Ze heeft één nagel gestift in gifgroen. Enkel de wijsvinger
alsof ze er vernietigend wil mee uithalen. De andere nagels zijn hemelsblauw.
Met haar beide handen houdt ze het laatste boek van Catherine Millet bespottelijk hoog alsof
ze alle gasten in het Volkshuis kond wil maken hoe gecultiveerd, trendy en à pointe ze wel is.
Het boek gloeit nog van de verse inkt.
Ik zou het boek nooit zo opvallend hoog tillen, absoluut not
done. Ik doe het veeleer bedaard zodat mensen getriggerd worden, komen gluren
alsof ik een mysterieuze schat verberg.
Ik lees evenmin wat brandend actueel is, dat wijst op een
naïef en blindelings, slaafs ondergaan van de boekenbijlagen. Dat soort
volgzaamheid staat ver van mij af.
Uiteraard moet je mee zijn met wat er verschijnt maar ook
hier is weer afstand geboden. Het even op kant zetten, zien wat overeind
blijft, vergelijken met andere commentaren en wat zich staande houdt later mee
uitpakken, terloops, als een volleerde kenner.
Je drinkt ook niet meteen gulzig de jonge Bourgogne, tenzij
je een dunne portefeuille hebt.
Neen, dat soort bescheidenheid siert mij, gepaard aan een zekere
afstandelijkheid, een gereserveerdheid die prikkelt.
Daardoor straal je niet enkel cultuur en gedegen kennis,
maar ook discretie en wijsheid uit.
Dat lees en ontbeer ik allemaal in de potsierlijke houding
van de vrouw met de gestifte nagel.
Alsof ze er indringend mee naar mij wijst.
De gifgroene Feeks.