Soms bid ik zondagnamiddagen luidop dat het zou gaan regenen.
Het ontslaat mij van het obligate nummertje Ter Kameren of Rood Klooster en verschaft het perfecte excuus linea recta naar Sint-Hubertus te sporen.
Het regende niet deze zondagnamiddag maar zowel Frida Kahlo als Magritte waren dichtgeslibt, en dus beland ik via de kaastaart in de Arcades in mijn absolute préféré bij donkere dagen :
de Tropismes.
Ik ben blij dat ze zich in een zijarm bevinden van de Galeries, ik vermoed immers dat daar nog veel verlaten geheime kelders en zolders braak liggen, gereed om ontgonnen te worden.
En zie : ze hebben reeds de vitrine rechttegenover de librairie veroverd - het is een begin.
Alleen al het plafond in de Tropismes is de moeite om deze Tempel van de Woordkunst te betreden. Vanop het balkon kan je deze haast aanraken : pure magie.
Op deze eerste verdieping besef ik wreed dat een mens niets weet.
Ik verlies mij een vol uur in Le Temps Scellé van Andrei Tarkovski, een cineast hors categorie.
Dat kan - in de Tropismes kan je ongegeneerd achteroverleunend in een comfortabele zetel een boek lezen.
Ik besef dat dit boek een heel leven vult.
En er liggen er nog vier andere van en over de Russische regisseur.
Ik bekijk ze triest en hulpeloos. Ik let even niet op Almodavar, Kieslowski, Tarantino of Tati, andere préférés , ook Visconti heeft een mooie uitgave en een ongetwijfeld schitterend oeuvre, maar ik heb maar één leven. Eric Rohmer, Inarritu en Andy Warhol liggen eveneens smachtend te wachten.
Ik zie er van af, maar ik moet er van afzien.
Twee Joodse mannen met een zoet parfum en lange zwarte jassen storten zich op de afdeling Architecture, die rayon mag ik dus al links laten liggen.
Een dame, waarbij het onduidelijk is waar heur haren beginnen of overgaan in de harige kraag van haar mantel, wisselt luidop van gedachten met haar kale man over Frida Kahlo.
Ik luister een beetje, terwijl ik het boek doorblader. Toch nog een scherf Kahlo deze namiddag.
Verdwaasd begeef ik mij naar de benedenverdieping. Het magnifieke Kongoboek van Carl De Keyzer, maar ook Claude Lévi-Strauss, Toussaint, Plazenet, Claire Castillon, Amélie Nothomb : ik moet ze passeren. Mijn hoofd tolt.
Strompelend bereik ik de uitgang maar wordt willoos naar de stand van Camus gezogen.
Een gánse tafel hebben ze de franse écrivain geschonken, ik heb vrijwel alles van de man gelezen, maar enkel L'Etranger in het frans.
Dit kan er niet meer bij.
De man achter de toonbank merkt dat ik mij onwel voel - "ça va ?" vraagt hij.
"Oui, j'ai besoin de l'air frais."
Op de hoek van de Beenhouwersstraat stoot ik op de onvolprezen kunstboekenwinkel met foto's van het werk van Berlinde De Bruycker.
Aan de vitrine van de Champagnothèque vraagt een man mij de weg naar Barcelona.
Is de man gek - of ikzelf ? Of beide ?
Ik ontvlucht de galeries, het regent, mijn gebed is verhoord maar het is telaat.
Overal schuilen, maar niet in Sint-Hubertus.
Teveel indrukken, te weinig levens.
Op de Grasmarkt graai ik een lege schoendoos mee om één en ander in op te bergen, het verschaft mij de illusie dat ik de namiddag hierin kwijt kan.
Heeft iemand mij werkelijk de weg naar Barcelona gevraagd ?
Een man zonder haren met een stoppelbaard, zit tegenover mij in de Archipel.
Het is de broer van de kale man van de vrouw met de harige kol uit de Tropismes.
Zij compenseert rijkelijk wat beide mannen te weinig hebben.
Zijn broer heeft hem net gesmsd.
Daarop bidt de man dat het volgende zondag niet zou gaan regenen.
Teveel regen is niet goed voor de kweek, zeggen ze op de buiten.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten