Het meisje en de jongen zitten achter mekaar op de éénzitten tussen Albert en de Hallepoort.
Om het praten te vergemakkelijken heeft hij zich zijdelings gezet zodat ze niet face to face zitten, wat al te indringend oogcontact vermijdt, maar zij hem wel van opzij kan bekijken.
Beide jongelui zijn welgeschapen, geen verpletterende schoonheden, dat verblindt en praat moeilijk, maar just two ordinary charming young people.
Daarenboven zijn ze vriendelijk, haast lief voor elkander.
Ze waren mekaar al opgevallen in de klas en vermits ze beide dezelfde richting uitgingen was het samenzitten haast vanzelfsprekend. Het gesprek gaat over waar ze het goedkoopst aan kledij en boeken geraken, maar dat is volstrekte bijzaak.
Ze zijn naast vriendelijk en lief ook beleefd, het meisje lacht vaak maar nooit slijmerig.
Hij kan goed luisteren, dat is niet vanzelfsprekend bij jongens.
Zij kijkt nog net niet verliefd, hij ziet het nog wat af, maar is heel zeker geïnteresseerd.
Inplaats van meteen aan de slag te gaan zitten ze in de snuffelperiode.
Wat ruiken, aftasten, gevoeligheden leren kennen.
De ganse rit verloopt in volstrekte harmonie : zij vertelt, hij luistert, repliceert, zij voegt iets toe, hij lacht en bevestigt, zij knikt.
Beide zijn sportief gekleed, hij in gestreepte sweater en ongedwongen spijkerbroek. Zij in een jeanspakje, het witte hemd losjes onder het vestje, het haar proper opgestoken.
Ze hebben allebei gemengde genen, maar dat maakt helemaal niets uit, puur toeval.
Aan de Hallepoort stappen ze uit, bij het uitstappen treft hij drie maten, ze babbelen heel even en willen hem meetronen. Het meisje wacht beleefd, lichtjes verlegen.
Hij twijfelt geen moment : zij lacht heel lief en kijkt nu erg verliefd.
De frisgroene schoonheid van een prille liefde.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten