In het hoge appartementsgebouw aan de Flagey duw ik op de liftknop en blijf vijf minuten ongedurig wachten. Niets beweegt in de kooi.
Geen geluid, geen knipperlicht – de lift is in geen velden of wegen te bekennen.
Plots komt er naast mij een man staan, die mij even verbaasd aankijkt, en dan de liftdeur opent. De cabine stond de ganse tijd voor mijn neus, ik hoefde enkel maar de deur te openen.
Ik was even weg met mijn gedachten : wat verder in de straat staat een huis te koop.
In de rue Villain verlaat een vrouw haar rijkelijk pand, ze heeft een mantel die assorti is met de kleur van de voordeur.
Het is rustig aan de vijvers op zaterdagnamiddag. Een oudere heer wandelt met zijn border-collie, een vrouw in pelsen mantel, veel te zwaar geschminkt. Een jonge vader met zijn zoontje.
De statige burgerhuizen voeren mij in geen tijd naar de negentiende eeuw.
Hoge herenhuizen met kolenstoven, verborgen verhalen en gedempt licht in de voorplaats.
Ik pleister in de late namiddag in de achterplaats met zicht op de rustige binnentuin,
twee koolmeesjes drinken aan de oude pompbak, er groeit wingerd rond de arm van de pomp. Er ligt nog wat sneeuw en er hangt een vetbol in de kranige notelaar waar zich een verdwaald eekhoorntje heeft verschanst.
Op het boekentafeltje liggen Brontë en de Hoed van Tante Jeannot.
Bij valavond verkas ik naar de voorkamer waar ik uitkijk op de vijvers en krijsende zwanen. Wat verder ligt de pakketboot in het schijnsel van gele lichten.
Ik nip van mijn zwarte koffie en proef het gebak van Wittamer.
De dingen gebeuren langzaam en intens.
Alles heeft zijn tijd.
Er is alleen maar stilte in huis, behalve het trage getik van de oude staanklok hoor je af en toe de plankenvloer. In de metershoge boekenkast kreunt de melancholie.
Op mijn platendraaier leg ik de Goldberg Variations op, hij kraakt maar hapert niet.
Ik hoop dat het zachtjes gaat sneeuwen.
Ach, wat heeft een mens meer nodig in een hoog herenhuis om gelukkig eenzaam te zijn ?
Geen opmerkingen :
Een reactie posten