Kraaien en druiven hadden al hun gram gehaald.
De bewoners van de zogenaamde Blokken aan de Papenvest waren gul geweest die dag.
Een tapijt witte boterhammen, gekromd en opgerold in het
gras. De plek waar ook honden hun gevoeg doen en kinderen achteloos overheen
renden.
En de man bij valavond.
Zwoel, de lucht zwaar nog van een hitsige dag.
Stil tussen de hoge appartementen, vrijwel niemand op
straat, er wordt laat gegeten deze maand in de huiskamers aan de Papenvest en
Groot Serment.
Hij had al wat gescharreld in het vuilnis maar ze waren hem
voor geweest.
Dan buigt hij voorover, graait het brood van het gras, een
halve Okay zak vol. Hij aarzelt nog
wat, onzeker over het proviand.
Gaat schuifelend voort, vijftig, zestig, zeventig ? Ook bij
klaarlichte dag zou ik weifelen.
___ Het tafereel voerde me terug naar het Warschau gettho in
de verschrikkelijke maar noodzakelijke film The
Pianist van Polanski.
Twee oudere mensen vechten voor een afschuwelijke brij op
een vuil bord. Door hun getwist valt het eten op de grond, de vrouw krijst, de
man laat zich vallen en slokt, verdwaasd door honger en angst, het eten van de
grond _____
Het was de dag na het schaamteloze vertoon van Samusocial.
Dag één in deze stad zonder burgervader.
Beter geen dan een vader die het brood rooft van zijn
kinderen.