Het is amper 11u25 en Sylvain hangt al in de touwen.
Ik noem hem gemakshalve Sylvain want ik wil niet in affaire komen met Vincent, die mij absoluut genegen is.
Het café ruikt naar Marmeline-zeep, Nostalgie is nooit ver weg.
Er zit een bleek meisje dat rookt, een man die een voorhistorisch fototoestel heeft gemonteerd op een tafeltje en heel verwonderd door het café struint, met de onbestemde blik van iemand die iets kwijt is of op zoek is naar iets wat hij zelf niet weet.
Een clochard met pinnemuts en een heel lange grijze baard rommelt in een plastic zak.
Er zijn daklozen die zich in hun zakjes van de Aldi verliezen zoals vrouwen verdwalen in hun sacoche.
Zijn baard staat heel erg naar voor, dat is vreemd.
Wellicht heeft hij op zijn buik geslapen en zijn baard gebruikt als hoofdkussen.
Mensen in nood zijn heel creatief. Ik heb een oud-strijder van de Grote Oorlog gekend, die gebruikte een steen als hoofdkussen, om niet te bevriezen.
De kleinzoon van Treske, levende legende van de Laboureur, heeft wat weg van de jonge VhGroenewoud. Hij zegt geen bonjour, s'ilvousplaît of merci, maar het is een prima cafébaas.
Een man komt binnen met zijn dochtertje. Het kind is niet ouder dan twaalf en draagt rijlaarzen, alhoewel ik in de verste verte geen paard ontwaar.
Een ouder brussels koppel zit onder de spiegel, naast mekaar, ze kijken naar de straat en geven commentaar. Soms kijken ze allebei een andere richting uit, onderwijl proberen ze het wereldrecord kettingroken te verslaan.
Voor de rest zitten er twee Kongolezen, een man die op zijn hoofd is gevallen en zijn kompaan die zijn wit hemd keurig heeft dichtgeknoopt tot boven maar nergens een cravatte vond om het af te maken.
Zondagochtend - ici, la ville est déjà longtemps éveillé, of heeft nooit geslapen ?
Bij Sylvain weet ik niet of hij het verschil kent tussen dag en nacht, hij blijft hijsen - zijn blik is dof en verdwaald. Soms kijkt hij zomaar naar de vloer en trekt zijn regenjas open en even later dicht en nadien weer open.
Misschien woont hij in dit café en is de toog zijn hoofdkussen ? De man een plakker noemen is een understatement, Sylvain staat gebrand op de vierkante meter aan de zijkant van de tapkast.
De fotograaf met de verwarde haren en het leren gilet heb ik kunnen traceren.
Hij speelt van Cartier-Bresson en portretteert de passanten.
Ik ben er zeker van dat er geen filmrolleke in zijn apparaat steekt.
Ze mogen allemaal bestaan in dit staminee.
De Laboureur moet absoluut worden geklasseerd, maar voor de rest moeten ze er met hun fikken afblijven.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten