zondag 28 februari 2010

Dimanche matin à Bruxelles

Het allervriendelijkste dienstertje in Brasserie Anspach vraagt mij bij het binnenkomen :
"ça sent bon ?"
"Absolument," zeg ik.
"Het is nogal wat," gaat ze verder, "wat ik hier allemaal vind op een zondagochtend, het lijkt wel een varkensstal."
Het café blinkt en geurt als een geparfumeerd salon de coiffure. Het is er een beetje over, maar ik wil het moedig kind niet teleurstellen.
"ça sent bon ?", vraagt ze opnieuw aan de volgende klant.

Daarna gaat ze naar buiten en wisselt één en ander uit met de straatveger van dienst. Ze lachen uitbundig. Hij komt binnen en laat zijn kar onbeheerd achter. Het is één van de weinige, wellicht enige materialen die ge zomaar, zonder gevaar voor ontvreemding, kunt achterlaten op een brussels trottoir : la saleté.
De man posteert zich opzij van de toog en begint een gemoedelijke causette met de dienster.
Ook dat is een geruststelling : de vuiligheid die hij nog moet keren zal evenmin weglopen.
Vijf minuten later vertrekt hij met een volle bak Jupiler.
Een arrangement tussen het café en de gemeentelijke diensten ? Ik heb er het raden naar.
"Drink het niet allemaal op in één keer," lacht ze hem nog na.
Hij verdwijnt om de hoek en duikt een ander café binnen : raar handeltje.
Een Poolse man verdoet zijn tijd aan de flipperkast, soms belt hij geagiteerd met zijn mobieltje, zijn correspondent geeft evenwel niet thuis.

Het is bijna tien uur als een grote zwarte man binnenkomt, hij gaat meteen naar het toilet.
Even later wenkt hij de dienster, ze gaan beide het WC binnen.
Hij is snel weer terug maar gaat direct naar buiten.
Het meisje komt terug achter de toog, lichtjes ontstemd maar helemaal niet overstuur.
"Il y a quand-même de drôles de types," zegt ze tegen mij.
"Hij roept mij binnen en zegt dat er een fuite in de WC is, daarop doet hij zijn gulp open :
'regarde une fois quel beau colosse que j'ai."
Ze schrobt verder de toog, ze is wel wat anders gewoon.

De serveerster van Brasserie Le Centre loopt even binnen pour un petit bisou.
De Poolse flipperaar vraagt welke dag het vandaag is.
"Dimanche tiens," zeg ik. "Oui, oui, mais quelle date ?"
Hij heeft afgesproken met zijn Poolse kameraad en is ongerust dat hij nog niet is gearriveerd.
"Van Polen tot hier steekt het niet op vijf minuten," zeg ik zomaar.
Dat stelt hem helemaal niet gerust.
"Als het vandaag de 28ste is, moest hij hier al twee dagen zijn," zegt hij.
"Ik heb veel werk en heb hem vandoen."
Hij is vooral ongerust in zijn portemonnee.
De dienster - niet helemaal mee met de immigratiegolven - zegt wat naief :
"misschien is zijn trein in vertraging."
"Hij komt met de camionette," antwoordt hij kortaf.
Daarop zwijgt iedereen.
Er is alleen nog Contact.

Op straat kom ik een man tegen met een Poolse look.
Hij is zwaar bezopen en praat luidop in zichzelf.
Het zou zijn maat kunnen zijn, in zijn toestand lijkt hij me inderdaad van gisteren.
Morgen wil ik hem wel helpen, vandaag niet.
Zondag : rustdag.

Geen opmerkingen :

Een reactie posten