Zo staan ze daar aan het kruispunt van de Van Artevelde en de Visverkopers. Het meisje en de jongen.
Hand in hand. Zij lacht het meest, maar geen gegibber of loos gegiechel, het is gemeend.
Ze vertelt gretig, hij lacht, laat even haar hand los om wat te demonstreren, het lijkt iets wat zijn mama gisteren klaarmaakte en blijkbaar mislukte maar het kan evengoed de verzameling CD's zijn van pap die op de grond keilde.
Ze vragen zelden iets aan mekaar, hooguit wat dingen die ze bijkleuren in het verhaal van de ander. Het houdt de aandacht gaande, er moeten vooral spannende zaken worden gedeeld, zoals de man met het zwarte ooglapje op de trein tussen Denderleeuw en Centraal of de vrouw die in slaap viel op haar krant, rechttegenover het zwarte lapje.
Het maakt niet uit, er mag vooral geen stilte vallen, ze moeten bezig blijven, alsmaar vertellen, jajong keinijg, en dan samen gieren. Er wordt niet gekust maar ze grijpen wel terug naar mekaars hand. Verwijderen zich, ik zie ze lopen in de rug door de Dansaert. Onderweg naar het MaBo, de zoete geur van de chocoladebroodjes aan de Pain Quotidien, een man bedelt op een verkeerd moment.
Soms blijven ze staan, hij wijst in een vitrine, het meisje lacht weer. Kussen ze nu al ?
Neen, ze gaan voort. Nooit, nooit valt er een moment van stilte. Hun verhalen glijden moeiteloos in mekaar, waaruit dan weer een ander ontspringt en zij dan weer inpikt met iets van gisteren, hij kan daar iets aan toevoegen, zij kleurt het bij. Kinderen van hun tijd, het scratchen van de verhalen.
Net de twaalf voorbij. Of al dertien ?
Te oud voor de poppen, zong Van Vliet, te jong voor de liefde.
Klinkklare onzin.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten