Ze legt haar hoofd onder zijn kin. Hij sust haar, in een
taal die mij vertrouwd is maar onverstaanbaar blijft.
Net als we van Lemonnier naar het Zuid rijden
de tunnel in, richting Van Haelen, raken beiden heel erg opgewonden. Zij
verstopt haar hoofd in de holte tussen oksel en kin, hij omarmt haar en bedekt
zijn ogen met de rechterhand.
Een zwart koppel met angst voor het donker ?
Opeengepakt in de kleine betonnen cel in
Khartoum. Dagen, weken gegijzeld terwijl mensen rondom hen creperen. De urine,
de drek, bedorven rijst, een handvol water waar om wordt gevochten. Maar
vooral, vooral, de knagende onzekerheid, wordt het ooit nog licht en hoelang,
hoelang nog ?
Zo blijft het altijd, altijd een beetje donker. Dan kan je
alleen maar schuilen en beven, ook al is er het besef dat het na Albert weer
klaar wordt.
Je weet maar nooit.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten