uitgespuwde mensensoort.
De modale Vlaming beschouwt ons als een verrader van taal en volk omdat we teveel Frans spreken in uw stad. Samen met hun hoofdstad worden we helemaal verguisd door onze taalgenoten.
Voor de Tobbacks van deze wereld worden we integendeel verpamperd en eindeloos verwend : de Dansaertvlaming die schaamteloos profiteert van bergen subsidies welke vooral worden opgesoupeerd door franstaligen.
In de Brusselse klinieken worden we amper tewoord gestaan door de vastbenoemde FDF-receptionisten.
In de betere winkels van de Avenue Louise of de Toison d'Or worden we niet begrepen.
Door veel jonge Marokkanen worden we steevast bestempeld als Vlaams Blokkers, alleen maar omdat we nederlandssprekend zijn.
Bij de regeringsonderhandelingen worden we misbruikt als pasmunt of in ruil voor veel losgeld gegijzeld.
Wij zijn een minderheid tussen de vele minderheden in deze stad en daardoor oninteressant, wegens te weinig, te schaars kiesvee, en te min.
Wij zijn een niet erkende, onbegrepen minderheidsgroep.
Dat is het lot van de Brusselse Vlamingen, ondanks of dankzij alles een content volkje, maar toch
in 2O11 : Ayez pitié pour les flamands-bxl.

Je, Pacha Kroet.

woensdag 29 december 2010

De Verrezen Apostel

De zwarte moustache, aandachtig luisterend naar de vieze clochards in de oude gang van het Noord, is hij het werkelijk ?
Jean-Paul Vastiau - het kan geen toeval zijn dat ik in dezelfde week twee stokoude maten terugzie, 35 jaar nadat we samen een groezelige soldatenkamer deelden in Keulen.

Jean-Paul, midden zijn biotoop. Wij noemden hem de Apostel van de compagnie.
Wonderlijk man, bleef altijd zichzelf, er werd wat mee gemonkeld, maar hij dwong onvermijdelijk respect af.
Jean-Paul speelde viool, hij mocht iedere dag een uurtje oefenen, in de vooravond, helemaal alleen op de kamer. Cultuurbarbaren die we waren trokken we ons terug in de kantine waar we ons bezatten aan zesderangs Jupilers. Onderwijl toverde hij heerlijke melodieën uit zijn snaarinstrument.

Hij woonde in het Luikse, in een christelijke basisgemeenschap, hij had zijn handen vol met ons.
Hij kuiste geduldig de kots, viste het vals gebit van zatte Claude uit de WC-pot, ving de bleukes op nadat hun bed was omvergekiept. Hij nodigde ons uit om te gaan wandelen : "Le parc est très beau au printemps..", jaja dat zal wel.
Eén keer is de aalmoezenier gepasseerd. We hadden net een weerspannige kamergenoot opgesloten in een kast. Toen de proost achteloos vroeg of we over iets wilden praten begon Michel, die een vreemde stem ontwaardde, op de kast te bonken. De arme man is nooit meer teruggekeerd.
Hoefde niet, wij hadden onze eigen zieleherder.
Toen Antoine zelfmoord wilde plegen en zich te pletter gooide uit het venster, was hij de eerste beneden.
De eerste aan zijn bed, de eerste bij wie Toine uithuilde.
Toen de lange spichtige Lucien zijn opwachting maakte als de nieuwe facteur werd hij snel door iedereen uitgespuwd. Ambetant karakter, zure jongen, eenzaat, wilde met niemand contact.
Op een avond komt hij straalbezopen de kamer binnen, hij zet zich neer op bed en begint te huilen als een in de steek gelaten kind. Schokkend, reddeloos verloren, hartverscheurend.
Hij staat op, opent de kast, rukt woedend alle pin-ups van de deur en hangt één foto aan de binnenkant : de foto van zijn moeder.
Zij was overleden de maand vóór hij bij ons arriveerde. Eén en ander werd duidelijk : alleen Jean-Paul wist ervan.

Zo stond hij hier ook weer in de Nord, midden de verworpenen der aarde, een Schone Mens.
Neen, we wisselden geen e-mails of telefoons uit, wat zouden we mekaar meer kunnen vertellen na al die jaren.
Neen, hij zit niet op Facebook.
Hij heeft wel wat anders om handen.

maandag 27 december 2010

Gespot : Een Scheet

Onder de nieuwe Cambio-affiche met de ronkende titel : "Cambio, een nieuwe wind..", laat een grote zwarte Hiphopper een reuzescheet gelijk aan een Hiroshimalight.
Hij staat heel alleen op het perron van de Beurshalte. Hij lacht breed : een bevrijd man.
Gelukkig staat hij aan de verkeerde kant van het perron, de mensen die langs die kant uitstappen zullen vandaag sneller op het werk zijn, ook al is het spekglad buiten.
Voor ons valt de schade mee, maar Cambio zal voor mij nog lang een vieze bijsmaak hebben.

zaterdag 25 december 2010

De Kerstnmbis

"Eik, ik krijg tegenhonger van vis."
'Tegenhonger ?' - nooit van gehoord en ik ben niet zeker of ik het begrip wil promoten.
'Tegenhonger' begrijp ik uit de verdere conversatie slaat op weerzin, tegengoesting, iets dat de honger doet kantelen.

Ik zit op de Kersttrein tussen Brussel en Zottegem, we staan als haringen op mekaar geplakt tot tussen de zitbanken van de reizigers. Aan Brussel-Zuid moet men tientallen ongelukkigen weigeren. Een zware Marokkaanse maakt zich nog dikker omdat we niet doorschuiven. Moeten we soms in de bagagerekken gaan hangen ?

"We hebben verleden jaar een muurke afgebroken in onze keuken."
"En vantjaar weer gemetst op dezelfde plek', vult haar man aan.
"Waar waren ons gedachten ?
Haar collega beaamt een gelijkaardig voorval : "Ons badkamer was veel te koud. W'hebben al de steentjes afgebroken en nu dezelfde weer tegengeplakt."
Vlamingen met bakstenen op hun maag, ge zou er tegenhonger van krijgen.
"Bij mij zijn het scampi's,' - "Bij mij lamskoletjes," zegt Madam Tegenhonger.
De trein blijft treiterig lang staan, ik kijk uit op een kalende man onder mij, hij is erin geslaagd zijn haar te laten knippen in een gelijkbenige driehoek, met de punt net boven zijn voorhoofd. In deze tijden zie ik er eerder een dennenboom in en ik fantaseer er meteen wat kerstlichtjes bij, zou nog een trend kunnen worden.
Wat moet een mens anders rechtopstaand tussen Brussel en Zottegem ?
Ik stel mij deze situatie voor in een verder geregionaliseerd land. Er zal dan vermoedelijk een Vlaamse wagon zijn, met meer comfort, maar ook wat duurder dan de Waalse wagon. De Brusselaar is dan de buffer tussen de twee wagons.
De Brusselaar als noodzakelijke buffer tussen de Vlamingen en Walen, onmisbaar om de Belgische trein te laten rijden. De metafoor klopt niet helemaal : wie is de machinist ?
De Waal heeft vermoedelijk ziekteverlof op een feestdag. De Vlaming is zijn badkamer aan het verbouwen.
Dat promoveert dan weer een Brusselaar als stuurman voor de Belgische trein. Moeten ze misschien eens proberen.
"Ge zou een tegengoesting krijgen van met de trein te rijden," zegt Madam Tegenhonger alsof ze mijn gedachten raadt.

Dan is er de warme stem van de treinwachter :
"Goeienamiddag beste reizigers, zoals u heeft gemerkt is er veel volk op deze trein. Ingevolge een tekort aan wagons wegens het slechte weder. Maar.. laat er ons samen het beste van maken."
Hilariteit alom op de trein en tenslotte luid applaus en gejuich.
De zure gezichten klaren op, zelfs Madam Tegenhonger lacht breed.

Het wordt toch nog een mooie Kerstmis.

donderdag 23 december 2010

Gespot : Twee broers

De keurige ronde man arriveert in het Centraal. Hij draagt een blauwe das, een voornaam kostuum en een dure pardessus. Hij is vergezeld door een jongere man, identiek gekleed, ook goed gevuld.
Plots stopt de man en monstert zijn kompaan, hij fatsoeneert diens das, sluit zijn vest en vraagt hem zelf zijn jas dicht te doen. De jongen luistert gewillig. Alles gebeurt traag en bedachtzaam.
De man klopt op zijn schouder, beiden lachen, daarop gaan ze samen op weg, zij aan zij. Af en toe wijst de oudste iets aan, de andere lacht en knikt.

De man is een heer, gemanierd en gereserveerd, bekleedt ongetwijfeld een belangrijke post in zijn bedrijf.
Hij heeft een dagje vrij genomen en draagt op een heel voorbeeldige en volwassen manier zorg voor zijn mongoloïde broer.
Hij wil er niet bovenstaan, zijn broer wil niet voor hem onderdoen, onderandere daardoor zijn ze identiek gekleed. Er ligt een dik sneeuwtapijt, het is spekglad, dus hebben ze maar de trein genomen, ook al is hij dit niet gewoon maar beloofd is beloofd.
De jongen kijkt uit naar het Reuzenrad en de smoutebollen, twee dingen die de oudste niet spontaan in zijn hart sluit maar hij geniet omdat zijn broer geniet.

Kerstmis in de stad : boven de flitsende neons, de fletse kerststal en de schreeuwerige Electrabellen
lopen er onmerkbaar mensen in deze stad die de essentie van het kerstgebeuren hebben begrepen.

dinsdag 21 december 2010

Lunch chez Les Brasseurs.

http://www.brusselblogt.be/

De Tweede Sneeuw

In het maagdelijke Fontainasparkje is er welgeteld één passante.
Een zwarte vrouw trekt een diep spoor door de verse sneeuw.
Ze heeft gekleurde vlechtjes en behalve wandelen zingt ze luidkeels en uitgelaten.
Praise the Lord !
Is ze verrukt omwille van het witte manna dat zomaar uit de lucht komt gedwarreld ?

Het doet me denken aan het verhaal van de oude Westvlaming. Tijdens de Groote Oorlog staken Senegalese soldaten - indertijd overgevaren als kanonnenvoer - de sneeuw in een enveloppe en stuurden die op naar hun moeder, zo verbaasd waren ze.
Sneeuw in een briefomslag van de barre Ijzervlakte naar de dorre Sahel.

Deze vrouw is evenzeer verwonderd, het is een vreugdezang, iets dat ons vreemd is.
We vinden het allang vanzelfsprekend, de wonderen der natuur, straffer nog, we gaan er over sakkeren.
Te glad, gevaarlijk op de weg, files, vertraging op het spoor.
Afrikanen niet, die bezingen de natuurverschijnselen als geschenken van Moeder Aarde, al hebben ze ruimschoots hun deel in de ellende van de opwarming van de aarde.

Wat verder in de Kartuizersstraat is er toch nog vreugde omwille van het bevroren kristal.
Vier volwassen mannen, in keurig kostuum, gooien sneeuwballen naar mekaar, stellen zich verdekt op achter een wagen of in het portiek van een herenhuis. Ze roepen en schreeuwen als uitgelaten schooljongens.
Sneeuw maakt het kind in ons wakker, en bij uitstek mannen blijven Grote Kinderen.
Voor één keer mag het.

zondag 19 december 2010

Stadsbrief : Ik ga wonen in de St-Hubertusgalerij.

Beste Bruksel,
Wóónt er sowieso wel volk in de St-Hubertusgalerijen ?
Indien niet, zou dit een onvergeeflijke doodzonde zijn.
Al weken houd ik de appartementen boven de winkels in het oog. Héél, heel soms zie ik een flauw lichtschijnsel, dat kan een verdwaalde kat zijn die voor de lichtmelder loopt, de poetsvrouw of de conciërge, het is maar even - voor de rest : geen hond te bespeuren.
Ofwel zijn de bewoners rondreizende wereldsterren die slechts heel af en toe hun koffers komen uit- en inpakken ofwel zijn het gewoon spookappartementen. Zonde, zonde.

Daarom stel ik mij bij deze vrijwillig kandidaat om minstens zo één appartement te betrekken.
Ik beloof plechtig om iedere ochtend lichte barokmuziek te laten weerklinken uit de openstaande vensters, ik beloof je geurige bloemen, bloedrode rozen in elegante bloembakken, kleurrijke affiches aan de ruiten, witte en rode kaarsen voor mijn raam dag en nacht.
Af en toe een feestje, uitbundig maar beleefd, ik zal niemand storen, maar er zal wel leven zijn op de bovenste verdiepingen.

Mijn présence zal bevallig en aangenaam zijn, het zal de galerij kleur, glans en een zalig aroma geven, weg met die donkere en doffe ramen.
Mijn aanwezigheid zal ongetwijfeld nieuwe bewoners lokken en prikkelen, weldra zal de galerij bevolkt worden met vriendelijke, aangename inwoners die de chique winkels zullen soigneren en de bovenkant smaakvol arrangeren.

U weet mij wel te vinden,
Je Pacha Kroet.

vrijdag 17 december 2010

Gespot : De Zwarte Filosoof

Op een grote lichte stip in de middengang van de Fnac staat een donkere man. Zwart op geel.
Zaterdag tijdens de kersttijd, men kan op de koppen lopen. Mensen verdringen mekaar, kassa's lopen overvol, bankkaarten glijden gewillig in de betaalautomaten.
Hij staat op de gele stip en monstert het gewriemel.
Hij heeft zijn rechterhand onder zijn kin en ondersteunt zijn elleboog met de linkerhand.
Hij observeert, licht monkelend.
Hij verroert geen vin : een Zwarte Filosoof.

Het is eens wat anders dan het Leger des Heils.

woensdag 15 december 2010

Le Bruxellois

Ik had hem meteen herkend.
Ouder geworden, dat wel, maar nog steeds de joviale grijns, gedreven pas, uitbundige maar grijze krullen.
Vijfendertig jaar geleden zijn we samen afgezwaaid, zoals dat heet. In het Frans de 'démob', want ik heb mijn legerdienst volbracht in een franse eenheid in een Keulse voorstad, midden de bloedige Rote Armee Fraktion jaren.
Ulrike Meinhof zat gevangen in de gevangenis naast onze kazerne.
Er is ooit een klopjacht geweest naar een ontsnapte gevangene en de Polizei kwam ook bij ons neuzen.
We hebben er nog om gegrapt : wie ontsnapt er uit een gevangenis om zich te verschansen in een kazerne ?

Ik heb in Keulen geleerd dat er geen verschil bestaat tussen Vlamingen, Walen of Brusselaars.
Of toch - net zoveel en zo weinig als tussen koppige Westvlamingen, arrogante Antwerpenaars of bourgondische Brabanders.
Gerard was een Brusselaar pur sang, maar hij sprak geen gebenedijd woord Nederlands.
Hij complimenteerde me vaak met mijn Frans, "compliqué" dat ik zo'n moeilijk woord kende in het Frans, dat werd in Brussel amper gebruikt.
Ik was de kleine held van de compagnie, de flamand de service, want behalve Frans en Nederlands sprak ik ook een mondje Duits, ik was de ideale gids voor mijn franstalige kameraden.
Ik onderhandelde voor hen met Duitse prostituées, maar dierf niet vertalen wat ze me voorzegden, vooral die van Liège waren heel ongemanierd, om het proper te zeggen.

Gerard had een lief in Sint-Niklaas, ze hadden mekaar leren kennen in de oude Métropole-dancing in de rue Neuve. Zijn lief sprak geen woord Frans. Het was liefde op het eerste gezicht, er was geen andere keuze :
"We konden niks anders doen dan vrijen," lachtte Gerard, "want we konden geen woord tegen mekaar zeggen."
We hebben samen onze 'démob' gevierd in diezelfde Métropole, het was een regenachtige vrijdagavond in de maand februari,  in de vroege jaren zeventig.

"Eh bien Gerard, on se débrouille déjà en néerlandais ?".
"Jaja," zei hij met een licht accent en een knipoog, "maar ik heb mij niet gepresseerd."
"Petit salaud," lachtte ik terug.
Witgrijs, dat wel, maar nog geen haar veranderd.

maandag 13 december 2010

Stadsbrief : De Kersttram

Beste Bruksel,
Net bij het binnenrijden van het woud valt de avond, heel traag dooft hij de dag.
Vooraan staat de Grote Kerstverteller, een boomlange  man met een forse grijze baard.
Zijn verhalenboek wordt alleen verlicht door een grote rode kaars, voor de rest geen lichten op de 44,
hij vertelt traag, met lange stiltes bij de korte haltes.
Onderweg zien de passanten enkel het schijnsel van de kaars, kinderen en grote mensen luisteren ademloos.
Fakkels in het bos, hier en daar wuiven late wandelaars naar de Kersttram.

Er wordt glühwijn en warme choco geserveerd.
Kinderen luisteren met rode oortjes en vergeten te drinken. Volwassenen worden weer kind en laten zich moeiteloos meevoeren in de wonderlijke verhalen van Astrid Lindgren of Hans Christian Andersen.
Zo rijdt de tram aan en af, van Montgomery tot Tervuren, de Tram van Babel : Frans, Nederlands, Engels of Arabisch, who cares ? De verteller spreekt zo geboeid dat allemaal niet uitmaakt.

Aan de voorlaatste halte stappen de drie Wijzen op, ze hebben mirre en wierook, vooral Balthazar lacht zijn tanden bloot. Kinderen kijken verrukt. Dan vertrekt hij weer, slingert zich verder een weg door het donkere bos.

Kersttijd op Tram 44 : het moet kunnen.

Je, Pacha Kroet

zaterdag 11 december 2010

Gespot : De Bruiloft van Kana.

In café Archipel bestelt een oudere dame een vol glas water en één glas wijn.
Ze nipt tweemaal van de wijn en voegt er vervolgens een scheut water aan toe.
Ze drinkt opnieuw en vult weer bij met water.
Inplaats van één glas wijn fabriceert ze er vier voor de prijs van één.
De Bruiloft van Kana in het klein, alleen maakt zij water van wijn.

Ik ben weer een illusie rijker.

donderdag 9 december 2010

Kerststal : dringend uitmesten.

Het blijft een raadsel waarom heelder horden toeristen en godbetert, zelfs locals, zich verdringen om een glimp op te vangen van het potsierlijke kersttafereel op de Grote Markt.
Ik erger mij ieder jaar opnieuw, aan wat heet, de kerstfiguren in het stalletje van Bethlehem op dit plein.
Dit jaar is het tafereel zo mogelijk nog grotesker dan de vorige kerstperiodes. Echt een koopje.
De Heilige Jozef is een jongere versie van Charles Manson, hij lijkt niet goedgezind - dat is te verstaan.
Hij wordt opgescheept met een joch dat niet van hem is, een bastaard waarvan hij vermoedt dat zijn gedrag hem nog zuur zal opbreken. Meer dan eens zullen de flikken aan zijn deur staan, dat is nu al te voorzien met al de heisa die ze er nu al rond verkopen.
Ik geef geen knip voor dit huwelijk als ik zijn eega aanschouw. Maria is een bruinharige vamp, een bitch uit de stal van Manson, ze hééft haar man al bedrogen en ze loenst nu al naar de beurs van Caspar, de jongste van de drie wijzen, die haar het hoofd op hol heeft gebracht met zijn wierook en patchouli.
De drie Koningen die trouwens véél te vroeg zijn gearriveerd : wie gaat die allemaal de kost geven ?
De Continental en de Barry zitten al overvol met illegalen uit die omstreken.
Het Kindje Jezus is een koopje uit het magazijn van de Foyer Salu, ik had het verleden week nog in mijn handen maar vond de pop niet proper genoeg, de stad blijkbaar wel.
Er zijn ook nog twee herderinnetjes, die zijn weggeplukt vanop de Alpenweide van Heidi's opa, waarschijnlijk liggen de herdertjes nog te slapen in de velden van Veeweyde : het moet vooruitgaan.

Iedereen is indroef : is dit de geboorte van de Verlosser of heeft de Engel Gabriël al meteen de kruisdood aangekondigd ?
Alleen de herderinnetjes glimlachen én Balthazar, die in het luchtledige kijkt.
Het is geen toeval dat zij wegkijken van het droeve tafereel in de stal.

Ik kan best begrijpen dat mensen houden van tradities, voor mijn part moet er geen vliegende schotel of een groene Iglo worden neergepoot. Evenmin moeten Nero of Madam Pheip aantreden, of Adhemar en Suske & Wiske hun opwachting maken.
Maar met zoveel bekwame artiesten (cfr Zinnekesparade) moet er toch iets actueler, zinniger of artistieker kunnen worden gebrouwd.
Als dit het mooiste plein is van wereld verdienen we ook een prijs voor de lelijkste kerststal van deze aardkloot : dringend uitmesten als u het mij vraagt.

dinsdag 7 december 2010

Stadsbrief : Overal betalend parkeren !

Beste Bruksel,
Stel dat u inwoner zijt van deze stad.
U heeft de wagen vaak nodig om dwingende en dringende redenen, ik praat nu even voor mezelf, ik zou er anders nooit mee buitenkomen.

U keert terug 's avonds, of nog erger, tijdens het weekend : u mag rustig minstens een halfuur extra tellen om rondjes te rijden, de omgeving nodeloos te vervuilen, uw kas op te vreten, om dan uiteindelijk noodgedwongen betalend te moeten parkeren.

Dat is het lot van mensen die over een eigen wagen beschikken zonder garage, in het binnenste van uw stad.
Pleidooi voor de auto ?
Absoluut niet : maar soms, in bepaalde omstandigheden, kan men niet zonder.

Remedie ?
Voer overal betalend parkeren in, behalve voor de inwoners die een eigen parkeerkaart (met eigen nummerplaat !) open leggen op het dashboard.
De Stib moet middelen krijgen om voldoende parkeerruimte te voorzien aan de rand van de stad zodat bezoekers makkelijk metro of tram kunnen nemen. Er moeten, zeker in het weekend, latere trams en metro's zijn. De politie moet veel strenger optreden tegen de wildparkeerders op voetpaden.
Daar wordt iedereen beter van : de stad, de inwoners, de bezoekers.

Je, Pacha Kroet.

zaterdag 4 december 2010

Gespot : De Opstandige Kerstboom

Aan het Witte Gras vecht een woeste man met zijn pas gekochte kerstboom, voet op de pot.
Hij trekt de boom recht, maar deze sputtert fel tegen, de man trekt, de boom geeft niet af en in ware Tatiaanse stijl gaat hij in de clinch met de koppige spar.
De strijd is ongelijk, de arme boom zit gevangen in de pot, de koper wint het pleit en de boom berust in zijn lot : rechtopstaand in een te smalle pot, de wortels gekneld en gekneusd, straks behangen met gloeiende lichtjes, de takken zwaar belast met porseleinen figuurtjes.
Vergeten drinken te geven en na een maand afzien wacht de brandstapel : men zou voor minder tegenpruttelen.

donderdag 2 december 2010

woensdag 1 december 2010

Op zoek naar Manneke Pis

De man kwam helemaal uit het verre Azië en had tijdens een volksdansfestival kennis gemaakt met vlaamse folkloristen. Hij maakte een reis door Centraal-Europa en zijn vrienden hadden Brussel een halve dag toebedeeld. Grote Markt, Manneke Pis, de Beenhouwersstraat, als er tijd over was het Atomium, meer was er niet te zien. Dan naar Brugge, Parijs, Keulen, Berlijn, die kregen meer dan een halve dag.

Toen hij die halve dag arriveerde in het Centraal nam hij per vergissing de verkeerde uitgang en belandde pardoes in de Ravensteingalerij. Dit boeide hem meteen want hij hield erg veel van de fifties en de Expo-stijl.
Aan het eind van de passage stond hij oog in oog met de Art Decotempel van de Brusselse architect Horta.
Alleen maar uit nieuwsgierigheid ging hij binnen want ook architectuur was één van zijn vele dada's. Hij dwaalde met open mond door de Bozar en belandde alzo in de wonderbaarlijke Europalia-expo over China, waar hij lange tijd vertoefde.
Bij het buitenkomen verbaasde hij zich dat hij zijn halve dag reeds had opgebruikt, had hij zijn tijd 'verloren' of  'gewonnen' ? Hij dacht het laatste en besloot daarom om dan maar een dag in Brussel te blijven.
Tijd genoeg, dus dook hij de Bozarshop in en snuisterde lange tijd in de kunstboeken, verrukt over het duizelingwekkend aanbod klassieke CD's aldaar. Was dit ook niet het huis waar het wereldvermaarde concours Koningin Elisabeth doorging ?
Het werd stilaan vroeg namiddag en hij noteerde de Bozar in zijn agenda met stip. Voor als hij terugkwam.
Hogerop dan maar, nog steeds op zoek naar Manneke Pis. Bij het nemen van de bocht naar de Kunstberg stootte hij op een affiche en spandoek van Magritte, één van zijn lievelingsschilders.
Het verwonderde hem dat zijn Vlaamse vrienden nooit over Magritte hadden gepraat, laat staan over het bestaan van een heus museum van deze man. Hij wilde meteen naar binnen maar werd afgeleid door het Jugendstilpaleis links van hem. Zonder na te denken werd hij naar binnengezogen, bekeek de majestueuze hall en liet zich weerloos naar boven brengen tot in het restaurant, waar hij een kleinigheid nuttigde, maar niet uitgekeken raakte over het stadslandschap.
Snel naar Magritte, verbluft kwam hij buiten, het was al 17u, zou hij Manneke Pis nog halen, misschien sloot die om 18u ?
Hij besloot nog een dag langer te blijven. Dan volgden het Museum voor Schone Kunsten, de Belvue, het Justitiepaleis, de Marollen, de Vlooiemarkt. En hij besloot een week te blijven.
Het Jubelpark, de squares, het Hortahuis in Sint-Gillis, de markt van Molenbeek, de Zuidmarkt, de Ijskelders in Kuregem, Tour & Taxis. En hij besloot veertien dagen te blijven.
Hij had ondertussen het bestaan vernomen van de Filigranes, die zelfs op zondag open waren, passeerde in de Ateliers Mommen, ontdekte in die buurt het Jazzstation. De Nova en de Cinematek moest hij nog bezoeken, hij spendeerde een ganse week aan cinemabezoeken en leerde alzo de Sint-Hubertusgalerijen kennen en de Tropismes. 's Avonds proefde hij van de vele restaurants en de cafés waar altijd een gezellige ambiance heerste, vooral rond het St-Kathelijneplein. Via de stripmuren was het maar een stapje naar het Beeldverhalenmuseum : drie vliegen in één klap, prachtig huis, mooi museum, heerlijke stripwinkel, hij spendeerde teveel geld aan een ganse verzameling Kuifjes.
En hij besloot drie weken langer te blijven. Hij verdwaalde in het Zoniënwoud, bezocht de Botanique, ging picknicken in het Josaphat. Bezocht theatervoorstellingen in het Kaai en de KVS, makkelijk te volgen met de Engelse boventiteling, bewonderde de eindejaarsvoorstellingen van de Brusselse dansschool Parts.
Hij passeerde nog in de Hoog- en Blaesstraat met zijn tientallen brico-winkels : wat een weelde, hoe exotisch vond hij dit alles, al die grote hoge kasten, oude piano's, barkrukjes, al die prullerijen.
Ondertussen waren de festivals begonnen : haast iedere week. Jazzfestivals, Couleur café, filmfestivals, de Boterhammen, 11 juli met die leuke gele vlaggetjes, die je zomaar gratis kreeg. Wat een vrijgevig volk zijn die Belgen toch.
Nog steeds was hij niet bij Manneke Pis geraakt.

Uiteindelijk vertelde hij zijn Vlaamse vrienden dat hij in Brussel bleef wonen.
Dat verbaasde hen zeer.
"Jaja," zeiden ze, "maar zijt ge al in Kuregem of Molenbeek geweest ?"
"Neen," zei de Thai, "daar heb ik nog geen tijd voor gehad."
"En Manneke Pis ?" vroegen ze nog.
"Nooit gevonden."

dinsdag 30 november 2010

Stadsbrief : longontsteking aan de bushalte

Beste Bruksel,
Gebruikers van het openbaar vervoer in uw stad ?
Moedige mensen en vooral sterke mensen.
Ik zou u willen wijzen op het verschijnsel van de tochtbushokjes.
Het stoort mij absoluut niet dat ik soms wat langer moet wachten, een mens heeft altijd wat te lezen of te schrijven, daarover zeur ik niet.
Wat mij stoort is dat je bij iedere wachtbeurt gegarandeerd een longontsteking cadeau krijgt nadat je de helft van je documenten of tijdschrift hebt moeten prijsgeven aan de weergoden.
Aan wind kan je voorlopig niks doen, dat is je vergeven, al ben je ook bedreven in het verkopen van gebakken lucht, maar terzake.
Wat er wél kan is het plaatsen van een tochtvrije en droge schuilplaats voor de moedige Stibgebruikers.

Ik geef maar drie plaatsen waar je terstond mag worden afgevoerd als je een kwartier op de tram wacht :
De Brouckère, Louizalaan of de valse tocht aan Metro Pannenhuis.
Een beetje architect moet daar toch makkelijk wat op vinden zodat uw klanten comfortabeler kunnen wachten.
Of zijn mensen die het openbaar vervoer gebruiken vuil van de straat ?

Je, Pacha Kroet.

zaterdag 27 november 2010

Een Brusselaar in Holland

De Hollandse dichter en straatloper Bernd Ebbo Visser vond één van mijn stukjes zo mooi dat hij de titel ervan meteen ook aan zijn bundel schonk. Hij zette mijn stukje eveneens in de bundel, naast werk van Nederlandse, Surinaamse en Zuidafrikaanse dichters, schrijvers en muzikanten.
Het boek ‘De Onbestemmelingen’ gaat uitsluitend over het ‘straatleven’ en werd verleden week in Arnhem voorgesteld. De inleiding werd geschreven door Gerrit Komrij. Er is nog een groots benefiet gepland in december. De column ‘De Onbestemmelingen’ werd door mij gepost op de site van Brusselblogt.be, de 16de februari van dit jaar.

U kan de bundel ‘De onbestemmelingen’ bestellen bij uitgeverij Kontrast in Nederland, de opbrengst gaat integraal – en dat is héél mooi – naar ‘schrijven met daklozen’, initiatieven van straatkranten in Zuid-Afrika en Nederland.
Hetrijkderzinnekes en de verhalen over Brussel worden dus ook gelezen in Nederland en binnenkort ook in Suriname en Zuid-Afrika : en dit vind ek zwierig plezant.

donderdag 25 november 2010

Gespot : De Beerputspray

Aan halte Anneessens stapt een sjofele zwerver op tram Vier die meteen véél ruimte krijgt.
Hij stinkt uren in de wind, een afschuwelijke geur.
De man heeft zich sinds zijn ontstaan nooit meer gewassen en draagt voorzeker al decennia lang dezelfde boven- en onderkledij.
Dat geeft onwelriekende dampen af op een volle tram.

Ik leer eruit dat het eten van look en het zich niet wassen zorgt voor een rustige zitplaats op tram of bus.
Misschien moet ik eens een tijdelijke beerputspray proberen die ik kan opwekken bij het bestijgen en wissen bij het verlaten van de tram.
Een gat in de markt, zeg maar.

dinsdag 23 november 2010

Het Grote Sprookjesbos

Opa heeft een grijze ringbaard en een geruite pet, hij is een gedreven bestuurslid bij het Davidsfonds.
Oma is wat molliger, maar sportief en speels. Hun vier kleinkinderen zijn bedeesd maar hoe dieper we het woud binnendringen hoe meer ze ontbolsteren en hun schrille stemmetjes verheffen.
De oude tram 44 kraakt, een eekhoorntje springt verschrikt op een hoge stam, de goudbruine kleuren van een winderig bos in het najaar.
Dwars door het Zoniënwoud slingert het trammetje zich een weg, onderweg naar de Grote Afrikaanse Verhalen.

Grootva kan het niet laten, ook al is het herfstvakantie - "Met hoeveel zijn wij ? Hoeveel is 4 + 2 ?" vraagt hij aan de kleinste. De man heeft ongetwijfeld heelder colonnes addergebroed de tafels van vermenigvuldiging ingeramd en weet dat alleen Spartaanse drill loont. Hij is milder voor zijn nakomelingen, maar wel waakzaam.
Oma daarentegen heeft een heel andere aanpak, wijst naar de bomen, verzint terplaatse sprookjesfiguren.
"Kijk, over dat bruggetje gaat Roodkapje het bos in." De kinderen glunderen.
Hij geniet, maar wil het evenwicht bewaren : een educatieve uitstap zegmaar. Zij was kleuterleidster, maar de oudste kinderen zitten al een eind in de lagere school, dan is er meer nodig dan wat verhaaltjes.

Aan de vijvers van Woluwe glinstert het water in een milde zon.
Afrika wenkt. Met een heel klein beetje verbeelding zitten daar vissers aan de Grote Meren. Het verbaast mij dat oma die open doelkans onbenut laat.
Onderwijl maakt opa de kinderen attent op het werk van de boswachter, het rooien van het bos, de noodzaak van het snoeien. Onderwijzer op rust en een roeping als volksverheffer bij het Davidsfonds, dat is niet altijd een gelukkige mix. De kinderen luisteren uit beleefdheid maar loensen naar oma.
Wonderlijke verhalen weet zij te spinnen rond omgevallen bomen, kabouters kruipen uit smalle spleten.
In de kruin van een hoge beuk landt een pikzwarte raaf met een boodschap aan de Kinderen van het Woud.
Heel even klapwiekt de vogel.

Opa geeft het op en kijkt naar buiten.
Het is altijd mooi in een bos maar een herfstbos straalt tegelijk droefheid en verval uit en de komst van het nieuwe leven. De overgang van oud naar jong : net als de grootouders en hun prille gewas.
Ik wenste dat er herten kwamen snuffelen aan het venster als we halt houden aan halte Ravenstein.
Loopt daar geen roedel bruine wolven ? Ze meten zich met de tram, als een troep Noordamerikaanse Indianen uit de Far West films die een trein achtervolgen.

Als we aankomen zijn de kinderen ontgoocheld.
Oma heeft door haar vertelkunsten een anticlimax veroorzaakt bij de ingang van de Afrikatempel : het hoeft niet meer.
"Gaan we terug met de tram rijden ?" vraagt de kleinste.
"Straks," zegt opa, "eerst gaan we wandelen door de geschiedenis van Kongo."
Dat is een mooi verkeerd antwoord van een bestuurslid van het Davidsfonds aan een hongerig kindermondje.
Alle vier kijken ze heel teleurgesteld.
Straks is het donker, dan slapen de kabouters, Roodkapje is allang terug het bruggetje over, Sneeuwitje zal niet meer staan wuiven aan de Drève des Brûlés, vervlogen de geur van het Peperkoekenhuisje.
De Goede Fee onderweg naar Het land van Ooit.
Oma heeft het meteen begrepen en twijfelt maar het Davidsfonds marcheert al gezwind door het grote hek naar binnen.

zondag 21 november 2010

Stadsbrief : Kerstmis of Karnaval ?

Beste Bruksel,
Welgeteld op 20 november begint het Kerstgebeuren in uw binnenstad.
Ploef ! Daar wordt de Kerststal al opgesteld, de kerstboom in het midden van de Grote Markt neergeploft, de houten cabanes in gereedheid gebracht.
Hoezo, vraagt een klein baasje, komt Sinterklaas niet vantjaar ?
De Goede Man maakt pas binnen 16 dagen zijn opwachting maar daar wacht de commerciële spirit van het stadsbestuur niet op.
De Kerstfoor brengt meer op, wellicht dit jaar opnieuw met de zegen en het licht van Electrabel.
Die verkopen dit als een vriendelijke geste aan de Brusselse bevolking terwijl ze ondertussen amper belastingen betalen op hun mega-winsten. Ze geven wel veel licht maar schijn bedriegt.

Op die lompe manier fnuikt men niet alleen de kinderlijke verbeelding maar verneukt men tegelijk de hele kerstperiode met een wanstaltige Winterfoor die meer dan een maand te vroeg door onze neus wordt geboord.

Misschien kan u volgend jaar al meteen na het bloementapijt het bedje spreiden voor de Ker(st)mismarkt ?
Ik bereid mij nu al met plaatsvervangende schaamte voor op de verklede modepoppen in de stal : wat mij betreft mag u die gerust laten staan tot en met eind februari : ze zouden absoluut niet misstaan in een carnavalsoptocht.

Je, Pacha Kroet.

vrijdag 19 november 2010

Gespot : Drie Heren van Stand

Drie keurige heren, middertigers, wandelen door de Onze-Lieve-Vrouw-van-Vaak.
Ze hebben net hun middaglunch in de Manufacture achter de kiezen.
Onberispelijke kostuums, gebloemde cravattes, strak geknoopt.
Een lichte odeur, gladgeschoren, welbespraakt.

Twee van de drie hebben een geschonden gezicht : blauwe ogen, een gekloven lip, gekneusde kaak.
Ze zijn zwaar in de clinch geraakt na een avondje stappen met de collegae. Drank transformeert nogal vaak
schone meneren en manieren.
In de donkere cafés van de Ravensteingalerij is één en ander uit de hand gelopen en geëindigd in een vuistgevecht. Jaloezie, afgunst, naast een postje gepakt.
Ongetwijfeld is ook hun schoon kostuum daardoor zwaar verkreukeld en bevlekt geraakt.
Geen nood : de kleerkast is diep genoeg.

Achter de façade van het tweedelige pak verbergt zich de hypocrisie van de kleine bourgeois.
De kleren maken de man but you can't hide a dirty face.

woensdag 17 november 2010

Het Oude Dorp

"En ? Niet teveel last met de 'allochtone vreemdelingen' ? vraagt een bezorgde oudtante.
Ze heeft nooit mijn verhuis naar Brussel begrepen, is heel ongerust, weet bijgod niet wat ik daar loop te zoeken.
Aalst, Ninove, Dendermonde, Gent desnoods, daar had ze nog kunnen inkomen, maar toch niet het vermadelijde Brussel.
"Kom maar op tijd op bezoek," zegt ze, alsof ik hoognodig moet bijtanken, ontluizen, vergroenen.
Ze kent Brussel van de TV, de rellen in Molenbeek, de razzia's in Kuregem, de Albanese maffia in Schaarbeek.
"Ochgotteke manneke, en daar woont gij tussen."
"De zwarten zijn nog beter dan die Arabieren, die negers hier in de straat, die soigneren hun kinderen goed en ze zeggen altijd goeiedag. Zijn er zwarten in uw straat ?"

Ik laat ze vertellen, Brussel is voor haar al lang een verloren verhaal.
Ooit was het daar beter, dan kon ge gerust een koffie gaan drinken in Café de la Bourse of in de rue Neuve.
De mensen spraken er nog vlaams en er waren nog geen vreemdelingen.
Ge kon uw sacoche laten staan als ge naar het toilet ging, dat moet ge nu niet meer proberen.
Ze weet dat allemaal van horen vertellen en van de 'televies'.
"Daar gaan ze toch niet liegen ?"
Soms vraagt ze heel nadrukkelijk, want haar geboortegrond is haar heilig : "Wat is daar dan beter dan hier jongen ?"
"Ge gaat u daar toch niet laten begraven ?"
"En al die ambras, 't was gisteren nog op VTM."
Ze moet niet weten van mijn verhaal en vertelt van haar neef bij wie ze hebben ingebroken in zijn wagen, in de "volle" dag. "Ze trekken zich van niets nog iets aan."

De "volle" dag is bijna om in mijn geboortedorp.
Het wordt er veel vlugger donker.
Als ik terug rijd, nog vroeg in de avond, zijn de straten van mijn dorp leeg en troosteloos, haast somber.
Veel winkels en cafés staan te huur. Iemand laat zijn hondje uit, een verwaaide gazet.
Het enige restaurant op de straat is gesloten, het hek aan het bos is dicht.

Wat doet een mens 's avonds in zo'n dorp ?
Hij rijdt naar de stad.

vrijdag 12 november 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Hoelang mag en kan men een straat barricaderen voor een kleine werf ?
Al meer dan een jaar wordt vooraan in de Kartuizersstraat bijna vijfentwintig meter voetpad en de helft van de straat prijsgegeven voor de renovatie van de Greenwich.

Het is hinderlijk, adominabel voor de look van de straat maar bovendien heel gevaarlijk want ook het trottoir wordt helemaal afgezet.
Stel u voor dat de andere cafés of restaurants hetzelfde zouden doen de komende jaren, gedurende één zo lange tijd : men mag een kruis maken over de Kartuizers.
Hoelang mag men een straat gijzelen ?

Alle respect voor een werf : ik heb er ook één gehad maar altijd in respect voor het straatbeeld en de passanten.
Akkoord : de Greenwich is een Instituut, maar ik ben ook een Instituut : ik eis mijn straat terug.

Je, Pacha Kroet.

woensdag 10 november 2010

Gespot : De Blauwe Kousen

De vrouw met de helblauwe kousen en het blonde haar leest een boek op de tram.
Ze kijk ogenschijnlijk naar het boek maar loenst onderwijl om zich ervan te vergewissen dat iedereen naar haar kijkt. Onmerkbaar voor ongeoefende waarnemers.
Er is evenwel niemand die kijkt en dus sluit ze het boek en gaat zelf op onderzoek.

Ze kijkt even naar mij maar ik doe alsof ik verdiept ben in een dik boek.
Hoe meer ik niet kijk hoe meer zij kijkt om mijn aandacht te trekken.
Dat is een oude truc : wie negeert wordt begeerd.
Zie de oude parabel in de Bijbel over het verloren schaap. Hordes volgelingen laat men ongemoeid, één verloren schaap : daar wordt naar omgekeken. Het ongehoorzame, ongeïnteresseerde, onwillige schepsel, daarvoor wordt alle hens aan dek geroepen.
Ik hoef geen blauwe kousen : ik ken mijn klassiekers.

zondag 7 november 2010

Mijn Homovriendje

Ik passeer ze alle dagen, de soms nog piepjonge studentjes, onderweg naar het Bloemenhof. Sommige nog met één voet in de middelbare school, nog wat onwennig in hun grijze fors dichtgesnoerde regenjasjes.
Of omgekeerd met een gespeelde zelfzekere pose alsof de stad al helemaal aan hun voeten ligt.

Veel meisjes en jongens die hengelen naar aandacht.
Ze lopen naast de jongen van hun dromen als een verliefd bakvisje, de ogen wijdopen, gespeeld verwonderd : "Allé, is dat waar ?".. altijd vriendelijk, luidop lachend als hij iets vertelt, immer aandachtig.
Soms lopen ze bijna voor zijn voeten om zijn aandacht niet te verliezen.
Het gebeurt dat ze hem moeten delen met een rivale, een serpent, net iets knapper maar minder schrander.
Zij reageert dan wat gevatter, antwoordt raker en sneller, ze moet een tandje bijsteken.
Bij sommige koppeltjes zie je meteen dat het nooit iets zal worden. De jongen onderkoeld, het meisje overenthousiast, dat is een gat dat men niet dicht rijdt.
Ofwel is de jongen teveel charmeur, teveel maniertjes, overgalant, zij heeft dit snel door, vindt hem maar een snoeshaan maar gedoogt hem want ze zitten in hetzelfde jaar. Zij blijft beleefd maar laat de avances aan zich voorbijgaan.
Ofwel is het meisje gewoon te dik en de jongen te rank. Leuk om mee te babbelen, denkt hij dan.
Zij heeft andere verwachtingen.
Soms zijn de signalen te nadrukkelijk, genant bijna, dat wordt een afknapper.
Véél energie nog vóor de schoolbel gaat.

Eén jongen springt eruit, een volbloed nicht, altijd omringd door horden meisjes.
Hij is blits gekleed, heeft een goed voorkomen, kan voortreffelijk overweg met het vrouwvolk.
Alles aan hem is vrouwelijk, zijn houding, pose, kleurrijk en modieus, sierlijk danst hij over straat.
De meisjes zijn gek op hem, ze hoeven niks te bewijzen, niks gespeelde verwondering of wijdopen ogen, ze zijn heel natuurlijk, lachen ongegeneerd, plagen hem af en toe.
Ze zien ook wel leuke jongens, maar geen enkele kan zo goed luisteren dan hij.
Geen enkele voelt hen zo goed aan, zit zo perfect op hun golflengte.

Een homovriendje kan je delen met al je vriendinnen, nergens een zweem van jaloersheid.
Bovendien kan niemand hem van je afpakken.

vrijdag 5 november 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Er zijn stilaan al zoveel Ramblassen in Brussel als er bollen zijn aan het atomium.
Over het geslaagde en de originaliteit ervan laat ik me niet uit, maar als er toch een Ramblas wordt getrokken, werk hem dan af.

Wat is het nut van de wandeldreef tussen het Centraal Station en de Nationale Bank, welke daar, zomaar in the middle of nowhere abrupt ophoudt te bestaan ?
Geen geld meer voorhanden ? Architect zonder inspiratie ? Komen we op het grondgebied van een andere gemeente ?

Waarom deze promenade niet doortrekken tot aan de Botanique met een zware aftakking naar het Beeldverhalencentrum, waar men via een rijkelijk versierde striptrap afdaalt naar de Zandstraat.
Wat een gemiste kansen.

Indien wel, kunnen toeristen en bezoekers via een gezellige wandeling rechtstreeks van het station naar het Stripmuseum of tot aan de Botanique.
Zó simpel, zo vanzelfsprekend, dat het onwaarschijnlijk is dat daar niemand aan denkt in de kabinetten van het stadhuis.


Immer bereid om een handje toe te steken,
Je, Pacha Kroet.

donderdag 4 november 2010

woensdag 3 november 2010

Gespot

4 november, 22u17.
Vóór mij op de Van Volxem rijdt een blonde jongeman op een bleke citybike, gekleed in een dunne T-shirt en lange short. Het is volop herfst, hij rijdt vrolijk.
Net als het dwarrelen van de bladeren begint hij plots zigzag te rijden en valt tegen het asfalt, zij het heel bruusk en met een ferme smak.
Een zware val, maar hij staat meteen op en steekt zijn beide duimen omhoog : alles OK.
"Sorry, ik ben een beetje zat."
Ik hoef hem niet op te rapen, "misschien ga je beter tevoet verder, dat lijkt me veiliger".
Hij beaamt door nogmaals zijn beide duimen omhoog te steken en me te bedanken.

Verleden week een clochard die me een fijne week toewenste, ook al gaf ik hem geen rooie duit.
Gisteren een zwerver die zijn plaats afstond op het perron aan een jonge moeder met kind.
Vandaag een beleefde dronkeling die zich excuseert.
We gaan er heel erg op vooruit in deze stad.

zondag 31 oktober 2010

De Stille Bedevaart

Uiteindelijk heeft ze hem, na lang en verbeten aarzelen, zachtjes laten inslapen.
Ze heeft het gerekt tot het allerlaatste, maar het was kiezen tussen zijn lijden en haar verdriet.
Zijn pijn deed haar overstag gaan.

Het arme diertje was helemaal uitgemergeld en verkankerd, overal deed hij onverwacht zijn gevoeg. Soms was er een lange streep vuiligheid van de keuken tot in de leefkamer, over het tapijt. Er hing een vieze geur die ze maskeerde met een te felle spray, ze kuiste het allemaal geduldig en gedwee, zelfs niet morrend, met heel veel medelijden.
Ze droomde ’s nachts, dan liep ze helemaal alleen in haar kamerjas, tussen torenhoge verlaten kantoorgebouwen. Geen mens op straat, ruige wind, een spookstad. Ze riep zijn naam met schorre stem, een verre echo, nergens een spoor, geen teken van leven.
Dan werd ze wakker van zijn gekerm, met zijn trouwe ogen, verdrietig, stond hij haast te smeken om hem te verlossen uit zijn helse pijnen.
Hij kon zelfs niet meer op het bed springen, het ochtendritueel. Zo werd ze graag wakker, het dier gaf haar zin en goesting, hij vulde haar dag. Ze had iemand om voor te zorgen, iemand die haar graag zag, die nooit slechtgezind was. Ze praatte de ganse dag tegen de hond, over zijn ongeduld, dat hij trager moest eten, “ça-va mon petit Charles ?”.

Heel soms kreeg hij een snoepje, ze waakte streng over zijn gezondheid, ze soigneerde hem beter dan haarzelf.
Minstens driemaal, maar bij goed weer veel meer, gingen ze buiten wandelen, fier als een gieter zoals oma’s pronken met hun kleinkind.
Soms kwamen ze een dame tegen uit hetzelfde blok, ze keuvelden wat, meestal over hun beider hondjes, hun gewoontjes en leur caractère têtu.
De diertjes begrepen dit, daar waren ze van overtuigd. Als ze mekaar hadden besnuffeld keken ze omhoog naar hun beider baasjes, staartjes over en weer.
“N’est-ce pas Fifi ?”, zei de dame dan en Fifi beaamde dit.
Zie je wel ? Dan lachtten ze beiden uitbundig. “Allez, à demain”. Bisou., dan gingen ze beiden hun eigen weegs.



Helemaal alleen en verweesd liep ze nu over de Papenvest.
Het zal zijn tijd duren, ze is nog niet toe aan een nieuwe. Dat komt nog wel.
Er zijn vrouwtjes die het kunnen, om hun verdriet op te vullen, de dag nadien linea recta naar Veeweyde. Snikkend in de wachtzaal vertellen ze het verhaal voor de duizendste maal aan de geduldige verzorgster.
Dan passeren ze aan de kleine kooien, smekende blikken achter tralies, ze wenen opnieuw.
Het allermoeilijkste is een keuze maken.
De foto bleef staan op de schoorsteenmantel maar ze hadden direct weer zorg, bezigheid, een reden om naar buiten te gaan.


Zij niet. Zoals ze zijn lijdensweg had verdragen, wilde ze ook zijn gemis verdragen.
Zo ging ze helemaal de route die ze elke dag volgden, een stille bedevaart.
Moederziel alleen, foto geklemd in haar jaszak, helemaal in het zwart.

vrijdag 29 oktober 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Ik zie ze hoe langer hoe meer lopen, de brave baasjes met hun plastic zakjes in aanslag, gereed om de kak van hun trouwe viervoeters tijdig op te vangen.
Dat is voorwaar een grote vooruitgang, al zijn er nog veel ongelikte, onbeschofte kakmeneren die vierkant hun broek vegen aan de bruine voorschriften : ik zou het hen goed inwrijven.


De vuiligheid opkuisen is al iets, maar ook heel kwalijk en veel moeilijker uit te roeien is de penetrante pisgeur die veel langer blijft hangen dan de bruine stront.
Is daar iets aan te doen ? Ik vraag het mij af ?
Een pispotje meebrengen lost niks op, honden bakenen hun territorium af door hun kwakje, daar kan je ze niet van weerhouden.


Misschien moeten we denken aan een ecologische spray, die u dan ter beschikking zou moeten stellen om tegelijkertijd de stank te neutraliseren en een weldoende geur te verspreiden op de plek des onheils.
Zo wordt Brussel une ville parfumée, een nieuwe eretitel die haar faam nog zal verhogen en waardoor het nog een groter genoegen wordt om te flaneren in uw straten.
Dat is een reuzegroot gat in de markt, wie maakt er werk van ? Van Pis naar Parfum.


Schrijf jij alvast een wedstrijd uit om de ultieme Stadsparfumeur te strikken ?


Welriekende groeten,
Je, Pacha Kroet.

maandag 25 oktober 2010

Gespot

Op tram 3 roept de omroepster van dienst aan het Zuidstation : Porte de Hal.
Aan de Hallepoort zijn we dan weer aan de Parvis St-Gilles enzoverder.
Overal is ze net één station te vroeg.
Hoogstvervelend voor de Amerikaanse toeristen die verschrikt hun plannetje bekijken en de twee ééndagsvliegen die onderweg zijn om te gaan winkelen op de Avenue Louise.
Ze zouden beter hun wafel houden, niks zo verwarrend als verkeerde informatie.
Maak ik vaak mee op de tram, gelukkig ben ik er nog om één en ander op te vangen en mensen wegwijs te maken.
Er was ook nog controle bij het verlaten van de tram waarbij ik onder mijn vijs kreeg omdat ik mijn jaarabonnement niet had gevalideerd alhoewel vooruitbetaald voor één jaar.
Met de gratis diensten die ik regelmatig verleen aan verdwaalde reizigers zou ik eigenlijk een gratis abonnement verdienen.

Bij het omroepen zijn ze te vroeg, bij het arriveren te laat, bij de controles onredelijk voor trouwe abonnees.
Komt het ooit nog goed tussen ons ?

zaterdag 23 oktober 2010

Het is lang dag

Iedere ochtend, pal om 8u3O steekt ze haar hoofd naar buiten op de eerste verdieping in de rue Cureghem.
Een welopgevoede dame, het haar keurig in een gedemodeerd dotje, de slobberige kamerjas verraadt een zeker verval.
Haar gezicht, bitter, getrokken, al heel lang niet meer geglimlacht.

Ze werkte indertijd als vendeuse in de Innovation, maar haar toenmalige man, stikjaloers, wilde haar altijd in de buurt hebben zodat ze, met spijt in het hart, de rayons in de rue Neuve achterwege liet.
Ze was een gewaardeerde parfumeuse, gemanierd, beleefd, sprak met kennis van zaken, had veel ervaring.
Het was een stuk van haar leven dat werd weggesneden, maar de angst om alleen achter te blijven woog zwaarder dan de reukwaren van de Inno - ook al was haar vent, zeker verbaal, heel agressief en humeurig.
Haar familie begreep haar keuze niet, ze had overigens gebroken met die tak.

Het was een man met een sierlijk voorkomen, lichtkrullende haren, gezwind, met maniertjes ook.
Een playboy, maar discreet en dus veel gevaarlijker dan de flamboyante soort.
Het soort venten waar nogal wat vrouwen voor in zwijm vallen, zeker als ze ook nog wat praatjes verkopen.
Dat veranderde snel toen ze trouwden, de frisko was snel afgelikt, hij zocht zijn heil ook elders maar wilde wel dat ze altijd gereed stond want zij bleef een felle madam die zich goed soigneerde.
Toen  hij zijn speelschulden opstapelde en aan de fles raakte kreeg hij ook nog losse handjes.
In het begin dacht ze hem nog te kunnen bekeren, zoals sommige vrouwen naast de rol van echtgenote ook moedertje spelen : een hopeloos engagement.
Uiteindelijk is ze toch vertrokken, helemaal berooid. Het geweld, het lawaai, rumoer - ze was zo niet opgevoed.

Zo is de fiere vendeuse van de Inno aan lager wal geraakt, men ziet nog de fierheid, de rechte gestalte, maar ook het verdriet en de solitude.
Dat is het allerergste, had hij niet geslagen misschien was ze wel gebleven.

Nu, oud en op haar retour leeft ze van de CPAS, af en toe komt de Assistance Sociale langs, niet meer dan één keer per maand want ze staat niet in de categorie haute urgence.
Ze is trouwens te fier om veel praatjes te verkopen, alleen de papieren en het geld worden geregeld.
Ze was altijd al gewoon geweest om alles op te kroppen en de schijn hoog te houden.

Maar iedere ochtend, winter of zomer, opent ze, trouw als de koekoeksklok haar luikje en strooit wat broodoverschotjes naar beneden.
Dan roept ze de duiven op het dak, viens, viens, koeroe, koe - ze kennen haar en wachten getrouw.
Ze landen op het trottoir en pikken gulzig. Ze lacht niet, allang niet meer, maar ze kijkt wel even of ze hun gerief vinden;
Dan sluit ze het venster en zichzelf. Het is lang dag.

donderdag 21 oktober 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Zo heel af en toe verblijdt de Stib ons op een ondergronds concertje.
Niet meer dan één of tweemaal per jaar loopt ge de Frank VanderLindens of Dez Mona's van deze wereld tegen het lijf in de onderbuik van Beurs of Anneessens.
Het geeft die kale ruimte's meteen een grote warmte en exotische klankkleur.
Het is een idee dat men vaker zou moeten ontwikkelen maar niet noodzakelijk alleen met BV's.
Men kan immers meer dan één vlieg in één klap vangen als men de zaken goed voorbereidt.

Waarom niet de vele Metrostations opfleuren met rapconcertjes, slampoëzie of breakdance ?
Beoefenaars van deze genres vindt men bij bosjes aan Ribeaucourt, Simonis of Clemenceau.
Oppikken die gasten, aanspreken op hun kwaliteiten, talentenjachten organiseren en ze een podium geven op hun terrein.

Het geeft hangjongeren een nuttige bezigheid en bestemming, ze worden bevestigd in hun kunnen en tegelijkertijd maakt men van de branché-metrostations een veilige plek.
Laat de straathoekwerkers, welzijnswerkers en therapeuten niet alleen de 'problemen' aanpakken maar pro-actief op vanzelfsprekende plekken kutmarokkaantjes een podium geven.
Ik kijk er al naar uit.

Je, Pacha Kroet.

dinsdag 19 oktober 2010

Gespot

Een Oude Belg in café Rustica in Sint-Gillis roemt het respect van Noordafrikanen voor de oudere stadsbewoner. Soms wordt hun sacoche of portefeuille ontvreemd door hetzelfde soort volk, maar daar heeft hij het niet over.
Neen, volgens hem zijn het vooral jonge Noordafrikanen die hem de trap ophelpen of hun plaats afstaan op de tram.
Het mag ook eens gezegd worden.

zondag 17 oktober 2010

De verstrooide dokter

Rechttegenover de Magdalenakerk, op de hoek van het Agoraplein bemerk ik zowaar mijn vroegere dorpsdokter die wellustig een veel jongere vrouw omhelst.
De oude snoeper geneert zich van geen kanten, zijn broek valt nog net niet op zijn enkels.
Ze zien mekaar maar één keer in de week want hij heeft een drukke praktijk en ik weet bovendien dat hij er nog meer maitresses op nahoudt. Ik heb ooit eens halfdood een vol uur in zijn wachtzaal gesleten toen hij een kerngezonde vamp met gulzige blik zijn spreekkamer binnenloodste en onderwijl haar kont monsterde.
Het zal wel een grondig onderzoek zijn geweest.

Dokters kunnen vrijwel risicoloos naast de pot pissen. Ze spreken gewoon af in hun praktijk, geen haan die ernaar kraait. Hij had ook wel wat eenzame patiëntes waar hij aan huis ging, meestal als de echtgenoot de nachtshift deed, hij wist ze wel te verwennen.

Maar op deze plek, in volle avondspits, terwijl de helft van het dorp passeert onderweg naar het Centraal : die vrouw moet hem hebben betoverd en uitgedaagd.
Als je me dan toch graag ziet, bewijs het dan, nu, hier, meteen, tout de suite : je veux l'amour et en pleine rue.
Het is een mooie vrouw, wat ouder dan zijn oudste dochter, ze heeft hem helemaal bedwelmd.
Verdwaasd is hij, zot verliefd, als een overjaarse puber die onverstandig vrijt, het groene blaadje helemaal opvreet.
Het kan hem allemaal niet schelen : de ganse wereld, godbetert het ganse dorp mag het weten, de dokter is smoorverliefd, kijk maar, klets maar raak, neem maar foto's, chanteer mij maar, ik ben vogelvrij.

Uiteindelijk rukt ze zich los want ze moet haar trein halen, maar hij grijpt ze terug vast, ze laat hem betijen.
Hij kust haar vol op de mond, haar rugzakje glijdt van haar schouder.
Hij had zijn vrouw wijsgemaakt dat hij op een congres zat tot morgen, de samenkomst ging over het misbruik van Viagra.
De jonge vrouw had dit niet ingecalculeerd, een namiddag rollebollen met de dikke dokter, dat ging nog, maar een ganse nacht en dat na een Viagracongres ?
Ik hoop dat beiden het overleven.

Ik ben allang van dokter veranderd, ik vond hem nogal slordig in zijn diagnoses, hij was er niet altijd met zijn hoofd bij.

donderdag 14 oktober 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,

Wat nu ?
Hebt ge al niet de courage om het verkeer in uw binnenste drastisch aan banden te leggen -
ja, konden automobilisten vroeger maar 20/u rijden, nu worden ze verplicht aan 30km/u door het centrum te scheuren. Halfslachtige, gebrekkige, onbenullige beslissingen.

Nu wordt het nog gortiger.
Blijkt dat het Anneessensplein nu ook een publieke parking is geworden, 's avonds en tijdens het weekend.
Voorwaar een leuk pleintje geworden, als je daartussen moet laveren met een kinderkoets of winkelbuggy.
Waarom ook de Grote Markt niet opnieuw openstellen voor Koning Auto ?
Dat zijn op zijn minst honderd parkeerplaatsen. Tegen betaling natuurlijk, niet iedereen mag parkeren op het mooiste plein ter wereld.

Wellicht is het Anneessensplein niet het mooiste plein van de stad, maar er wordt wel hard gewerkt om het plein leefbaar te houden.
De plek volstouwen met auto's zal daar ongetwijfeld toe bijdragen.
Shame on you dat dit ongestraft mag gebeuren.

Je, Pacha Kroet.

woensdag 13 oktober 2010

maandag 11 oktober 2010

Gespot

In de wagen van de zwarte taxi-chauffeur staat boven op het dashboard een miniscuul maar opvallend kerststalletje. We schrijven begin oktober 2O1O : dat heet Weihnachtschmerz.
Mijn buur zet zijn boompje al midden november maar oktober slaat voorlopig alle records.
De chauffeur moet zich onnoemelijk triest voelen na zes januari maar ik vermoed dat hij Kerstmis rekt tot aan Vastenavond en er dan al paasklokken in zijn taxi hangen. Altijd feest onderweg.

zaterdag 9 oktober 2010

De Sprekende Annonce

'Un homme existe lorsque sa voix est ecoutée.'
Op Tram 4 sta ik naast een doofstomme jongen die dezelfde reclame-affiche leest.
Het is een annonce om het bestaan van de zelfmoordlijn kond te maken aan kandidaat suïcidalen.
De jongen monkelt even.
Stel even dat hij kampt met problemen, wat niet onwaarschijnlijk is als Bach of Bartok je worden ontnomen, als je vanalles wilt zeggen maar het niet gezegd krijgt. Als men je iets vraagt maar je nooit kan antwoorden.
Als je voortdurend verkeerd wordt begrepen, wat denkt zo'n jongen dan als hij leest : 'un homme existe lorsque sa voix est ecoutée' ?
Heeft hij geen recht van bestaan omdat hij niet wordt gehoord ? Dat steekt.
Maar evenmin kan hij terecht bij een anonieme lijn om dit te melden. Als hij in het midden van de nacht vergaat van eenzaamheid, als hij in de shit zit, als hij wordt afgewezen of buitengesloten en behoefte heeft om gehoord te worden, om zijn verhaal te vertellen ?
Qui écoute sa voix ?

Er nooit bij stilgestaan dat de Tele-Onthalen of Zelfmoordlijnen van deze wereld ontoegankelijk zijn voor mensen met dit soort beperkingen.
Wellicht zijn ze niet zwaarmoediger dan de vuilgebekte of welbespraakte medemens, alleen weten we het niet.

Ik heb de jongen maar heel even aangekeken.
Eén oogopslag was voldoende om te weten dat wat niet weet, wel degelijk deert.

donderdag 7 oktober 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
15OO kilometer rioolpijpen hoor ik ?
Nooit vermoed dat je zoveer reikwijdte had.
15OO km : dan zit je al in Toscane en die afstand kunnen wij nu gewoon afleggen in uw onderbuik en denken dat we in Toscane zijn. Geweldig.

Om dat nieuws te vieren wil ik graag een spetterende Rioolfuif organiseren.
Het Feest van de Onderbuik, met gratis inkom en 15OO km nooduitgangen : nooit gezien.
Met natuurlijk vooral muziek van Warhol, Zappa, Nico en Lou Reed.
En uiteraard een overdagfuif, onder de grond is er geen kat die merkt dat het dag is.
Dat heeft twee voordelen : we zijn lekker uitgeslapen en als we rond 2Ou uit de riolen kruipen kan het feest gewoon doorgaan bovengronds.
Twee voor de prijs van één.

Het enige wat we nodig hebben is een vergunning en een geschikte Rioolzaal.
Kan u misschien voor zorgen ?

Je, Pacha Kroet.

dinsdag 5 oktober 2010

Gespot

In de rue d'Artois kom ik een jongeman tegen in blauw trainingspak. Hij maakt een sierlijke zwenking welke naar ballet neigt en ondertussen duwt hij met zijn wijsvinger tegen zijn rechterneusvleugel.
Er ontsnapt een mega groene fluim.
Je ziet het vaak. Mannen en vrouwen die ongegeneerd spuwen, rochelen, boeren of fluimen.
Moet men onderhand geen perkje voorzien voor dit soort mensen ?
Als we honden manieren willen leren zouden we wellicht kunnen beginnen met onze soortgenoten ?

zondag 3 oktober 2010

De Verloren Hoek

Vanachter de vitrine heb ik zicht op een stadslandschap gelijk aan een oorlogskrater in Beiroet.
Een troosteloze building zonder vensters met daarachter het glazen aquarium van de nieuwe Dexiatoren. Daartussen rijdt een roze trein van Noord naar Zuid als een  speelgoedtrein tussen onhandig gestapelde legoblokken.
Er is nog een nightshop die ook overdag open is. Ernaast een grijze container die prentkaarten en lauwe frisdrank verkoopt.
‘Le Petit Paris’ ‘se réserve le droit d’entrée’ maar alle gordijnen zijn dicht.
Garage Speedy is overplakt met overjarige affiches, dubbel geparkeerde wagens, uit de hand gelopen graffiti en overgelopen glascontainers.
Een man met een te zware anorak scharrelt in vuilbakken.
Overal staan grote ijzeren hekkens om verdere afbraak te verhoeden, de gescheurde affiches verraden dat het werk werd stilgelegd of nooit zal beginnen.
Hier en daar een vuil gordijn dat wappert uit vensters zonder leven.
Ik geloof nooit dat Lazarus hier uit de dood wilde opgewekt worden –
‘Laat maar Jezus, laat die kelk aan mij voorbijgaan, het is veel leuker in het Schimmenrijk.’

In het café heb ik het gezelschap van een langharige grijsaard die de asse van zijn sigaret te laat afnipt en daardoor zijn grijze broek en de vloer bevuilt.
Er zit nog een goedkope hoer en voor de rest alleen maar Turken die zwaar roken.
De overjarige prostituée lacht af en toe naar mij, ik wend wijselijk het hoofd af.
De grijsaard krijgt gezelschap van de rondborstige dienster :
“Tu prends encore tes médicaments ?”
« A quoi ça sert, je vais quand-même mourir. »
Ze lacht en klopt hem op de rug. Hij trekt alleen zijn schouders op.
De jonge mannen in ontspannen blauwe hemden spelen op de flipperkasten om de verveling en de dag door te komen.
De grijsaard die gaat sterven steekt nog een sigaret op, hij groet een zwart hoertje die passeert.
Wat verder in de straat zitten nog zwarte vrouwen achter vuile vitrines waarvan ik vermoed dat ze voor eigen rekening werken.
“Elle court, elle court, la maladie d’amour..” – ik hoor het amper tussen de loeiende sirenes. De grijze man wrijft over zijn voorhoofd en schudt zijn hoofd.

Boven de bergen vuilzakken in het midden van het plein hangt een reclamebord van JC Decaux : “Nous sommes tous fragiles.”
Het is al volop herfst in dit deel van de stad.
De Plantenstraat, Groenstraat, de Kruidtuinstraat : veel goeie wil.
Wordt het ooit lente aan het Sint-Lazarusplein ?

vrijdag 1 oktober 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,

Wat nu ?
Durft men dat omhooggevallen verroest torentje aan de Bozar vergelijken met het gotische Wereldwonder op de Grote Markt ?
Op TV-Brussel werd er veel poeha gemaakt over dit kunstwerk van Delvoye en werd er zelfs gewaagd van concurrentie met het Stadhuis.
Ik had een toren verwacht gelijk aan de Eiffeltoren, ja zelfs de WTC-torens kwamen in de buurt.


Er zijn grenzen, dat Louiske uit Leuven pronkt met zijn stadhuis en Meyboom, totdaaraantoe, hij heeft een béétje recht van spreken, alhoewel hij ook tekort schiet, maar dit bouwsel, komaan.
Straks gaan ze zijn kakmachien nog vergelijken met het atomium !

Ge moet wat beter op uw ganzen letten, mijn beste Bruksel, en uw monumenten niet laten beledigen, geef maar een uitbrandertje aan de redactie van uw tv-station.

Voorts alle lof voor Delvoye en zijn artistiek werk, maar vergelijk geen appelen met citroenen : ieder in zijn rayon.

Je Pacha Kroet.




woensdag 29 september 2010

Gespot

"Goed, goed.. behalve dat ik zoveel naar de les moet, 't steekt mij nu al tegen."
Een bleuken die door een vriend wordt gepolst naar zijn eerste ervaringen als kotstudent in Brussel.
Het is amper 27 september op Tram 3 : veel lessen kunnen er nog niet niet zijn gegeven aan de Hogeschool, maar hij is dat aspect van het studentenleven al kotsbeu.
"Jaja, dinsdag is OK voor mij en ge moogt gerust blijven slapen. Ik zal mij wel arrangeren..".
Een tweede telefoongesprek gaat over een optreden in de AB.
Hoe moeilijk de jongeman het heeft om de lessen door te spartelen des te gezwinder vindt hij reuzegaten in zijn agenda om Brussel te ontginnen.

Het weze hem gegund, maar het belooft voor de portemonnee van papa.
Veel tijd zal zoonlief niet hebben om een duitje in het zakje te doen.
Het wordt zeker al tweede zit, benieuwd of papa dat ziet zitten.

zaterdag 25 september 2010

Een dag in het leven van het Flagey

Op de hoek van het Flagey, in café Pich-Pin nuttig ik een inktzwarte koffie. Het miezert lichtjes, onderwijl kijk ik gefascineerd naar het spektakel op straat.
Vanuit de Vleurgatse, de Lesbroussart, de Malibran en de Elsenesteenweg worden tientallen wagens uitgebraakt, niet gehinderd door enig verkeerslicht. Als ijverige mieren wriemelen ze zich een weg om door de smalle trechter van het Flagey, naast de tramsporen, hun weg te vervolgen naast de vijvers.

Een lachende ambulancier met loeiende sirene krijgt voorrang, is hij onderweg naar een dodelijk accident of moet hij hoognodig naar het toilet ? Een camioneur uit Tongeren baant zich een weg, beladen met wel tien Fiat-Panda's.
Een meisje in minirok staat mooi te wezen bij le Glacier Artisanal, die hier een zaak runt grâce à l'aide de l'agence régionale Artrium.
Een Colombiaanse fietser met gele cravatte rijdt zomaar pardoes tussen de traag voortschrijdende automobilisten.
Toch is er nooit enig getoeter of lawaai, het is verbazingwekkend dat hier niet iedere seconde zwaar wordt gebotst - neen : tram, bus, auto, fietser, voetganger, alleman respecteert alleman.
Dit onontwarbaar kruispunt staat symbool voor het Brusselse kluwen : geen regels, geen stoplichten en toch overleeft iedereen zonder haast, zonder kleerscheuren. In de onoverzichtelijke wirwar heerst een onzichtbare orde.

Een meisje op krukken vertraagt de verkeersstroom op de Lesbroussart, ze wordt geduldig gedoogd.
Twee meisjes kussen mekaar in het midden van de straat, iemand haalt een kostuum op bij de droogkuis.
Een Afrikaanse man met een bruine valies is onderweg naar Matonge en een verloren hippie negeert alle zebrapaden en steekt zonder omkijken van de Lesbroussart over naar de Elsenesteenweg.
Een man die niet van hier is, wacht aan het zebrapad tot er geen wagens meer passeren, die staat er morgen nog. De jongen met de berenmuts naast hem blijkt na het oversteken een meisje te zijn.
Het Brusselse straatleven : ik raak er nooit op uitgekeken.

Onderwijl is er in dit gewriemel één iemand die zich helemaal uit de naad werkt.
De jonge vrouw achter de toog drijft helemaal alleen het drukbeklante café. Ze zit geen minuut stil, tappen, asbakken ledigen, afrekenen, tafels ruimen, terwijl ze lopend, een broodje nuttigt.
Net als de talrijke weggebruikers baant zij zich een weg door het gekrioel op deze plek.
Straks steekt ze zonder te kijken de Lesbroussart over.

Bij het oversteken van het plein weet ik eindelijk waarom zich hier nooit enig voorval kan voordoen.
Het plein aan de kerk heet het Heilig Kruis(punt)plein. Deze plek is gewijd.
Rimpelloos verloopt het leven aan de vijvers van Elsene.

donderdag 23 september 2010

Stadsbrief

Mijn Liefste Brussel,
Hoe zeer ge de laatste weken ook zijt beschimpt, bespuwd en verguisd : ik blijf u immer nabij.
Ook als iedereen u in de steek laat of alleen de vette brokken wil binnenrijven, ons achterlaat met het uitschot en de overschot : ik blijf naast u staan.


Niemand zal mij het genoegen van de cafés, de heerlijke zomerfestivals, de Foor, de wellustige parken,
de gevarieerde architectuur, het overweldigende film- en theateraanbod, het kleurrijke palet van uw stegen en straatjes, de terrasjes en overvloedige markten, het straattheater, de zwans en de duizenden talen en culturen ontnemen.


U blijf ik trouw, oók als dit land verdampt.
Gij weet wel beter : gij zijt niet Vlaams, niet Frans, maar evenzeer Arabisch, Afrikaans, Creools, Mediterraan, Jiddisch of Latina : I bloody don't care.
De Taal is niet Gans het Volk.


U liefhebbende,
Pacha Kroet.

dinsdag 21 september 2010

Gespot

Als ik de Grote Markt oversteek zit er een massa volk op mij te wachten, gezeten op rode stoeltjes.
Wanneer ik passeer op mijn krukken krijg ik een staande ovatie, the audience waardeert mijn inspanning.
Ik groet vriendelijk het publiek.
Op het podium links van mij staan nog een paar idioten met toeters en bellen, die eveneens het publiek groeten, al is het mij volstrekt onduidelijk waarom ze willen delen in mijn succes. Omhooggevallen ijdeltuiten.

zondag 19 september 2010

De Omoe's

In het AZ zitten twee omoe's met hun kleindochter.
De éne oma is klein, geblokt en vinnig, haar kleindochter is net niet groot genoeg om het doktersbezoek alleen af te leggen. Tenminste, dat is de mening van haar ouders, zijzelf en de omoe denken daar het hunne over.
Zij laat het meisje alles zelf uitleggen aan het loket en vraagt of ze mee moet in het dokterskabinet.
De kleindochter kan het best alleen af maar is voorkomend genoeg om haar grootje mee te vragen.

De andere grootmoeder is ouder en helemaal afhankelijk van haar kleindochter. Ze loopt traag schuifelend aan haar arm, het meisje gaat heel zorgzaam om met het oudje.
Ze betrekt haar in alles, legt alles nog eens uit in het Arabisch omdat ze vermoedt dat ze de Franse uitleg niet begreep. Grootmoe knikt begrijpend, de kleindochter streelt even haar hand.

Daarop gaat het viertal naast mekaar zitten, het zou een fraai portret zijn geweest, de generaties netjes op een rij. De twee oudjes zitten in het midden van het kwartet naast mekaar. Er wordt even gezwegen.
Iedereen draagt voorbeeldig zorg voor mekaar, er is respect zonder betutteling, aandacht zonder bevoogding, uit alles straalt veel rust.

"Heureusement qu'on a des petit-enfants n'est-ce-pas madame ?", zegt de oudste.
De andere lacht en beaamt terwijl ze even knipoogt naar haar kleindochter.
Beiden weten dat het een win-win verhouding is, ze hoeven dit niet uit te spreken.

De rijkdom van het intergenerationele in de grootstad : yes, it can.

vrijdag 17 september 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Voilà, vandaag kunt gij uw rol als hoofdstad van Europa tenvolle waarmaken.
Heeft men in de Europese commissie terecht en grondig de oren gewassen van Sarkozy en zijn barbaarse deportaties, gij moet hier en nu bewijzen dat ge een voorbeeld zijt en een waardige hoofdstad.

Zet Sarkozy ze nog net niet in goederenwagons, dan rolt gij integendeel de rode loper voor hen uit.
Zet die omhooggevallen Napoleon en zijn soit-disant linkse glamourlady zwaar te kakken en nodig de Roma-zigeuners uit in het centrum van uw stad.
Neen, niet in Kuregem, aan Veeweyde of op de Industriezones van Anderlecht of Buda, maar in het hart van de stad op onze eigenste Grote Markt, in de schaduw van het stadhuis.

Dat gaat veel volk trekken en niet alleen Roma's.
Dat zou pas een gebaar, een signaal zijn dat kan tellen.
Een kaakslag met het gewicht van een mokerslag op de schijnheilige smoel van de zelfverklaarde Keizer van Frankrijk.

Je, Pacha Kroet

woensdag 15 september 2010

Gespot

De agent spreekt een haast accentloos Nederlands.
Maar heel soms slaat hij de bal helemaal mis en dan wordt het hilarisch.
Ik vraag hoe het ermee gaat in de wijk.
'Veel accidenten', zegt hij, en dat verbaast mij want ik merk daar weinig van.
'Vooral de voetgangers die auto's aanrijden, dat zijn de ergste, altijd veel brokken.'
Ik wou dat het waar was.

maandag 13 september 2010

De Oude Dame

Vorig jaar kwam ze nog met haar man. Een rijzige pronte grijsaard, haren strak achterover, marcheerde kaarsrecht.
Zij moet midzeventiger zijn en kijkt wat verloren in het café.
Ze heeft haar sacoche en paraplu bij de hand, ietwat angstig bij zich getrokken. Ze weet dat ze alleen fragieler is en niet alleen bij het lopen.
Ze soigneert haar nog goed, voor de buitenwereld, maar ook voor zichzelf.
Als ze 's morgens in de spiegel kijkt wil ze d'er nog staan.
Dat dooft niet het gemis en het verdriet want behalve de kanarie heeft ze geen gesprekspartner meer.

Ze zijn altijd op hun eigen geweest, ze waren content met hun tweeën, ze konden samen genieten, een kabbelend rustig bestaan. Hij zat achter het stuur, maar zij organiseerde alles, hij hoefde alleen maar te sturen. Ze voelden zich daar beiden goed in.
Gelukkig is hij eerst gegaan denkt ze soms, alhoewel hij aan het stuur zat zou hij helemaal stuurloos zijn geweest.

Ze komt de dag wel door. Iedere ochtend naar de buurtwinkel, heeft ze wel eens een babbel, als er niet teveel klandizie is. Wat ruimen, koken, afwassen, het huis fatsoeneren.
Als het weer niet te slecht is, neemt ze de 82, verdoet wat tijd in de Inno want de City 2 vindt ze te hitsig en te druk. Ze koopt zelden iets, wat heeft een mens alleen nodig ?
Een koffie in La Lunette of Les Postiers, rustige plekken waar het alleen zijn wordt gedoogd.

Ze kijkt wat verdwaasd naar de stoel tegenover haar waar hij altijd profijtig van zijn Porto nipte.
De weinige mensen alleen bij Les Postiers bellen of schrijven.

Het allermoeilijkste is het slapen gaan, als de TV is gedoofd, het lege bed.
En 's ochtends het opstaan, het alleen wakker worden.
Niemand om voor te zorgen, niets om naar uit te kijken, niemand om van te houden.
Zo passeren de dagen als een veel te trage staanklok die bijwijlen hapert.

Lang vóor het donkert schuifelt ze het café uit.
De rug veel meer gebogen dan vroeger.

zondag 12 september 2010

zaterdag 11 september 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Het grote voordeel van de huidige politieke impasse is dat er weer volop over u wordt gepraat.
Ge kunt geen gazet openslaan, geen radio opzetten, geen TV of het gaat over u.
Over uw negenhonderd en zoveel politieke mandatarissen, over dat er meer dan veertig mensen bevoegd zijn voor cultuur, over de negentien baronniënen, het kan niet op.


Veel mensen zijn tegen u, maar opvallend veel mensen zijn ook voor u.
Dat stempt hoopvol, we staan er dus niet alleen voor.


Maar wat ik hartsgrondig mis is het spreken met één stem.
Welke Brusselse instantie, persoon, groep, spreekt voor u, voor de stad ?
Van Picqué zou je dit mogen verwachten maar het is mij bij de man hoe langer hoe onduidelijker of hij louter een vazal is van de PS, een Vlamingenbatcher, dan wel iemand die boven de partijen staat.
Dat is hij niet, hij spreekt teveel in termen van wij en zij, ik voel me niet vertegenwoordigd door deze man. Bovendien denk ik dat hij moe is en in overtime.


Maar wie spreekt dan wel in onze naam, de Brusselaar, met één stem vanuit een duidelijke Brusselse visie ?


Weet u het ? Laat het ons dan weten,


Je, Pacha Kroet.

vrijdag 10 september 2010

Id al-Fitr

Moslims begroeten elkaar hartelijk en uitgelaten, content dat ze de zware koers hebben volbracht.
Fier op zichzelf en op mekaar.
Wang tegen wang, hand op het hart. Allen op hun Paasbest. In lange tunieken of glimmende zwarte kostuums met paarse hemden.
Sommige ritten waren heel zwaar, vooral de warme dagen, zonder één druppel water, dat vreet.
Maar de ploegmaats waren altijd in de weer bij momenten van zwakte, dat geeft courage, je verbijt dan al wat voor mekaar.
Er zijn er die opgeven, daar zijn zij vooral kapot van, beschaamd omdat ze de ploeg, de groep in de steek lieten. Er zijn geen bezemwagens om te depanneren, je moet het heel alleen verbijten.

Fier als een gieter staan de winnaars straks allemaal op het podium, mekaar innig omhelzend.
Alle slagers, bakkers en kruideniers zijn dicht.
Aan lange ovalen tafels zitten ze genietend, slurpend, uitbundig met veel geroezemoes, bezoek, bulderend gelach.
Gevulde druivenbladeren, kaas, dadels, sappig schapenvlees, de zachte geurige muntthee.

De Zoete Smaak van het Suikerfeest.

donderdag 9 september 2010

Gespot

Gehoord op straat, het zou kunnen een mop zijn maar het kan evengoed waar zijn :
een voorbijganger maakt een clochard attent op zijn schoeisel, de man heeft maar één schoen.
"Gij hebt een schoen verloren".
De clochard, blijkbaar een vrolijke frans, antwoordt gevat :
"Ahneen, ik heb er één gevonden."

dinsdag 7 september 2010

Het accident

Ik zat na lange tijd nog eens in de wagen bij haar.
Het voorval is nu al welhaast twintig jaar geleden. Ze is nooit meer die grauwe neerslachtigheid kwijtgeraakt, op de duur stond het gebeuren op haar gelaat gegrift.
Na het malheur is ze verhuisd naar de zuidkant van de stad, bij Watermaal, korter bij het woud.
Misschien zou dit wat verlichting brengen.
Oh, ze kon het puur rationeel mooi in kaart brengen, al duizendmaal geanalyseerd bij talloze psycho’s, maar kan je ooit een litteken wissen ?


Het moet ergens in Anderlecht zijn geweest, ze reed niet eens zo snel die verdoemde namiddag, er was haast geen verkeer.
Het kind kwam onverhoeds van tussen twee wagens, ze had het amper gezien, in een flits zoals kinderen zich uitgelaten verliezen in hun spel. Een verloren bal, een verloren kind.
Ze moet toen al meteen hebben beseft dat ze hiervan nooit meer zou genezen.
Wat maakt het uit, innocent ? In je hart blijf je altijd schuldig als een kind sterft door jouw toedoen – een mantra dat ze niet kon doven.
Therapieën, anti-depressiva, slaappillen : het hielp haar alleen maar overleven.
Zelfs de ouders van het meisje probeerden haar gerust te stellen, het was een ongeval, niemand moet dit op zich nemen. Moedige mensen.
Ze is zelfs een tijd van huis geweest, haar man had veel begrip.
Ook haar twee kinderen, wat versmacht en overbeschermd, hadden veel geduld



Omdat haar moeder hulpbehoevend werd is ze terug met knikkende knieën achter het stuur gekropen.
Het koppelen, de baan houden, het manoeuvreren : niets op aan te merken.
Maar je voelde het krampachtige en benauwde in haar rijstijl.
Ik zag hoe ze lichtjes beefde toen ze een klein meisje bemerkte op het voetpad.
De psychiater zei dat het wellicht helend kon werken.

Het was een fait-divers in de krant, lang geleden.

Bois de la Cambre, vanochtend

zondag 5 september 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Ik heb het hier al vaak gehad over de stinkende kwaal van het wildplassen.
Ik weet nu welke de oorzaak is, ge moet het zelfs niet ver zoeken.
Alles is te wijten aan dat klein Manneke die open en bloot staat te pissen in de Stoofstraat.
Schoon voorbeeld waarmee ge pronkt en toeristen lokt en provoceert.
Er is zelfs nog een Jeanneke bijgekomen, het kan niet op.
Geen wonder dat iedereen staat te pissen tegen een gevel of in een steeg, schandvrij : ge hebt het zelf gezocht.

Ge kunt er nog iets aan doen :
zet een pissijn voor het Manneke en een plannetje van alle openbare toiletten in de stad.
Natuurlijk hebt ge nog wat werk om uw plannetje te vullen maar alla op wat wacht ge ?

Je Pacha Kroet.

PS : Een plannetje met openbare toiletten zou overigens handig zijn, niet alleen bij het Manneke maar overal in de stad.

vrijdag 3 september 2010

Gespot : de bakker die vastte

Zo tot de middag is het te harden, hij heeft flink geschranst vóor zonsopgang maar vanaf de noen begint het te knagen.
“Drie boterkoeken met rozijnen, twee croissants, een groot boerenbrood gesneden graag.”
Hij houdt zich sterk, maar als om kwart voor één een bende hongerige scholieren zich aandient voor broodjes met américain, vissla of tonijn wordt het even zwart voor zijn ogen.
De geur van het verse brood, het rode vlees, de scherpe odeur van de vis, het is allemaal veel klaarder, veel haniger dan op andere dagen.
Hij houdt even de toog vast en bekijkt het Alziende Oog boven de appelflappen :
‘Allah ziet u, hier eet men niet !” – Het geeft hem weer wat kracht, hij vermant zich.

Geloofsgenoten ziet hij niet, van de ganse dag niet, veel support is er van die kant niet te verwachten, die houden zich gedeisd.
Dan gaat de honger en de klandizie weer wat liggen, maar als hij in de namiddag een bessentaart inpakt moet hij daarna even gaan liggen. Het gebed nadien geeft hem weer wat kracht.
Eindelijk valt de avond, hij sluit veel vroeger dan gewoonlijk.
Het Alziende Oog knipoogt even naar hem : het feest kan beginnen.

woensdag 1 september 2010

Het Kind en het CAW

Het meisje zit op de dorpel van het CAW in het centrum van de stad.
Haar hoofd diep verborgen onder een zwarte capuchon, het is aangenaam warm maar ze lijkt wel verkleumd.
Er staat een andere vrouw bij haar, wat ouder - het is een medewerkster van het centrum.
Ze praten niet. Het meisje is helemaal uitgepraat.
Veel is er niet te zegen als men zwanger geraakt op zijn zestien.

De zomer was zwoel geweest. Ze mocht voor het eerst naar Werchter, het heette het heetste festival te zijn ooit. De moeder was er niet helemaal gerust op, ze mocht mee met een oudere nicht die al wat ervaring had in dat soort evenementen. Ze had lang gezaagd, haar moeder is heel overbeschermend, maar ze had goed gewerkt op school en de alleenstaande moeder kon haar niet blijven opsluiten, ze wist dat dit vaak een averechts effect had.

Ze was geschrokken op de wei, van het volk en de drukte, de uitgelatenheid, de ongebondenheid, het lawaai.
Ze was eerder bedeesd en vooral meegegaan omdat ze er wilde bijhoren.
Thuis op haar kamer liet ze zich wel eens gaan, dierf ze wild te dansen en mee te brullen, maar in zo'n mensenzee kroop ze liever in een hoekje. Alleen is dit niet vanzelfsprekend op het grasveld van Werchter.
Haar compagnon was van een ander kaliber, vrijgevochten en met veel meer ervaring.
Ze had al snel wat jongens aan de haak, twee meisjes alleen, dat trekt volk.
Zijzelf had weinig ervaring, een heel enkele keer een flirt met een Chirojongen uit het dorp.
Niet veel langer dan één avond.

Er was wat gedronken en gezeverd die laatste avond en voor ze het goed en wel besefte lag ze in de tent met een wildvreemde jongen waarvan ze amper de naam kende.
Ietwat beneveld, want drinken en blowen waren geen dagelijkse gewoontes, dacht ze dat dit erbijhoorde om erbij te horen.
's Anderendaags was ze wat ontdaan, verward, het had allemaal niet gehoefd.

Het was een aardschok geweest. Thuis was ze in een hoekje gekropen, dierf niks te zeggen.
Ze was zelf kind van een ongelukkige relatie, haar moeder was heel erg opgewonden op dat vlak en ze had bovendien al genoeg om haar hoofd om rond te komen.
Ze had niet echt vriendinnen en al helemaal niet waar je dit soort zaken aan kwijt kunt.
Heel even had ze aan zelfmoord gedacht want meisjes van zestien kunnen heel radeloos zijn.
Tenslotte had ze alleen maar de vrijgevochten nicht, die had haar een adresje gegeven in Brussel.
En hier zat ze nu.
Ze waren heel begripvol en behulpzaam geweest. Ze zat geplet tussen hamer en aambeeld.
Aborteren vond ze een verschrikkelijke gedachte, ze was daar niet aan toe, maar al helemaal niet aan een kind. Ze was zelf nog een kind.

Even toch vraagt ze nog iets aan de maatschappelijk werkster, ze knikt, daarop gaan ze samen weer naar binnen.
Er is niets opgelost, maar er is tenminste weer gesprek.
Dat is een begin.

maandag 30 augustus 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Vijfhonderd miljoen euro ! Dat is de Grote Jackpot, die we dus niet één keer maar alle jaren gaan winnen, hoe hebt ge dat kunnen flikken ?
De gebraden kiekens vliegen ons in de mond, begin al maar met een reuze-barbecue tussen Noord en Zuid met lange witte tafels op de Centrale Lanen en gratis geuze voor alle passanten.
Verder verwacht ik minstens vijf openluchtzwembaden, waarvan graag ééntje op de Papenvest.
Er moet natuurlijk continu worden gefeest : waarom geen Lente- en Herfstfoor ? Alle dagen van het jaar wil ik hier kraampjes zien staan !
En passant wat extra-scholen, werkgelegenheid, opleidingsprojecten en preventiewerkers en woonfaciliteiten : om de zeurpieten te sussen.
Parken zijn er genoeg, daar moet ge niet teveel meer in investeren. Misschien een vijver in het Egmontpark, dat zou daar niet misstaan.
Uitbreiding van de metro tot in de faciliteitengemeenten : daar kunt ge trouwens extra-geld voor vragen, ge gaat daarmee ook nog het FDF op uw kar krijgen.
Natuurlijk moeten we de Zenne weer helemaal opengooien met zijarmpjes naar de Grote Markt, het Bloemenhofplein en de Munt en een uitloper tot op het Lemmensplein.
En wanneer komen nu de beloofde kledingcheques voor de Dansaertvlamingen zodat we eindelijk ook onze straat tenvolle kunnen benutten ?
Er moet zeker een Schoon Gouden Standbeeld komen voor Hugo Camps (smijt die ouwe Godfried van Bouillon maar op het kerkhof van Jette) en een kleintje in papier maché voor Louis Tobback op pisafstand van het Manneke.
Nog niet op ?
Roep dan een nieuwe Gemeenschapscommissie in het leven.
Ahja, er is de VGC voor de Vlamingen, de Cocof voor de Walen, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor beiden, maar wanneer komt er nu eens iets voor de Brusselaars zelf ?
De BGC ! De Brusselse Gemeenschapscommissie.
Enfin veel werk op de plank, het zou kunnen dat we daardoor wat extra politieke mandaten moeten bijcreeëren (dat moet kunnen van de overschot).
De toekomst lacht ons werkelijk toe mijn beste Bruksel, hoe hebt ge dat toch allemaal geflikt met Elio De Rupo ?
Je Pacha Kroet.

zondag 29 augustus 2010

Neu Sprotsjes

Nieuwe begrippen ter verrijking van de brusselse taal

Mambelleke : koosnaampje voor schoonmoeder.
Invendeur : deur aan deur verkoper die zelf gemaakte spullen slijt.

Zie ook : ________________________________________________
De compasseduud : euthanasie. Een smostach : onzorgvuldige eter, waarbij één en ander blijft plakken aan de snor.
Ne castroet: Kasseistraat die helemaal wordt opgebroken en geasfalteerd.Een aanslag op de eigenheid en mannelijkheid van de straat. Het is niet langer een straat met ballen maar een gladde karakterloze baan.
Ne Malapiet: Man die sukkelt met chronische blaasontsteking. e Crabuulleke : weerbarstige krab, die zich moeilijk prijsgeeft in de Rugbyman op de Vismarkt.
Ne Caracolleur : iemand die blijft plakken aan een caracollenkraam of bij de Noordzee op St-Kathelijne.
E Blaftuurke : verkoopster in de Inno met hele lange valse wimpers -Caraoke : clochard zwaar aan de drank die veel lawijt verkoopt onder invloed van zijn Cara-pilsjes - Billentoeker : bx laptop - Blasfonneur : militante vrijzinnige - Surplaske : bx slow - Deux Yeuxken : zwaar gesluierde moslima - Trottoirdoemper : roker op straat - Piszinneke : bx pissijn - Bagabelleke : bx sms-ke - Greun Boerken : bioboer - Saloefrêtter : vegetariër - Ne Wijfelaar : een travestiet - Ne Klapspirateur : deur-aan-deur stofzuigerverkoper.

zaterdag 28 augustus 2010

Gespot

In het café op het Anneessensplein zit een dakloze achter het raam.
Hij wordt het hoofd gewassen door zijn bruine Labrador die gretig likt over de halfkale knikker van zijn baasje. Hij doet dit elke dag, dat zie je zo. Er zit een systeem in.

Eerst de achterkant, heel grondig. Dan beide zijkanten, tenslotte helt de man achterover zodat de hond ook de bovenkant fatsoeneert. Nog even de oren wassen en klaar is kees.
Het baasje glundert. De Labrador gaat gedwee naast hem liggen, heel even maar wrijft hij over het hoofd van zijn viervoeter.

dinsdag 24 augustus 2010

Het Kruis

Een lichtgrijze mevrouw is op stap met haar ventje. Hij stapt aan de leiband en volgt gedwee.
Zij draagt het infuus, hij hangt aan de draad. Hij volgt in de looppas van zijn baasje, nergens gesnuffel of een plasje om de hoek, hij is goed gedrild.
Praten doen ze niet, ze zitten al ganser dagen op mekaars lip, wat zeg je op de duur nog.
Zij heeft het pakje Pall Mall nog in de hand, hij hoest lichtjes want hij moest noodgedwongen in de buurt blijven.

De laatste tijd slijt ik meer uren in wachtzalen van witkielen dan me lief zijn.
Het is een pruts, althans dat hoop ik, maar een mens wordt toch altijd maar weer van kop tot teen gescreend. MR, radiografie, bloedafname, anesthesist, orthopedist : het houdt niet op.
Vantijd denk ik : dat is toch allemaal al honderd keer onderzocht, besnuffeld, bekeken en gekeurd maar meestal denk ik, met Punjab in mijn achterhoofd, we leven in het land van melk en honing.
Bovendien is het AZ nog een kliniek op mensenmaat met een hoogstvriendelijke bediening vanaf de balie via de spreekkamer tot in het cafetaria.
Vaak kom ik op een wolkje buiten van zoveel gratuite menslievendheid. Vandaag heeft de serveuse mijn koffie aan tafel gebracht, een verpleegster bukte zich om spontaan om mijn veters dicht te knopen, een andere Florence Nightingale bood zelfs een rolstoel aan om met mij overal heen te rijden.
De mevrouw achter de toog complimenteerde een oude Brusselaar met zijn sappig dialect, die daar zichtbaar van genoot.

Vandaag moest ik weer ietwat monkelen met de kleutertaal van de dokter van dienst.
Ik had dit al opgemerkt bij de cardioloog en deze was in hetzelfde bedje ziek.
Gewaagde de cardio van een 'onderzoekske', 'een oefeningske' of een 'uitslagske', vanochtend vroeg zijn collega en passant of ik ooit last had van 'niersteentjes' of 'allergietjes'.
Daar kan ik mee leven, maar toen hij vroeg of ik ooit al een 'tromboseke' had gehad, moest ik even slikken.
Tromboseke dat ligt kort bij Rozeke, maar Rozeke die ik inderdaad heb gekend maar nooit gehad, ligt dan weer ver af van een bloedverstopping.

Ik vermoed dat de nieuwe lichting artsen in hun opleiding één en ander meekrijgen om het leed van hun patiënten te minimaliseren door verkleinwoordjes te gebruiken. Allemaal in de veronderstelling dat dit de kwaal minder erg maakt. Het mag, maar ze mogen niet overdrijven.
Ik vind een 'tromboseke' niet niks. Straks spreken ze nog van een 'kankertje', een 'sero-positiefke' of een 'tumoorke' in de hersens.
Of een 'euthanasieke', wat dan weer dichtbij Eufrasieke ligt.
Eufrasieke, mijn vroegere buurvrouw had maar wat graag een euthanasieke gehad na het overlijden van haar man, maar in die tijd was dat nog niet aan de orde.
Ze heeft dan maar zelf een einde gemaakt aan haar wrang bestaan door haar verstand uit te doven,
een Alzheimertje, zeg maar.

"Het is een kleine operatie," stelt de dokter mij gerust, "maar zet voor alle zekerheid een kruis op de juiste knie in alcoholstift.".
Een kruis ?
Merkwaardig : ik had liever een kruisje gehoord.

zondag 22 augustus 2010

Stadsbrief

Beste Bruksel,
Als regelmatige gebruiker van de Villovelo's ben ik zo vrij u attent te maken op een aantal mankementen in het huidige systeem.
Villo wordt vooral gretig gebruikt in de bovenstad.
De stadsmens heeft ontdekt dat het veel leuker is zich rustig te laten uitbollen op een tweewieler tot aan de benedenstad. Via de Barrière, de Kunstberg, de Botanique : een hele leuke manier om zich ontspannen te verplaatsen.

Daar aangekomen merkt hij tot zijn verbazing dat alle stelplaatsen bezet zijn.
Met een zekere nervositeit, gezien het halfuurlimiet, moet hij of zij dan op zoek naar een ander velostation.
Vaak al van de Brouckère, via de Beurs naar het Anneessens gefietst, zonder resultaat.

Wat is hier gaande ?
Het is vrij simpel : blijkt dat de meeste mensen een fiets nemen in de bovenstad en deze willen parkeren downtown.
Dat wil zeggen dat er te weinig fietsen zijn vanboven, teveel onderaan.
Als een simpele leek dit vaststelt, waarom wordt dit dan niet opgemerkt door de roadmanagers van het bedrijf ?
En vooral : waarom past het bedrijf zich niet aan, aan de gewoontes van de gebruikers :
een snellere bevoorrading van de stelplaatsen boven zodat er meer ruimte is voor de toekomende velo's in de benedenstad.
Het is heel simpel.

Wilt gij het eens aankaarten ?
Met dank,
Pacha Kroet.