dinsdag 27 mei 2014

Martelarenplein

Boven de grote blauwgrijze deur van het kabinet Peeters hangt de Vlaamse en Belgische vlag halfstok. Het is een speling van de wind. Enkel de Europese wappert onkreukbaar, haast triomfantelijk.
Dan zwijgt de wind even, alle drie hangen ze nu gebogen, lijdzaam, intriest als het treurende ouderpaar van Kollwitz.
Opvallend veel jonge cabinetards keren terug van hun lunchpauze, sommige keurig opgedirkt, anderen flamboyant, jeans, geruit blauw hemd zonder das. Ze letten al lang niet meer op de vlaggen. De meeste lachen, misschien weten ze meer. Niemand haast zich bij de lopende zaken.
Een Hollandse klas zit bovenaan de trappen vóór het standbeeld van de Belgische Martelaren. Eén meisje wil indruk maken op de jongens, ze heeft de neiging snel corpulent te gaan worden en moet veel meer moeite doen dan de blonde stoot wat verder, zij zit nonchalant naast een resem aanbidders die zich allen vergeefs uitsloven. Zij reageert enkel op de veel te jonge leraar in zijn roodgeruit hemd. Hij heeft wat van de jonge Rutger Hauer, maar met bruine lokken, het maakt hem niet minder onweerstaanbaar voor de jonge meiden uit zijn klas.
De blonde daagt hem uit als hij wat mompelt, hij staat recht achter de lange rij op de trappen. Zij lacht, hij reageert grinnikend, dan zij opnieuw. Charmeur, maar met mate, hij moet de kerk in het midden houden, net genoeg belangstelling tonen, gul maar ingehouden en vooral gespreid. Hij stuurt zijn pupillen de stad in, in groepjes van drie, vier, het vertrekpunt is het monument van de Belgische onafhankelijkheid. Ook hen ontgaat het vlaggenspel, de Belgische vlag is nu haast helemaal opgerold.
Eén man, lichtjes verdwaald met een holle hoed neemt plaats op de vrijgekomen trappen terwijl de klas op zoek gaat naar restanten van de Belgische geschiedenis. Dan landt de duif, grijs en verkleumd, vóór de voeten van de holle hoed. Ze pikt, bij gebrek aan beters, in een nat peukje, schudt schichtig haar kopje.

Nog even kijkt ze naar de man, dan spreidt ze haar vleugels, hier valt niks meer te rapen.

vrijdag 23 mei 2014

Het uur


Een uur is vijftig minuten. Min vijf minuten heen, vijf minuten terug. Min tien minuten uit- en aankleden. Resten nog krap dertig minuten. Ploegen snel verdeeld. Dan gaat de grijze sportleraar opzij staan en neemt het dagblad. De jongens amuseren zich, voetbal is voetbal. Na een tijdje wordt het hem te lawaaierig, hij keert zich met de rug naar de leerlingen, lijkt verdiept in een mogelijke transfer van Hazard - onwaarschijnlijk. Hij kijkt nog wat dieper in de krant alsof dat hem meer klaarheid verschaft. Het lawaai stoort allengs meer, de akoestiek aan de Papenvest, het is nooit wat geweest. Hij gaat buiten staan, krant wijdopen in het milde lentezonnetje. Op de achtergrond de uitgelaten maar gedempte kreten van de kudde zonder voorman. Iemand passeert, hij zegt kort gedag, weldra de Pyreneeën in de Giro. Blijkbaar bijziend, hij buigt opnieuw heel diep om het vervolg te lezen. Hij kijkt nerveus op zijn polshorloge, verdraaid, het is al elf uur. Vouwt de krant dicht. Binnen klapt hij éénmaal fel in de handen, er valt geen gebenedijd woord. Dan vertrekt hij, hoofd gebogen, een paar meter achter hem keuvelen vrolijk de jongens. Ach, tijd gaat veel te snel.

zondag 18 mei 2014

De Jongen en de Vrouw

De jongen loopt zes meter achter de vrouw. In zijn beleving is zij mijlenver verwijderd, zij vindt dat hij plakt.
Hij is zwaar en slofferig, zij koket en lijkt zich te haasten. Hij bijna dertig, zij vijfenzestig.
Een onbewaakte plek tussen Leuvensesteenweg en Liedekerkestraat. Wat langgerekte slierten sieren een lichtblauwe hemel.
Hij wil nog graag iets drinken, een vriendelijk terras op deze uitbundige lentedag. Zij wil er snel vandoor.
Hij roept iets, te luid maar vriendelijk, zij antwoordt zonder zich te keren, kort en beslist.
Hij kijkt naar de grond, draagt twee zware winkeltassen van Dod, zij een profijtige handtas.
Hij wil haar inhalen, zij vindt hem inhalig. Hij wil graag gezien worden, zij wil zich verstoppen.
Hij wil zo graag fier zijn op, zij schaamt zich over.
Hij heeft tijd zat, zij kijkt op haar uurwerk.
Hij bedelt om, zij negeert.
Hij is rap content, zij had het anders gedroomd.
Hij het syndroom van, zij een complex over.
Affectie en aversie.
De jongen en de vrouw, zo contrarie.
Zo verstrengeld.

vrijdag 9 mei 2014

Vroom

Het meisje leest een dun boekje.
Ze houdt het kleinood ver voor zich, een vroom gebaar, ze lijkt te brevieren.
Ze heeft een witte roos in haar halflange bruine page alsof ze de lente volop wil celebreren.
Klein en fragiel in haar zwarte jurkje leest ze met mondjesmaat, haar dunne lippen bewegen amper.
Ze laat heel veel tijd tussen de passages.
In het gewriemel van Brussel Centraal is ze een geruisloos leesteken, een punt komma, ze laat nog veel open.

Een blonde vrouw met een bruine terriër komt naast haar zitten.
De nerveuze hond begint meteen verwoed te snuffelen aan de smalle schoentjes van het meisje.
Alhoewel verdiept schrikt ze amper.
Ze sluit het boek en streelt de hond die vrijwel meteen stilvalt, onderworpen, oren plat achterover gaat hij liggen en bedaart terstond.
Ze lacht even naar hem en opent opnieuw, heel profijtig het dunne boekje.
De blondine, ook al nerveus, die met trekken en duwen het beest nooit kon temperen kijkt verbaasd naar haar hond en met loense oogopslag naar het vrome meisje.
Ze leest nu nog trager, tot ze uiteindelijk voor zich uitkijkt, dagdromend.
De hond slaapt, de blondine leunt ontspannen achterover.
Het perron, alhoewel verpletterend aanwezig, is onbetekenend.
Er hangt een porseleinen stilte.
De haast ingehaald.

zaterdag 3 mei 2014

De Leugen

Il faut bien manger, zegt de tengere man met het ronde brilletje.
Om dit te accentueren brengt hij zijn rechterhand traag naar zijn mond want het meisje begrijpt geen Frans.
De mededeling is overbodig, ze zit met een pizza op schoot groot genoeg om de hele familie een volle dag te vrijwaren van de honger. Hij geeft haar een banaan bovenop.
Hij gebaart dat ze eerst de pizza moet consumeren, het fruit als dessert.
Dat slaat ze meteen in de wind want de banaan is al voor de helft ontdaan van de schil, ze pulkt de dunne sliertjes ervan af en begint gulzig te bijten.
Quelque chose à boire ? Hij brengt nu zijn rechterduim naar de mond en houdt zijn hoofd achterover.
Ze schudt van neen en haalt van achter haar rug een blikje cola tevoorschijn. Hij knikt.
Na de banaan breekt ze de pizza in twee en tast gretig toe. Dat gaat snel, zo snel dat ze verbaasd in de lege doos kijkt. De tengere groet haar, ze wuift terug en geeft hem de lege doos.
Hij kijkt wat verbaasd maar begrijpt het meteen.
Dan legt ze het kartonnen bordje terug in haar schoot, het loensende Roma meisje J'ai faim, Aidez-moi.
Zoete leugen, bittere waarheid.