Het vrolijke meisje komt gezwind het Fontainasparkje ingefietst.
Korte jeansshort, olijk hoedje, zwarte nylons, gekleurde fiets.
Ze zuigt ogenblikkelijk de aandacht van de hangjongeren : een vreemde eend in de bijt, een frisse bries.
Zij kijkt naar niemand of niets om.
Plots remt ze bruusk aan de boom op het geplaveide middenplein.
Ze bekijkt deze grondig en plukt een stukje schors van de stam. Daarop bestudeert ze het lang en grondig en wil het daarna terughangen, maar blijkbaar lukt dat niet.
Ze lijkt ontgoocheld, bekijkt het opnieuw en steekt het daarop, lichtjes hoofdschuddend, in haar schoudertas.
Vervolgens rijdt ze dwars en ongegeneerd door het Afrikaanse groepje dat zich altijd in het midden van het park ophoudt.
Die kijken heel verbaasd als ze daar opnieuw een vingervol schors aan een boom ontfutselt.
Ditmaal kijkt ze verrukt : ze heeft de gepaste bast beet.
Ze keert de fiets, intuïtief wordt ze aangezogen door het boompje aan het voetbalterrein.
Ze stapt van haar rijwiel en omarmt liefelijk de boom. Er wordt echter niet gezongen, ze praat evenmin met de berk, er gaat geen ritueel aan vooraf. Alles gebeurt in volstrekte stilte.
Strelen doet ze wel, heel even, betast hem behoedzaam met beide handen en glijdt naar beneden.
Ze lacht, ze heeft wat ze zoekt, ze pulkt een stukje van de boom en likt er voorzichtig aan.
Ze steekt het zorgvuldig weg alsof het een kostbaar kleinood betreft.
Dan springt ze welgezind op haar fiets, kijkt even rond en rijdt zingend het park uit.
De parkjongeren kijken haar na, twee jongens gaan het boompje bestuderen, ze lachen en schudden het hoofd. Eéntje zet een wijsvinger tegen zijn slaap.
Als ze het park uitrijdt wuift ze heel even, haar groene vrienden knikken voldaan, ontdaan van hun puisten.
Er zijn vele geheimen in deze stad.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten