zaterdag 2 mei 2009

Mijn vrouw leest nooit wat ik schrijf. "Ik ken uw stukje wel, ik hoef het niet te lezen," zegt ze altijd.

Mijn vrouw kan soms zeer cryptisch zijn.
Na dertig jaar huwelijk heeft een mens niet veel meer nodig om elkaar te begrijpen –
toch blijft ze vaak een mysterie voor mij.
Toen ik vanochtend een brood ging kopen in de Kartuizersstraat passeer ik een jong koppeltje op de stoep. Het meisje omhelst haar vriendje als kwam hij net terug uit de Honderdjarige Oorlog. Het is amper 07u44.
Het meisje draagt haar schooltas op de rug, heeft dus haar handen vrij en maakt daar ongegeneerd gebruik van.

Vroeger toen we nog niet in de stad woonden kwamen we graag naar Brussel.
We liepen hand in hand over de Grote Markt en speelden dat we op reis waren.
Sinds we hier wonen doen we dat nog steeds maar komen vaak bekenden tegen waardoor we zelden alleen op café zitten.
Daarvoor moeten we nu echt op reis gaan.
Het exotische van de stad is gebleven maar ik kijk meewarig naar het jonge stel.
Zo wild gaan wij niet meer tekeer. We zijn natuurlijk geen zestien meer, ik zou nooit op die manier mijn vrouw begroeten maar toch blijft het jammer.
Mekaar echt kennen zou net de hartstocht moeten voeden, of toch niet ?

In de Zespenningenstraat sloft een demente man achter zijn vrouw. Ze zijn op weg naar de wasserette. Het kranige oudje gedoogt haar man en zorgt voor hem als was hij een groot kind. Dat is geen wilde hartstocht maar grote liefde.

Als ik ’s avonds thuiskom omhels ik mijn vrouw hartelijk. “Ik heb deze middag een mooi stukje over de liefde geschreven.” “Dat stukje zou ik wel eens willen lezen,” zegt ze verrassend. “Ik moet er wel nog aan werken”, antwoord ik.
“Liefde is nooit af,” zegt ze. We zullen het samen afwerken.


Zo’n mooi slot had ik nooit durven bedenken.

Geen opmerkingen :

Een reactie posten