woensdag 16 juni 2010

Moederloosheid

Het kind en vooral de moeder lopen als zombies naast mekaar. Als door een speling van het lot waren ze in mekaars vaarwater terechtgekomen, alleen het kind zoekt in beider woelige waters een veilige vaargeul, een houvast.
De moeder een knappe maar zeer hautaine en onverschillige vrouw verdraagt het kind, zoals je vliegen gedoogt op een zomerterras, ze zijn er nu éénmaal en je kan er niet voortdurend naar slaan.
Ze wilde helemaal geen klein grut, maar haar man was gek op kinderen en zij gek op haar man, ze had er overigens weinig over nagedacht.
Ze dacht, we zetten dat wicht op de wereld en het zal zich wel beredderen. Dat een kind moet worden grootgebracht, gekoesterd, getroost : het ontgaat haar helemaal.
's Morgens staat ze lang voor de spiegel als haar man het kind wekt en verzorgt, een beetje grimmig omdat al zijn aandacht naar dat jong gaat.
Het ukje was amper drie jaar maar had allang door dat deze vrouw hem liever kwijt dan rijk was.

Ze lopen hand in hand over de Regentschapsstraat, soms trekt het kind heel hard, weg van zijn moeder.
Dan trekt ze hem ruw tot bij zich zonder één woord te wisselen.
Hij kijkt verdrietig en angstig naar de vrouw maar weet dat er geen bemoederen aan is.

In het park zet zij zich op de bank, neemt een Kent en inhaleert grondig zodat ze gelijk bij het uitblazen diep kan zuchten.  Ze zet haar zonnebril af, het kind loopt onmiddellijk van haar weg als een hondje dat te weinig wordt uitgelaten.
Hij posteert zich op de schommel en probeert zich vruchteloos in gang te duwen, maar zijn beentjes zijn te kort. Zij kijkt de andere kant op.
Boven op de glijbaan blijft hij even staan en aarzelt.
Tenslotte overwint hij zijn schrik en legt zich op zijn buikje, het gaat sneller dan hij dacht en hij valt als een zak zand in de modderbrij onderaan.
Blijkbaar heeft hij zich bezeerd, hij schreeuwt als een veel te jong gekeeld varkentje.
De vrouw zucht maar kan niet anders dan opstaan, vermits het opzien baart bij de andere moeders in het park.
Veel meer doet ze niet, ze gaat bij het kind staan en kijkt ernaar.
Inplaats van het kind op te rapen en te troosten, wacht ze tot hijzelf uiteindelijk opstaat en wenend met zijn voeten stampt.
Ze maakt zich niet kwaad of moe, kuist met een dunne papieren zakdoek zijn kleren schoon, neemt hem weer bij de hand en verdwijnt, licht geërgerd omdat hij blijft schreien.
Ik zie ze verder gaan door het park richting Wetstraat, het jongetje trekt opnieuw heel hard aan de arm van zijn moeder alsof hij wil schreeuwen : ik besta, zie mij staan.
Zij bekijkt hem niet, zegt niks, maakt zich niet druk of kwaad. Ze trekt hem gewoon verder, een onwillig schaap dat je naar de stal sleurt.

Straks bijt hij in haar hand, het zal dan veel te laat zijn om de brokken te lijmen.
Zij weet dat maar vindt het geen punt, als hij maar niet teveel in haar weg staat.
Het kind heeft nog een papa, ze zijn gek op mekaar.
Het zal nog wringen worden voor de vrouw.

2 opmerkingen :

  1. hopelijk niet zijn moeder, maar een baby-sitter of een "jeune fille au pair"?

    BeantwoordenVerwijderen