Hij zit moederziel alleen op de stoep, heel ongebruikelijk bij de stenenleggers.
De oude bouwvakker eet traag en onverschillig in de OnzeLieveVrouwvanVaak.
Het miezert, zoals het een ganse lange zomer heeft gezeverd. Hij merkt het nauwelijks.
Het is amper halfnegen, hij moet nog een ganse dag volmaken.
Zijn ploegbaas had hem opgedragen om de schoonmaak te doen op de lege werf aan het Bloemenhof.
Meer dan een borstel, emmer, wat zakken, een schop, had de man niet nodig. Kan makkelijk in een Berlingootje. Eén bouwvakker in een Berlingo ? Een kapitein van de lange omvaart die op de Zenne in een roeibootje de dode vissen opraapt.
Hij is nog van de generatie die, plank op de rug, met een toren bakstenen de ladder besteeg.
Zakken cement met zwier optilde, tot op het vierde klom.
Een lift, een kraan ? Hij heeft nog met de hand de mortel afgemaakt, amper veertien als metsersgast.
Hij kon een gebouw rechtzetten met het blote oog, een paslood was voor beginnelingen. Het stond als een huis.
Hij bolt uit, kan niet meer volgen, zoals dat heet.
Nooit meer de Mei steken op de schouw. Nooit meer zeveren onder mekaar, vloeken, vette moppen vertellen, fluiten naar het vrouwvolk, gelijk een pint drinken.
Verworden tot een afdankertje, die de afval, het overschot van het echte werk bijeenschoffelt.
Veel te veel tijd om te peinzen. Over vanalles of over helemaal niets.
Het pensioen nadert, afscheid in mineur.
Gecastreerd, geknakt in zijn beroepsfierheid, sluit hij de grijze frigobox en buigt voorover, hoofd naar de grond.
Alle dagen de langste dag.
Wat heeft het allemaal voor zin ?
Geen opmerkingen :
Een reactie posten