zaterdag 27 december 2014

donderdag 25 december 2014

De Gescheiden Rekeningen

Tja, een ‘echscheiding’ is ‘best wel vervelend’, zegt het Limburgse meisje zomaar op Metro Erasmus. Alsof het best wel een verkeerde aankoop, of best wel een kwalijk griepje betreft. Een faits-diverske, ça passe n’est-ce pas.
Wij hebben meteen een aparte rekening genomen, dat is zuiver. Op de gemeenschappelijke rekening stortten we elke maand genoeg voor de courante kosten, vroeger iedere maand, nu iedere week, mijn zus zei, ge moet het iedere week doen. Hij was in het begin daar wat ‘ambetan’ voor, maar nu is ie content.
Hadden we beter gedaan, zegt de andere, we hadden ook een spaarrekening samen. Wat een gedoe om dat uit mekaar te halen. Hij is daar direct opgesprongen.
Ge moet op alles voorbereid zijn, zegt de aparte rekening weer. De drie anderen spitsen hun oren, bij hen zit het goed of moet alles nog beginnen.
Als ge trouwt denkt ge daar zo niet aan hé, weet ge, ge trouwt, ge denkt het is voor altijd hé.. herneemt het meisje met de verkeerde rekening.
Nou, bij ons gaat het goed, maar we hebben ons wel ingedekt. Zuiver spelen van in het begin.
De jonge vrouw knikt, ze zijn pas uit mekaar.
Ik woon nu een week weer thuis, wat moet ik anders ?
De andere knikken maar zwijgen, ze wonen alle drie nog thuis.
Kan je wat op adem komen en je herpakken, zegt de kleinste van het drietal.

Ze zwijgt, de opnieuw single. Alsof ze ineens alles beseft. 
Het weten dat alles voorbij is, maar alles ook opnieuw moet beginnen. Ze voelt zich week en versteend tegelijk. Ontdaan, misselijk, vervreemd. Alles en niets doet er nog toe.

Ze hoort amper nog haar vriendinnen, in een waas ziet ze ze bezig.
Aan Sint-Kathelijne hangt de smog van oliebollen en hete kruidnagel over het perron. Het donkert stilaan bij het suikerzoete gejengel van de kerstmuziek. 
Miezerig vals klinkt Jingle Bells.

zaterdag 20 december 2014

Twee Jonkies

Twee jonkies
Oui, mmm, maman était chez ma tante, oui, oui et t’sais.. hihi.. zwzwzw…
Ze fluistert voort, heel present, draait haar hoofd opzij, c’est entre nous.
Het regent onafgebroken in de rue Royale. Iemand heeft look gegeten vanochtend, de geur van nat leer en zware parfums.
Tegenover haar zit de lange bleke jongen met een gekwelde blik. Ze moeten even oud zijn. Hij geeuwt met zijn mond wijdopen. Spert zijn ogen, er is niets buiten, het waas van een beslagen ruit. Zij fluistert voort, met een aanstekelijke joie de vivre, ze streelt met haar middenvinger de voering van haar jeans en droomt dat het zijn hand is. Ze kijkt naar haar lange vinger die heel traag over en weer gaat, de naad zorgvuldig volgt.
Hij in zijn grijsbruine jas, kijkt verveeld. Neemt even zijn GSM, er zijn krassen op zijn voorarm, kijkt en bergt hem meteen weer op. Misschien is hij te laat ? Of te vroeg ? Het maakt niets uit.
Zij verstopt zich onder haar zwarte kap om heel alleen, geborgen te zijn met hem. Mobieltje haast in haar oor alsof ze hem daardoor kan voelen.
Aan de Royale Saint Marie stappen ze uit, allebei. Het langharige meisje, licht huppelend, tanden bloot, onderweg naar de Haachtsesteenweg.
Hij licht gebogen, verzopen in zijn jas, de regen als gegoten aan zijn lijf, richting Paleizenstraat.
Zij flinke stap, kordaat, nog steeds aan het bellen, nadrukkelijk aanwezig.
Hij, slepende gang, afwezig in zichzelf.
Zomaar, twee jonkies op de doorweekte Tram 92.

zondag 14 december 2014

De Rooi Steentjes, Greenwich, Kerstmaand.

Ja, die rooi steentjes zijn wel okee zenne. 
Ja, da geeft goed tegen die gouwe kranen.
Ja, ik ga hem wel betalen voor zijn werk, totdat em gewerkt heeft maar geene bal meer.
Allo ? Allo ? Pieter ? Ah, ge zijt d'er nog.
Ja, 'k was just an 't zegge, dat ik em betaal voor zijn uren, niet voor zijne devis.
Jaja, ik ga wel wa druk moeten zetten want hij gaat zijne advocaat inschakelen.
Ja, d'er is een rooi steentje dat er zo wa uitsteekt, zo is 't begonnen.
Just boven den doucheknop.
Ja, da valt wel op, precies nen puist op die muur.
Allé, ik zeg da, mijn vrouw zegt da, ik zeg het nog ne keer den dag nadien.
Precies een muur waar da ge tegen klapt.
Hij discussieert, ik discussieer.
Allé Pieter, zo een steentje dat d'er uitsteekt, zeg na zelf, ge zoudt daar toch ook nie content mee zijn?
En dan nog boven den doucheknop. Ge komt binnen, 't is 't eerste dat in uw oog springt, alle dagen dan nog.
Meneerke kwaad, smijt zijn gerief op de grond, pakt zijn gerief weer op en bolt het af.
Trekt uw plan. Betweterken, zei hij d'er nog bij.
Zoekt u ne Pool.
Ma, wa wilde nu Pieter, ge betaalt toch nie voor half werk.
Mijn schoonbroer zegt, 't is toch maar een rooi steentje.
Da's just, maar in ne mozaïek is 't detail dat d'eruit springt hé, zeker op die rooi steentjes.

Pieter ? Allo ? Allo ? Pieter ? Ah..
Allé 'k ga u laten. 
En me u ? Alles goed ? Allé, 'k ga u laten want ik moe voort.
Allé, tot later nog es.
Joooo, joooo, ja, dag Pieter.

vrijdag 5 december 2014

De ochtendbus

Al om halfnegen geeft de chauffeur niet thuis.
Mijn bonjour blijft galmen in de lege bus.
De eerste passagier is een knappe kortharige vrouw, beetje Sinead O'Connor in jongere dagen, maar even zuur. Ze had zich het leven anders voorgesteld.
De overladen gemaquilleerde madam, met donkere bril, zet zich meteen op de blinde plek achter de chauffeur. Ze moet de zwarte nacht verwerken of de verschrikkingen van de dag nog even uitstellen. Of beide.
De man achter mij lacht zuinig, hij stinkt naar goedkope pils en urine.
Eén te jonge Latina stapt op aan Simonis. Het kleine meisje op de schoot heeft slechts één oorring. Allebei onderweg naar school.
Een jogster komt hijgend binnen, ze klapt meteen haar miniscuul rugzakje open en begint verwoed te tokkelen. Stilstaan is sterven. Ze meldt haar tijd aan haar vriend of eerder aan een vriendin. Die is oprecht geïnteresseerd.
De vrouw recht tegenover mij neemt een overrijpe banaan uit haar tas. Hoog tijd. Dan blijft ze wat verweesd achter met de schil. Gelukkig zit de bus vol.
Een vrouw, nochtans appetijtelijk maar te kortgerokt pronkt in de middengang. Miscast.
De lange vrouw naast haar heeft wel die troeven maar verstopt ze onder haar strakke jeans.
Vrouwen ? Ze blijven de meest mysterieuze wezens van het universum. Ik zal eerder de Marsmannetjes vatten.
Aan Miroir vertrekt de bus net als een licht hinkende vrouw komt aangelopen.
De chauffeur moet gevaarlijk manoeuvreren om haar alsnog te laten opstappen.
Ik heb hem verkeerd ingeschat.
Hij lacht zuinig naar de vrouw. ça va ? - ça va, merci monsieur.
It makes his day maar hij beseft het niet.
Nog niet.

zaterdag 29 november 2014

Het Dagboek

Een man bokst lucht op de Anspach. Hij spuwt op de grond en gaat vervolgens door met zijn woeste kamp. Hij is niet gek, enkel vrijgevochten.
Er hangt een te zwaar aroma van honingzoete suikerwafels over de boulevard, zelfs de pizzeria met zijn kleurrijke geuren kan er niet bovenop.
Aan de Brico zitten twee meisjes gehurkt. Ze zijn middelbaar scholier. Naief, nieuwsgierig, bekommerd, luisteren ze naar de schooier die geïnteresseerd vertelt. Ze werken aan een verhandeling over ‘armoede in de stad’ en dan kan je maar beter vragen aan een ervaringsdeskundige. Het klinkt haast als een academische titel. De man praat honderduit, gretig, gulzig, alsof hij alles ineens wil vertellen aan iemand, twee jonge dartele meiden dan nog, die luisteren. Die erkennen dat hij bestaat.
Een boogscheut verder zit een ervaringsdeskundige van vrouwelijke kunne. Ze zeult een reuze buggy vol met kleren, dekens, gescheurde plastic zakken, gezwollen rommel. Ze heeft geen publiek, maar het geeft niet. In alle stilte schrijft ze in een schriftje. Haar dagboek. Wat maakt een mens allemaal niet mee als je godganse dagen op dezelfde plek genageld zit en duizenden mensen ziet passeren. Ik zou een arm geven om het te lezen. Passanten die onverschilligheid braken, geliefden die stralen, amokmakers, oudjes met begrip. Onverschilligheid, woede, hooghartigheid, het beschimpen. Wat passeert allemaal niet de revue op een lange slepende dag ?
Er is nog steeds de zoete lucht. Odeurs zijn hoogst democratisch : geur is voor iedereen gelijk. Tegelijk ook tergend : ruiken mag, proeven niet.

Dat schrijft zij allemaal in haar dagboek. De stille poête, in het schijnsel van de kerstverlichting, op de jachtige boulevard Anspach.

zondag 23 november 2014

Het Rechtstreeks Gevolg

Hoe ist met de kleine ? Groeit em goed ? –
Ne kilo bij vandeweek. Begint zowat aandacht te vragen. –
Ahja, dat moet hé, dan zen ze gezond. Slopt em goed ?
Ge moet daarmee chance emmen.

Larske, zet u ne keer goe jongske. Hoe hangde gij hier nu ?
Moede nog een koekske ebbe ? Wa zegde nu ? Ah, dat is beter. Danke wie ? Ah, zo wil ik het horen.

De vier zussen en één aangeschetene hebben verzamelen geblazen in de Markten. Hun wereld boordevol gevuld met kleinkinderen. Larske, een roodblond belhameltje hoort bij de zware grijze omoe met een gekleurde bril.

Chance ? Ge moet ze naar uw hand zetten. G’hebt er die alle nachten nog zeven keer opstaan, zelfs als ze al naar ’t school gaan. Allé. ’t Is allemaal hoe ge ze opkweekt. G’hebt er die het ganse kot bijeen bleiten. –

Als onze Ferre roept, ’t manneke is al vier jaar hé, dan roep ik weer. Ja Ferreke, meter is ook moe, slopt nog maar ewa manneke. En g’hoort em nie meer.

Larske, wacht nu een secondje, meter is bezig. Wat ist ? Hebde nog dorst ? Nog een cécémelkske ? Hierzie een koekske van Tante Lisette.

Zèg, wat gaan we nu doen met de jubilee van Moeke en Vake ? vraagt de jongste zus. Ons Marianne gaat de invitatie maken. Hoeveel moeten w’er voorzien ? Toch een stuk of honderd ? –
Allee gij, alleen al met het rechtstreeks gevolg van Moeke en Vake zijn we met zestig. –
Allee, da’s wa overdreven hé ? – Peinsde’t, telt maar.
En bij de Pierre en de Josse zijn er weer twee op komst.
En de cado ? Gaan we da nu doen ? Nen DNA van al de kleinkinderen ?
De anderen lachen, hebde ’t groot lot gewonnen Lisette ? Maar Lisette is bloedserieus.

Larske, zet da glas neer manneke.
Da gastje zit geene second stil, zegt Tante Lisette, beetje gepikeerd.

Ja, maar hij slopt wél goed, zegt de gekleurde bril.

Als ze maar gezond zijn hé mens,  da’s ’t voornaamste, zegt de donkerste van het Rechtstreeks Gevolg.

Garçon ! roept de aangeschetene.

Op het juiste moment.

zondag 16 november 2014

Je wereld kennen

Ha ! Da ! DaKa !
Of zoiets schreeuwt de lachende Chinees naar mij.
Asjemenou, met alle Chinezen maar niet met deze, denk ik zomaar - maar ik druk toch op de sluiterknop want ik ben geen kwaadaardige mens.
Het is een vroege ochtend op de Grote Markt waar gelukkig nog geen kerstboom is neergepoot.
Op andere plekken in de stad begint de Kerstmarkt al rond Allerheiligen en teistert de stad tot aan Driekoningen. De Grote Markt is daar nog even van gevrijwaard.
Zelden ben je alleen op la Grande Place, zelfs niet op dit ontiegelijk uur, dat zal er niet op verbeteren nu meer dan één miljard Chinezen hun opwachting maken om het oude continent te overrompelen.
Voorlopig zijn ze nog met veertig en ze maken veel kabaal. Ze vouwen een lange spandoek open en vallen enkel stil als een andere passant vriendelijk wordt verzocht het gebeuren te vereeuwigen.
Eén man valt op, hij staat met de rug naar mij gekeerd en verdiept zich in een kronkelige Tai Chi.
X-benen, armen wijd open, dan weer dicht, alsof hij ieder moment kan opstijgen, zomaar het zwerk tegemoet.
Niemand van de groep bekommert zich om de man en het verbaast dat hij alleen in de weer is.
Ik kijk er graag naar, al zie je het zelden in Brussel.
De trage synchrone bewegingen van de schare, blootsvoets, bij voorkeur in het natte gras, net voor het helemaal klaar wordt. Het gewijde ritueel, het gloren van de dag in slow motion.
Ach, deze man is geen Chinees, hij is gewoon dronken en hij kent zijn wereld niet.
Het is een volksspreuk en zoveel is zeker : geen correct Nederlands.
In een stad als deze waar zoveel culturen, religies, kleuren en mensen mekaar kruisen is het belangrijk je wereld te kennen.
De Chinezen bekijken hem amper, beetje deemoedig. Ze aaien hem even over de rug en laten hem ongemoeid.
Zij kennen hun wereld.

vrijdag 31 oktober 2014

The man next door

Het kan geen toeval zijn.
Op deze lichtblauwe vrijdagochtend wenkt mij een meisje. Ze staat stil bij een man, ineengezakt op de stoep van het Ibishotel.
Hij lijkt morsdood maar zoals vaak in deze : schijn bedriegt. Alhoewel.
Je m'inquiète, zegt het bezorgde meisje, il ne bouge pas, il me réponds pas..
Hij draagt een gouden bracelet, keurig kostuum, diepblauwe cravatte.
Alles lijkt normaal, hij moet in een diepe slaap of roes zijn verzonken. Ik schud hem wakker. Hij ruikt naar het scherpe parfum van l'Esprit, opent verdwaasd zijn ogen alsof hij geland is op een andere planeet.
Are you ok, ça va ? - Hij murmelt wat, iets wat ik helemaal niet kan thuisbrengen.
Een derde bezorgde komt erbij : ça va ?
Okay ? Where do you have to go to ?
Opnieuw het niet te doorgronden idioom. Hij kijkt nog eens rond, langzaam daagt het licht. Dan zegt hij weer iets dat dankuwel moet voorstellen, strikt zijn das, groet en verdwijnt.
Duizend lapzwansen, schooiers, daklozen, havelozen en sans papiers bevolken de Brusselse trottoirs. Dronken, halfdood, in het guurste vriesweer, bij nacht en ontij.
Geen haan die ernaar kraait.

woensdag 22 oktober 2014

De Mens

De Mens is niet gekomen, zegt het meisje in de supermarkt zomaar.
Het is een onthutsend antwoord op de banale vraag of er vandaag Falafel is.
De Mens is niet gekomen. Tja.
 Even een moment van stilstand in de Delhaize aan de Belgica. Iedereen rent, grist, duwt, pakt, graait, grabbelt. De gespannen nervositeit van de meute vóór de ramp.

Een heel lichte onbetekenende werkonderbreking in de depots, affiches aan lege rekken waarin de directie zich verontschuldigt, buiten onze wil. Het volstaat om paniek te zaaien. C'est ouvert le Delhaize, roept een hijgende vrouw aan de Metro als ze mijn boodschappentas ziet, ze rent als bezeten.
Een vrouw duwt een andere opzij aan de charcuterie. Plus des laits-écrémés ? Merde! Een man heeft een boodschappenlijstje maar neemt alles dubbel. Er wordt fors ingeslagen. Is dit een trucje van Delhaize - buiten onze wil ?
Een vrouw die graag een babbeltje doet, ontspannen, ça fait passer le temps aller au Delhaize, kijkt gespannen rond, op haar hoede. Ze onderbreekt snel de babbel en rent naar de patisserie : oef, volle rekken.

De vriendelijke klanten groeten amper, men bekijkt mekaar argwanend, snel grabbelen, wegwezen, jeden für sich. Kwalijke instincten ontwaken.

Het klopt.
De Mens is niet gekomen vandaag.

maandag 13 oktober 2014

Ouweballenpuberteit

Ik blijf altijd bij u, zegt het allercharmantste anesthesistje, een prinsesje gelijk - en ze legt haar hand in mijn hand. Of leg ik de mijne in de hare ?
Ze lacht. Wellicht is zij vrijgesteld om oudere mannen te bedwelmen net vóor ze de slachtbank betreden, maar ik wuif die grimmige gedachte weg.
Dit meisje is oprecht, ze lacht. Mijn lippen branden, zou ik het durven ? Vragen ?
Altijd? vraag ik, en men weet maar nooit bij volledige narcose, tot in het Paradijs ?
Zijt gij waarlijk één van die zeventig maagden ?
Maar dan heeft ze me al verdoofd (zij het in alle betekenissen).

Het kan niet op. 
Ook het Nachtwachtmeisje blijft bij mij. Een blond meisje met een lange vlecht. Ook zij neemt mijn hand en streelt mijn arm. Ik zoek blote aders, zegt ze. Mmm, dat ziet er goed uit. Daarop prikt ze er drie keer naast, het Sneeuwdoornroosje, maar ik vergeef haar alles. Wellicht is ze verbluft door mijn blote aders. Ze kijkt wat verlegen, een neofietje. Ze streelt nogmaals mijn arm.

Is het natural charm welke ik uitstraal ? Het moet wel zijn. 
Rijpe man, de meelijwekkende blik van een verschopte herdershond, begripvol, blote aders, het sexy operatiekleedje met blote rug, weliswaar al wat bebloed. Het is niets, zeg ik, en ze lacht opnieuw verlegen, maar ik durf haar arm niet te strelen. Dan gaat ze weg.
Ik kom u vannacht nog twee keer wekken, zegt ze nog terloops.
Oja ? antwoord ik blijmoedig. Dat is standaard, zegt ze. Wake me up all night.

Ondertussen is mijn façade lichtelijk geschonden, houdt het midden tussen de jonge Toetanchamon en de neus van JP Coopman na zijn uitschuiver tegen Muhammed Ali. Mijn neus is het pronkstuk van mijn voorgevel, ik kan het nog niet zien maar owee als ze die hebben verkloot met een wipneusje (zoals ze lichtjes lieten verstaan). Ik sta niet garant voor de vlezige neus van de chirurg.

Ik blijf altijd bij u ? Als ik wakker word in de drukke ontwaakkamer is ze spoorloos. Twee kale potige verplegers houden mij met zachte dwang tegen. Blijf rustig liggen mijnheer, u bent in de ontwaakkamer.
Waar is het meisje ? schreeuw ik.
Ze lachen, de twee kale, de dikste zegt die moeten ze nog eens opereren aan iets anders.

It was just a good trip.

zondag 5 oktober 2014

The End

Zij trekt haar schouders op. Hij krabt, schijnbaar onverstoord, met de rechterwijsvinger aan zijn voorhoofd. Dan wordt er gezwegen.
Beiden kijken voor zich uit. Ze hebben een neutrale maar toch publieke plek gekozen op de eerste etage van UGC De Brouckère, in het lege cafetaria. Zitten wat te mokken naast mekaar aan de Share a Coke.
Hij lispelt nog iets, zij trekt haar schouders op, kijkt weg. Hij kijkt de andere kant op. Het ontaardt niet, net daarom hebben ze deze plek uitgezocht. Dan speelt ze met haar haar. Een geruit kleedje, beetje Mondriaan. Hij een blauwe blouse met omslag, kort geknipt. Misschien geraken ze er nog uit.

Na een lang stilzwijgen neemt ze haar jas, hij kijkt heel even, lichtjes verbaasd naar opzij zonder haar aan te kijken. Ze trekt haar mantel aan, gaat dan zitten op de leuning en kijkt hem voor het eerst aan.
Een klein betoog zonder haar stem te verheffen. Hij schudt van neen. Weer een lang mokken. Hij blijft met zijn wijsvinger aan zijn voorhoofd alsof daar inspiratie te verwachten is. Ze gaat weer zitten naast hem.
Plots gaat hij heel kordaat bij haar zitten en roept haar opgewonden iets toe, armen wijd open. Zij neemt een Kleenex, heel heel zachtjes bet ze haar tranen.

Het donkert stilaan. Hij gaat de zaal in. Zij volgt maar niet gedwee. Ze gaat naast hem zitten maar keert zich meteen zijdelings, ook hij schuift op, er is ruim plaats voor iemand tussen hen beide.

Je voelt de spanning in de grote halflege zaal. Het lijkt wel een voorfilm. Nervositeit, chagrijn, de scherpe pijnscheuten vóór de migraine. Tijdens de Smartreclame wordt het hem allemaal teveel, hij staat op en keert nooit meer terug.

maandag 29 september 2014

De Lange Oversteek


Op het einde van de gang naar links, de gele lijn volgen, altijd rechtdoor en dan naar de pijltjes kijken - De bejaarde vrouw knikt, ze heeft het maar half begrepen.
De man achter de balie heeft begrip en tijd want hij engageert zich als vrijwilliger. Hij gaat even mee om haar de Gele Lijn te wijzen.

Een telefoon zoemt, iemand antwoordt scherp en afgemeten. Een man sleept zijn linkerbeen. Een grijze zestiger met rugzakje, sportief, onrustige slaap. Een vrouw komt een kindje kopen. Kleindochter gearmd aan haar omoe, ze stappen traag, de vrouw glundert. Een aspirant verpleegster loopt, telaat voor de shift, staat heel slecht bij het begin van de stage.

Een vrouw, mager en blank, met hoofddoek babbelt vrolijk met haar compagnon. Een werkman stapt naar buiten met een meeneemkoffie, hij gaat roken waar het niet mag. Twee agenten komen opgewonden binnen. De man in pyama schudt van neen tegen zijn vrouw aan de lift, ze bedwingt haar tranen. Een verpleegster roept Elaba tegen een collega. Een dikke vrouw legt liefdevol haar hand op zijn hand, hij is bang. Een kleine filmploeg, Het Leven zoals het is zekers, ze weten meteen waar naartoe. Een man aan het infuus rookt buiten. Hij heeft al veel opgegeven, dit is nog zijn enige troost. Een jongeman bezoekt zijn vrouw, het jongetje kijkt hoog naar papa, ze houden mekaar stevig bij de hand, de man zwijgt. Dan is er de vrouw en de man met een kleurrijke ruiker, onderweg naar hun eerste kleinkind.

En het kind in een rolstoel, fragiel en bleek, gekleurd hoofddoekje, verlangend naar leven. Nergens ter wereld doorkruist woede, pijn, troost, angst, wanhoop, intense vreugde, opluchting, leven en dood elkaar zo verschroeiend als in die holklinkende hall aan de Laarbeeklaan.

De lange lange oversteek, eindeloos lijkt hij wel.

dinsdag 16 september 2014

De Jongens van Bus 13


Ze praten niet. Noch tegen mekaar, noch tegen zichzelf. Hun blikken zijn bedompt, het haar sluik. Ze zijn niet voornaam noch slordig gekleed. Heel gewoon. Amper veertien, veel te snel opgeschoten. De broers gedogen mekaar, ze zijn niet chagrijnig noch vrolijk voor elkaar, ze zijn gewoon toevallig geboren in hetzelfde nest.
Ze stappen uit bus 13 aan de troosteloze blokken van Faubourg Jette. Hier is de stad en het buitenleven ver weg, al wordt het verkocht als het beste van die twee werelden.
Ze stappen achter mekaar, de jongste wellicht een jaar jonger, daarachter zijn broer.
Ze gaan traag en gelaten, thuis wacht er enkel  leegte. Een vader die ze maar amper kenden, een te klein hok voor twee jongens die te snel groeien, een moeder aan de pillen. Ze zorgen zelf voor, wat heet, het avondmaal.
Op school worden ze geduld. Soms als er een slachtoffer ontbreekt of als de Macho zich wil laten gelden worden ze eruit gepikt, de zwakste schakels. Maar niet continu. Ze ondergaan het onderworpen, nooit een glimlach maar evenmin, gehard, nooit een traan. Alsof alles is vergrendeld. Daarom is pesten onbetekenend. Het ketst af.
Zo gaan ze lijdzaam naar de blokken, de wind heeft vrij spel tussen de hoge spleten.

De dralende jongens van bus 13.

maandag 8 september 2014

Two boys next door

De twee jongens zijn zo.
Ze verhullen het niet maar lopen er niet mee te koop.
Je zal ze nooit treffen op de carnavaleske praalwagens van de Gay Parade.
Evenmin in de hitsige bars.
Neen, ze drinken gewoon koffie aan de Brouckère.
Two boys next door.

Hun families zijn, wat heet, ruimdenkend. In hun midden is dat al heel wat.
Ruimdenkend, dat wil zeggen, er wordt geen herrie rond gemaakt.
Geen van beiden mag er aan denken met zijn vriend over de vloer te komen.
Ruimdenkend, maar voor de brede familie, de clan, zijn ze voorlopig nog niet van de straat.
De macho neven gniffelen wat. Soms wat flauwe grapjes, de ouderen snappen het niet, de pubers wel.
De meest gemene zijn die daar onder, die willen scoren.
De meisjes, die zijn wijzer, ze zetten hen vaak uit de wind.

Ze willen loyaal blijven, maar het moeilijkste komt nog.
Op de talrijke uitbundige bruiloften als ze ouder worden, het begint nu al.
Er komen al wat vragen, en er zijn kandidaten.
Grootvader, de patriarch, heeft het er te vaak over. Ze lachen het weg.
Net zoals nu, aan tafel in de Exki, de jongen met de zwarte bril heeft een nieuwe Nokia, ze tokkelen samen berichtjes. In code.
Dan vertrekken ze, er is nog een lange weg te gaan.

dinsdag 26 augustus 2014

Trage tranen

Ze geeft haar een kus op de wang. En een kruisje, met de rechterduim maakt ze het teken op haar voorhoofd.Het meisje lacht, ze weet niet wat er gebeurt.
In het Carestel wegrestaurant aan Koekelberg nemen ze afscheid. De alleenstaande moeder en bijna puberdochter en omoe. Grootmoeder neemt het meisje nog eens stevig vast. Alles verhevigd en verdicht, kort bij mekaar, even een kleine hechte gemeenschap. Haast geen noemenswaardige wrijvingen. Ginder was het bloedheet, hier is het troosteloos nat. Het vergroot de melancholie, het meisje drukt de oude vrouw stevig tegen zich aan. Ze lachen beide maar niet uitgelaten.Vervolgens gaat omoe gaan wuiven, tot ze uit het zicht zijn, helemaal verdwenen.
Ze neemt de Metrokrant, gaat wat zitten bladeren. Ze geeft het al snel op. Ze kijkt naar buiten, lange tijd. Er hangt leegte, de muzak is lauw. Het blijft genadeloos regenen, trage tranen op de ruit.
Dan komen twee backpackers langs, twee blonde gebronsde meisjes, twee zwaarlijvige zussen. Ze spreekt ze zelf aan. Ze begrijpen haar niet, ze lachen haar alleen maar hartelijk toe.
Dat volstaat.

donderdag 21 augustus 2014

Het moment

Een moment volstaat.
Bij de kruising van Tram 3 en Tram 3 aan Lemonnier, niet veel meer dan een oogopslag.
Snel een paar grove trekken met een dun potlood.
Hij kijkt nogmaals, heel indringend, genant, zij verbaasd en licht verbouwereerd.
Dan gaan de voertuigen elk hun eigen richting.

Vanuit de ogenschijnlijk simpele gelaatstrekken borduurt hij voort. Eerst neus en ogen, hij aarzelt nooit, corrigeert zonder te gommen, twee lichte plooien in de wangen, kleine mond, dunne lippen.
De neus geprononceerd, zwart halflang haar. Gans de rit tot aan VanderKindere, ruimschoots voldoende om het portret te voltooien, hier en daar nog een lichte trek, veegt met de zijkant van zijn rechterhand even over haar gezicht, geen liefkozing, een correctie, intuïtief lijkt het, maar heel accuraat. Amper een kwartier in de weer.
Nog wat decor, open kraag, klopt niet, ook niet het geruite hemd, onbelangrijk.

De karaktertrekken, de lichte frons, blik beetje gejaagd, je leest het zo in het portret.
Hij sluit het schetsboek, geen grijns, geen fijne glimlach. Alsof het heel gewoon was.
Kijkt onverstoorbaar naar buiten, felle zon.
Het Maroxelloise meisje op het perron schreeuwt luid tegen haar man, iets heeft hij niet gedaan, of net wel. Hoofddoek en donkere bril. Hij bekijkt ze heel even, niet interessant, hij zoekt wat anders.
Schetsboek blijft dicht. Nu toch een fijne glimlach.
Thuis hangen de kleine meesterwerken met punaises aan de muur, de gestolen Mona Lisa's van de stad.

dinsdag 12 augustus 2014

Ja, zoiets


Hebde gij middelbare gedaan ?  -  Ja, zoiets.

Ze zitten naast mekaar, alleen de jongste kijkt af en toe naar de man met de baseballpet. Grootvader en kleinzoon, het is makkelijker praten naast mekaar. De kleinzoon draagt een strooien hoedje, naast hem een half gevulde buggy, de oude man heeft enkel een wit plastic zakje.
Een jonge vrouw passeert zwanger. Die is ergens tegen aan gelopen, zegt het strooien hoedje. Ja, zoiets. Het is lekker koel op het terras van La Brocante. De wind geruisloos, af en toe beweegt een blad. Ergens hangt een kip aan het spit. De kleinzoon heeft lang krullend haar, een leren rugzakje en een overbodig bruin sjaaltje. Vermoedelijk zit hij in het artistieke.
De markt loopt op zijn einde, de laatste passanten rommelen in de overschot. Rare mix van La Cambre en de meest precaire straatbewoners. Opa kijkt vrijwel altijd voor zich uit alsof hij op iemand wacht. De kleinzoon is vaak aan het woord, meestal vragend, zoals het hoort. Opa  geniet, hij geeft karige antwoorden, zoals het hoort. Slechts af en toe neemt hij zelf het  woord, in heel korte zinnen. Zoiets. 't Was vroeger niet slechter of beter, 't was anders. Of : vraagt gij de rekening ? Gij hebt gereden, ik betaal het eten.
Dan neemt de kleinzoon een pluisje van de tafel, hij houdt het opa voor, de man blaast het weg, in twee keer. Als een miniatuur parachute zweeft het een eind voor hen uit. Ze bekijken het zwijgend, licht monkelend. Jongens ondereen. Het landt de tafel  voor hen.
Goe gelanceerd opa. Nog bij de para's geweest ?    -   Ja, zoiets.

dinsdag 5 augustus 2014

Het Concert


Zij houdt hem stevig maar krampachtig vast in iets dat het midden houdt tussen een worstelgreep en een potige judo armklem. Hij kijkt beteuterd maar tegelijk ondeugend. Het meisje naast hem lacht, licht blozend maar tevree dat er wat afwisseling is in de saaie middag.

Onderwijl geeft L'Ensemble XVIII-21, Le Baroque Nomade flink van jetje in de grote zaal van het Koninklijk Conservatorium. Het heet een Barokconcert  te zijn in de Verboden Stad. Ze vertellen, naar eigen zeggen, een verhaal met muziek, zonder zich te laten opsluiten in de partituur.

Dat hoorde er veelbelovend uit en omoe had de kinderen lekker gemaakt met dit soort verhalen. Vóór het concert keken beide kinderen nog hongerig naar het lege podium. Het is spannender met de gordijnen dicht maar daar is in het conservatorium allang geen geld meer voor.

Bij de eerste tonen ging het al fout. Een fragiele cocktail van Westers klassiek met traditionele Chinese klanken en instrumenten. Voor koters net vóór het puberen, groot gebracht met Justin Bieber en Ian Thomas, is het naast slaapverwekkend vooral hoogst irritant. In het begin hielden ze nog hun manieren.  De blonde kortgeknipte jongen hing al een beetje voorover en legde tenslotte zijn hoofd neer, armen gekruist op het pluche van de loge. Alles moest nog beginnen. Omoe keek zorgelijk maar liet begaan. Het meisje, iets ouder en een meisje, wat meer respect voor omoe en het gebeuren deed heel erg haar best. Ze fronste bijwijlen haar wenkbrauwen, je zag haar inspanning om te vatten wat daar vooraan gebeurde. Toen de jongen een lange elastiek tevoorschijn haalde uit zijn broekzak was het hek van de dam. Hij reikte hem onmerkbaar aan zijn zusje die het giechelen niet kon laten toen hij de celliste vooraan naspeelde met de nodige grimassen. Hij streek met zijn wijsvinger over de lange elastiek die onvermijdelijk moest klappen.

Daarop greep omoe onverbiddelijk in. Zo bleef ze korte tijd zitten, arm rond de nek van de jongen. Het meisje giechelde onmerkbaar, ze wilde noch haar broertje, noch grootmoe schofferen.Dan mocht er eindelijk worden geapplaudiseerd. De jongen deed dit met zoveel overgave dat hij ongewild een extra nummer afdwong. Hij had zijn anorak al aangetrokken toen omoe hem stevig maar vriendelijk aanmaande te blijven zitten. Het is direct gedaan Tom, fluisterde ze. Dat hebt ge daarjuist ook gezegd - Sssst, siste ze. Daarop zette hij zijn kap op het hoofd, in het lekkende conservatorium is dat een fors statement.

Omoe genoot ogen dicht van het laatste nummer. Buiten wacht een stralende zon, weldra zijn ze alle drie bevrijd.

woensdag 30 juli 2014

Passage to Brussels


Zij geeft hem een kus, zedig maar hartelijk. Een halfuur hadden ze mekaar gekend.
Zij moest naar de Brouckère, hij nam haar mee, vooraan in de wagen. Zij een prille twintiger, halflang donker haar, hij een joviale vijftiger met een ronde buik.
Op reis ? vroeg hij, oprecht geïnteresseerd. Neen, ze bezocht een vriendin die in deze buurt woonde, ze had voordien een meeting gehad. Ze kwam uit Wenen, maar sprak vloeiend Frans want ze was Zwitserse. Hij was vaak in Zwitserland geweest, vroeger als buschauffeur. Vooral in Lausanne, hij kende de dansschool van Béjart, een nichtje danste daar. Zo leerde hij moderne dans kennen, later ging hij naar opvoeringen van De Keersmaecker en Platel.
Ze keek wat verwonderd. Dan vertelden ze honderduit over voorstellingen die ze hadden bijgewoond, het ging over het hart, de ziel van een voorstelling. Wanneer ben je geraakt, en waarom? Het heeft niks te maken met kunstjes, met vrijblijvende schoonheid, met sierlijke bewegingen of gebaren in volmaakte symmetrie. Als het gemeend is, als het echt is, is het kunst. Hij beaamde dat, het moet puur zijn, voegde hij er nog aan toe.
Ze konden het niet helemaal onder woorden brengen, er volgde een rustpunt  in hun conversatie, een veelzeggend stilzwijgen waarin alles werd gedeeld.
Zij glimlachte, ze keken naar mekaar, hij wist wat zij bedoelde, zij zag dat hij het meende.Dan verdiepten ze toch wat niet konden zeggen, vertaalden het naar, wat heet, het concrete leven, maar daar vonden ze dan weer geen woorden voor. Naar zoiets als vriendschap, naar passie, naar hunker. Ze kwamen al snel tot de kern.
Hij stopte traag aan de UGC, stapte uit, ook al had ze geen bagage. Zij betaalde, dikke fooi. Hij weigerde, ze drong aan. Zij omhelsde hem zomaar, hij schrok niet. Zij keek vluchtig om, wuifde, verdween voorgoed om de hoek.
De avond kleurt oranje, een auto claxonneert te luid. Hij gaat terug in de wagen zitten, wat voor zich uit kijken. Laat nog even het bordje op het dashboard ongemoeid.

zondag 13 juli 2014

ça y est ?

 Do you speak English ? vraagt de dikkige Amerikaan. Can I borrow your pen ?
Hij neemt ze aan zonder te bedanken en trekt zich terug achter het ronde tafeltje in de linkerhoek boven in de Exki, kant Van Praet. Als bezeten schrijft hij alsof de muze hem gaat ontglippen.
Naast hem zit een vrouw van middelbare leeftijd, ze tokkelt op een Mac, iets anders wordt niet meer opengeklapt op café, kan je net zo goed een Olivetti meezeulen.

Un père divorcé eet taart met zijn twee puberende dochters. Ze sleuren loodzware solden.
De meisjes zijn sportief en knap, de vader fier, de dochters blij. Een ganse dag heeft papa uitgebreid getrakteerd, ze keren huiswaarts met een halve kleerkast.
Het blonde meisje trekt haar neus heel hoog op omdat ze de jus d’orange niet kan ontkurken. Papa mag niet helpen, ze is tenslotte vijftien. Haar zus is heel donker en lijkt meer bijdehands.

De dikke Amerikaan schrijft mijn stylo helemààl leeg. Naast hem schuift hij als verwoed op een gigantische Ipad. Het is een vierkleurenpen, er resten me nog het rood, zwart en groen. Hij verontschuldigt zich niet en slaagt er niet in de pen terug te schuiven in zijn oorspronkelijke staat, knoeit wat aan de bovenste knop die nergens toe dient.
Thank you  -  Thànk yoù ! dacht ik, maar zweeg.

Alors, ça y est ? vraagt papa vergenoegd.
Mmmm, antwoordt de blonde, je reviens la semaine prochaine avec maman.
Papa valt stil, het is wat zoeken om het evenwicht te vinden tussen twee dochters, twee mama’s, tevens ex-en.
On part fin juillet, zegt de blonde weer, on va à la République Dominicaine.
De donkere zwijgt, zuigt aan het gele rietje in de Cécémel, lichtjes dromerig, het lijkt alsof ze amper luistert.
De blonde vertelt het zomaar, heel gewoontjes, niet venijnig of treiterig, gewone briefing van wat er te gebeuren staat.
Papa wil lijmen maar weet niet hoe, hij haalt een nieuwe bestelling, deux chocolats noirs.
De donkere beantwoordt haar message.
C’est qui ? vraagt haar zus.
De andere trekt haar schouders op terwijl ze leest.
Tu est jaloux ou quoi ? zegt de blonde.
C’est Claude.
Papa zwijgt ogenschijnlijk, het lijkt hem eerder wijs dan laf.
De zwarte glimlacht fijntjes terwijl ze enthousiast tokkelt.
1-1.

zaterdag 28 juni 2014

De Laatstejaars

Er is de dikkige jongen met zwarte bril, hij eet gulzig en met zijn mond halfopen.
Breedsprakerig verliest hij al snel de aandacht. Hij merkt het, temporiseert, maar dringt zich meteen weer op.
Even is er beleefde aandacht, hij probeert het met een grappige quote.
Hij spuit onnodig veel ketchup op de al vette pizza. In tegenstelling tot de jongen naast hem komt hij uit een begoed midden.
Acht jonge binken, slechts één meisje en zij zit hoog op de rand van de betonnen bloembak.
Misschien klopt het cliché wel, bij deze studenten van de Ehsal. Heel anders is de kleur op het Bloemenhof.
Er is een weelderige zon op het terras van de pizzatent aan de Brouckère. Een aroma van mannenparfum vermengd met de warme geur van het deeg en de nicotine van een Lucky Strike.
Het meisje is knap maar niet verblindend, ze kijkt over de jongens heen als een stille moeder.
Vrijwel nooit mengt ze zich in het gesprek of wordt er in betrokken. Ze lacht mee, bescheiden maar gemeend. De voetbal uiteraard en Kris Peeters, de tsjeef. Over den Andries, die weer vragen stelde mijlenver van de oorspronkelijke leerstof.
Ze praat enkel met de jongen naast haar, welopgevoed, beleefd, blauwe T-shirt. Hij is vriendelijk, charmant, oprecht geïnteresseerd.

Ze gaan uit mekaar, zonder veel groeten, de laatstejaars.
Ze dromen van een eigen bedrijfje, de dikkige denkt dat hij aan de slag kan in the City, ze lachen nu wel, hij ook. De blauwe T-shirt gaat werken bij zijn pa, in de verzekeringen. De jongen met de sterretjescravatte wil eerst wat ervaring opdoen, hij was stagiair bij KBC.
Het meisje, zij, zij gaat les geven.
Het wordt ongemakkelijk stil en voor het eerst heeft ze aandacht.

vrijdag 20 juni 2014

Het Beleg

Ze plakt, zegt zij en trekt haar wenkbrauwen hoog.
Het kind is amper tien en ze leunt zwaar, praat continu, vraagt, wacht amper op een antwoord.
Ze heeft nooit iets mee als ze verjaart. Nooit ! En ze heeft nooit beleg op haar boterhammen, fluistert het meisje.
Ik ken dat, onbelegde boterhammen. Mijn grootmoeder vertelde mij over de oorlog, veel kinderen kwamen naar school met blote boterhammen.
En ze laat me nooit gerust - Ze vertelt het allemaal ineens want het zit haar hoog.
Het meisje met de zwarte krullen wordt weggeroepen door de oppas in de buitenschoolse opvang van de Brusselse buurtschool. Ze voelde de stoppen doorslaan bij het blonde meisje met de hoge wenkbrauwen.
Eindelijk gerust, zucht ze - altijd maar vragen. En ze wil mij met alles helpen, ik ben toch groot genoeg.
Neen, roept ze, als de andere terug keert en haar boekentas draagt, da's van mij !
Waarom ben je boos op mij ? - Maar ik ben niet kwaad, antwoordt ze nijdig.
Het zwartharige meisje kijkt naar mij, laat maar, ze zal het zelf wel doen, zeg ik.
Ik wil alleen maar helpen.
Bijna ga ik zelf gaan hangen, tussen komen, het uit handen nemen, maar ik laat het op zijn beloop.
Niemand ziet haar graag, zegt ze bij het buitengaan.
Ze is toch lief -
Soms.
Dan valt er een lange stilte alsof ze op adem moet komen.
Ik vertel haar van de blote boterhammen en de oorlog. Weer stilte.
Als ze beleg heeft en verjaardagscadeautjes gaat ze dan niet meer keinijg plakken ? vraagt het kleine meisje.

J'adore tous les enfants, zeg ik zomaar. Ze kijkt me verbaasd aan.
Het slaat nergens op, ik weet het, het komt ineens bij mij op. Ik hoorde het vandaag aan het ijskraam, een jonge Maroxelloise in een levendig gesprek met kinderen, j'adore tous les enfants.
Het klinkt zoveel mooier in het Frans en ik weet dat ze tweetalig is.
Het is geen direct antwoord op haar dwingende vraag.
Of misschien toch een beetje - helemaal.
















zaterdag 14 juni 2014


Sois Prudent

Op de loopband tussen Metro 1 en Tram 3 lees je de vrede op zijn ongerimpeld gelaat.
De jongeman zegt dat hij gewoon voluit kan gaan, geen enkele hindernis, alles vlak, nooit tegenliggers.
Haast overmoedig stapt hij door, niets kan hem overkomen, de driestheid van een paard, lang op stal, dat wordt losgelaten op de lentegroene wei.
Pas trop vite papa, je ne sais pas te suivre, roept de jongen.
De grijze papa lacht, heeft hij al ooit zijn zoon achter zich gelaten ? De kleine triomf.
De zoon haalt hem net op tijd in, neemt discreet zijn linkerarm, gearmd springen ze haast synchroon van de loopband, twee dartele kinderen, père et fils.
Dan stappen ze traag maar beslist door, de witte stok schuifelt van links naar rechts.
On prend l'ascenseur ? - Bien sûr que non. 
Aan de trappen gaan ze gelijk tot aan de rand, dan gaat de jongen voort. Papa daalt af, je merkt amper dat hij niet ziet, zo snel duikt hij naar beneden.
Op het perron zoekt hij de zilverkleurige knoppen, en blijft plots gedecideerd staan alsof dit een heilige plek is, de ultieme bestemming.
Dan laat de zoon hem zomaar los, total loss, helemaal uitgeleverd aan de grillige stadsjungle.
Au revoir papa, bonne route. Kus op de wang.
A bientôt mon fils. Sois prudent, voegt hij er nog aan toe.
Dan gaan de deuren dicht. Enkel de papa wuift, de zoon lacht.

zaterdag 7 juni 2014

De Congé

Eilaba Josiane, 'k ben ook no Mallorca geweest gepasseerde week - kaat mensj ! 
'k ben dovan verschote, ge peist Mallorca altijd goe weer - Dag Jan ! En 'k had allensj geene gilee mee. 's Mergens en s'Ouvens kaat mensj ! En in den dag altijd wolken, nooit ne kier ne schoenne blaave loecht ! 
En, 't schoensjte van aal, den dag da we vertrokken, geel den dag reigen.
Er valt een kleine stilte, net even lang als het nerveuze moment tussen twee tics.
Allee, g'et het toch gehad, herneemt haar blonde, met strepen, vriendin.
Drei weken met de 'mijne', 't es te lank.
Hij begost dan te zougen, pecies dat 't mijn faat is dat 't reiget !
'k Was beter bij mijn 'defkes' gebleven, zeit em !
Ziede a 'defkes' dan liever as ekik ?
'k Zou hem van arrosje van 't balkon daave !

De andere knikt, ze luistert slordig. De twee vrouwen staan in de min één gang in het UZ, in de buurt van de Neus Keel Oren.
Zij, net terug uit Mallorca, rondborstig, zwart halflang haar, diep gebruind, ze had voor het vertrek al wat voorverwarmd. Haar collega is blond geverfd, maar moet dringend geretoucheerd, ze heeft een oranje kleed, te wijd voor haar smalle lenden, ze lijkt er wat in te verdrinken.

'k Was beter no Blankenberge geweist, kost ek em nor huis loate goan.
Ze praat over haar man als over een verloren investering die ge onvermijdelijk moet uitzweten.
Nostjaar ga ik met m'n zister. Goed of slecht weer, kindje ne kier no de winkels goan, den passeert den tijd oek.
De blonde met strepen kan er even tussen :
De 'mijne' gaat allang nie meer mee. Hij goat alle jouren een week 'visken' in Denemarken en ik goan mè men kameraden mee.

Een kleine mollige bediende in een te haastig gekozen kleed, haar gezicht rood aangelopen, kruist de twee vakantiegangers.
Awel, alletwee goed uitgerust pecies ?
Ne goeie congé g'had ? -
Content dat 't gepasseerd es ! roept de rondborstige.
Het was er uit vooraleer ze het besefte als een luide wind die onverhoeds ontsnapte.
Niet dat het niet waar is, maar ze wilde het wat omfloerster formuleren.
Content dat we meegen werken, roept ze nog snel na. Daarmee wilde ze zeggen wat ze eigenlijk bedoelde te zeggen, maar haar eerste repliek blijft onwelriekend hangen.
Dan gaan de drie vrouwen in lichte galop uiteen, gespeeld haastig alsof het ergens brandt.
Het werk wacht, zegt de roodaangelopene, snel maar venijnig, centjes verdienen ver op congé te gaan.

zondag 1 juni 2014

Hij is begonnen

Ze plukt de kleine Louis uit de rij, duwt hem opzij, en passant neemt ze de rooie Marco mee, zet ze beide vier rijen vooruit, op die plek neemt ze Ellen apart, twee wachtenden verder pikt ze er Jeanne uit, die gaat helemaal achteraan.
Onderweg heeft ze er Anne nog uitgelicht, die wordt naast Dirk geposteerd en Kobe die amok maakte naast Dirk komt in de plaats van Anne.
Als een snelle grijptang gaan haar beide handen over en weer, haast intuïtief bedwingt ze de chaos.
Alles keurig gerangschikt. Ieder stukje mooi op zijn plaats in de rommelige blokkendoos.
Ze duwt haar bril wat hoger op haar neusje en trekt met beide handen haar jasje naar beneden.
Even staat ze stil om de kudde te monsteren.
Aiii ! Allee, dadoe keiveel pijn..!
Een tenger jongetje met een gluiperig gezicht kermt hartverscheurend achter haar rug.
Arsène ! Tegen de muur ! schreeuwt de Juf van 6A.
Net toen ze de wanorde in de groep had bekoeld is Arsène weer de onverlaat.
Ze heeft het niet voor de lange slungel met de rosse sproeten, hij komt er ver boven uit, haast zo groot als zij, dat steekt.
Hij is begonnen Juf.... -
Tegen de muur ! - Arsène stapt wat slenterig naar de lange muur aan het Museum voor Schone Kunsten  en gaat dan hangen.
Récht ! On-middellijk !
Hij gaat meteen rechtop staan, is het straffen gewoon, heeft zijn lijf en leden niet mee.
Zij heeft hem nooit gemogen : te lomp, onhandig, sloom. Te traag ook in het leren.
Hij geeft zich gewonnen, weet allang dat hij de pieneut is.
Toch buigt hij het hoofd niet, contrarie, hoofd ietwat schuin kijkt hij, haast treiterig, de Juf aan, hij is groter en struiser.
Zijn tijd komt nog wel, hij gaat nog flink groeien, zij zal alleen maar krimpen, het nerveuze krampachtige kippetje. Hij, hij staat daar ver boven, Arsène van 6A.

dinsdag 27 mei 2014

Martelarenplein

Boven de grote blauwgrijze deur van het kabinet Peeters hangt de Vlaamse en Belgische vlag halfstok. Het is een speling van de wind. Enkel de Europese wappert onkreukbaar, haast triomfantelijk.
Dan zwijgt de wind even, alle drie hangen ze nu gebogen, lijdzaam, intriest als het treurende ouderpaar van Kollwitz.
Opvallend veel jonge cabinetards keren terug van hun lunchpauze, sommige keurig opgedirkt, anderen flamboyant, jeans, geruit blauw hemd zonder das. Ze letten al lang niet meer op de vlaggen. De meeste lachen, misschien weten ze meer. Niemand haast zich bij de lopende zaken.
Een Hollandse klas zit bovenaan de trappen vóór het standbeeld van de Belgische Martelaren. Eén meisje wil indruk maken op de jongens, ze heeft de neiging snel corpulent te gaan worden en moet veel meer moeite doen dan de blonde stoot wat verder, zij zit nonchalant naast een resem aanbidders die zich allen vergeefs uitsloven. Zij reageert enkel op de veel te jonge leraar in zijn roodgeruit hemd. Hij heeft wat van de jonge Rutger Hauer, maar met bruine lokken, het maakt hem niet minder onweerstaanbaar voor de jonge meiden uit zijn klas.
De blonde daagt hem uit als hij wat mompelt, hij staat recht achter de lange rij op de trappen. Zij lacht, hij reageert grinnikend, dan zij opnieuw. Charmeur, maar met mate, hij moet de kerk in het midden houden, net genoeg belangstelling tonen, gul maar ingehouden en vooral gespreid. Hij stuurt zijn pupillen de stad in, in groepjes van drie, vier, het vertrekpunt is het monument van de Belgische onafhankelijkheid. Ook hen ontgaat het vlaggenspel, de Belgische vlag is nu haast helemaal opgerold.
Eén man, lichtjes verdwaald met een holle hoed neemt plaats op de vrijgekomen trappen terwijl de klas op zoek gaat naar restanten van de Belgische geschiedenis. Dan landt de duif, grijs en verkleumd, vóór de voeten van de holle hoed. Ze pikt, bij gebrek aan beters, in een nat peukje, schudt schichtig haar kopje.

Nog even kijkt ze naar de man, dan spreidt ze haar vleugels, hier valt niks meer te rapen.