Als ik de galerie de Monnaie buitenkom bots ik op Jan Mulder, in een lange witte regenjas en omringd door felle kerels, bezig in een geanimeerd gesprek.
Flamboyant zoals steeds, stevige tred, haren in de wind, brutale smoel.
Ik heb het altijd voor die man gehad.
Jàren geleden al, toen hij het mooie weer maakte bij Anderlecht.
Toen ik als kleine jongen met mijn vader naar het Grote Anderlecht ging, zijn twee dingen mij altijd bijgebleven.
Parkeren moesten we toen nog haast aan de Bon Air (hoeveel kevertjes waren er toen nog !).
Ik herinner mij de versgestreken schitterende paarse truitjes van de Sporting en de geur van de choucroute bij het verlaten van het stadion.
De truitjes waren toen nog maagdelijk paars, zeker niet besmeurd met reclame voor één of andere bank, alhoewel toen ook al het Grote Geld in Anderlecht meespeelde. Kreeg Mulder niet een sportwagen cadeau, terwijl het brusselse icoon Van Himst hem zelf moest betalen ?
Hollandse koopmansgeest en belgische bescheidenheid ?
Ik zag beide heren een tijd geleden in de spreekstoel van de Buren.
Van Himst loofde Mulder, omdat die zich snel aanpaste aan het brusselse leven en het strenge calvinistische holland al snel van zich afschudde, om volbloed Bourgondiër te worden.
De escapades in het brusselse nachtleven van Mulder zijn berucht, daarbij vergeleken zijn de Duivels koorknapen.
De andere Hollander Rensenbrink was heel anders, volgens Van Himst.
Hij had die ooit eens meegetroond naar de Rugbyman aan de vismarkt.
Rensenbrink had daar, totaal naast de kwestie, een biefstuk frit besteld.
Van Himst had hem dit voorzichtig afgeraden : "Hier moet je zeker de homard proeven."
Het had hem wel degelijk gesmaakt, tot de rekening op tafel kwam.
"Nou, had ik dat geweten, ik had toch de steak genomen," zou Robbie hebben gezegd.
Die hollandse krenterigheid had Mulder snel afgelegd.
Zo'n man zou je eigenlijk ambassadeur van Brussel moeten maken in Nederland.
Hij is dat natuurlijk, maar zou ongetwijfeld de titel weglachen.
Toen Van Himst opmerkte dat hij een "goede schrijver" was, wuifde hij dit meteen lachend weg.
"Ik schrijf wat stukjes, als ik wacht op de trein of op café, dat is heel andere koek dan een verhaal ontwikkelen."
Voor één keer was hij bescheiden.
Mulder is een monument die een standbeeld verdient.
In Anderlecht, op het Dapperheidsplein.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten