zaterdag 29 november 2014

Het Dagboek

Een man bokst lucht op de Anspach. Hij spuwt op de grond en gaat vervolgens door met zijn woeste kamp. Hij is niet gek, enkel vrijgevochten.
Er hangt een te zwaar aroma van honingzoete suikerwafels over de boulevard, zelfs de pizzeria met zijn kleurrijke geuren kan er niet bovenop.
Aan de Brico zitten twee meisjes gehurkt. Ze zijn middelbaar scholier. Naief, nieuwsgierig, bekommerd, luisteren ze naar de schooier die geïnteresseerd vertelt. Ze werken aan een verhandeling over ‘armoede in de stad’ en dan kan je maar beter vragen aan een ervaringsdeskundige. Het klinkt haast als een academische titel. De man praat honderduit, gretig, gulzig, alsof hij alles ineens wil vertellen aan iemand, twee jonge dartele meiden dan nog, die luisteren. Die erkennen dat hij bestaat.
Een boogscheut verder zit een ervaringsdeskundige van vrouwelijke kunne. Ze zeult een reuze buggy vol met kleren, dekens, gescheurde plastic zakken, gezwollen rommel. Ze heeft geen publiek, maar het geeft niet. In alle stilte schrijft ze in een schriftje. Haar dagboek. Wat maakt een mens allemaal niet mee als je godganse dagen op dezelfde plek genageld zit en duizenden mensen ziet passeren. Ik zou een arm geven om het te lezen. Passanten die onverschilligheid braken, geliefden die stralen, amokmakers, oudjes met begrip. Onverschilligheid, woede, hooghartigheid, het beschimpen. Wat passeert allemaal niet de revue op een lange slepende dag ?
Er is nog steeds de zoete lucht. Odeurs zijn hoogst democratisch : geur is voor iedereen gelijk. Tegelijk ook tergend : ruiken mag, proeven niet.

Dat schrijft zij allemaal in haar dagboek. De stille poête, in het schijnsel van de kerstverlichting, op de jachtige boulevard Anspach.

Geen opmerkingen :

Een reactie posten