We moeten meer kleur
in ons leven brengen, zegt het jonge onderwijzeresje en ze streelt even
mijn gekleurde kraag. Mooi.
Het was september, volop zon, een kleurrijke speelplaats,
uitgelaten kinderen. Alles was beloftevol, de nazomer, de exotische klas, de
fonkelende vitrines, haar tanden zetten in al dat nieuwe, het jeukte en
kriebelde tegelijk.
Een jonge merrie voor het eerst losgelaten in de
ogenschijnlijk diepgroene stadsweide.
Het was nog lang geen nieuwjaar toen zich een nieuw meisje
meldde. Ze leek uit een andere wereld te komen, hoe zeer ze ook probeerde bij
het fragiele kind, ze stootte tegen een betonnen muur. Ze twijfelde : lag het
aan haar ?
Rond nieuwjaar vier nieuwe kinderen, oorlogsgebied. Haast
ongeletterd werden ze gedumpt, in de school in Hoog Brussel. Een kliekje werd
het, die hoe klein ook, de klas zacht terroriseerde, en het fagriele meisje
vond zowaar lotgenoten. Onhandelbaar, want geen taal, geen communicatie.
Reacties van ongeruste ouders, kinderen die wenend thuis kwamen.
Er was het bekommerde schoolhoofd, handen vol, ze zag het
gebeuren, al zo vaak, ze trachtte. Een dag heeft maar vierentwintig uur,
voortdurend brandjes blussen, altijd maar weer hollen van de éne kleine crisis
naar de andere.
Ik zag haar afglijden, het kleurrijke meisje, ze had zo graag gewild. Er waren niet alleen de
nieuwe, ook de andere kinderen roerden zich, ze roken de angst. Ze waren niet
altijd zo lief, vooral als de Juf moe bleek, beetje verstrooid. Het één
triggerde het ander. De speelse uitgelaten koer werd lawaai, in plaats van te
luisteren strafte ze, haast blindelings. Ze telde de uren, haast per minuut.
Dan bleef ze weg. Korte tijd, afstand. Ziek maar onduidelijk
om de vinger op te leggen, ze wist het zelf niet zo goed. Angst om terug te
keren. Dan toch, ze wilde niet opgeven, rug rechten, ze beefde lichtjes.
Overmoedig, ze moest al snel weer afhaken, al na één dag.
Het kleurrijke meisje
hoedde zich voor zwart wit denken. Daar wilde ze boven staan, maar toch.
Weemoedig keek ze door het raam aan het Noord, voorbij de laatste miezerige
koertjes, de achterbouw, de daken, het kanaal in Laken. Dan kwam ze tot rust.
Het leek alsof ze nu pas ontbolsterde, echt volwassen werd en op een vreemde
manier mengde zich regen en zon, verdriet en een stil vermoeden van vreugde.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten