Wijsvinger
raakt wijsvinger. Recht tegenover mekaar.
Zij kijkt
verlangend. Hij lacht verlegen. Opnieuw : iets langer, haar vinger blijft
plakken, hij trekt zich niet terug.
Zij lacht,
glinsterende ogen. Hij kijkt naar de vingers, streelt de hare, heel lichtjes,
een veer die even maar, beetje treiterig, kriebelt. Zij doet net hetzelfde, hij
lacht breder.
Zij is
blond en iets te struis voor de ranke jongen. Maar er zijn vrouwen die op een
andere wijze gewicht in de schaal leggen. Ze lacht lief en uitdagend op deze
tedere zondagochtend in het fastfoodcafé met
een voorkeur voor natuurlijke producten aan de Beurs.
Nu haken
middenvinger en wijsvinger al ineen. Er wordt wat over en weer gegleden. Ze
kijken nu allebei enkel nog naar de vingers. Hij laat even los, wijsvinger
rechtop, zij raakt de vingertop. Ze lachen tegelijk. Koffie wordt koud. Dan
gaan ze weer spelen, alle vingers tegen alle vingers, even duwen, zij helt
achterover, duwt terug.
Dan haken
ze ineen. Een eerste voorzichtige omstrengeling, over en weer. Kijken alleen
naar hun beider handen. Handpalm tegen handpalm alsof ze steun zoeken, troost.
Maar er is geen droefheid, soms kijkt zij eens naar hem, of zij naar haar,
nooit tegelijk.
Nu wel,
diep in mekaars ogen, zij lacht lichtjes en broos, hij haast met tranerige
ogen.
Uiteindelijk
volle hand in volle hand. Zij streelt met haar duim de zijkant van zijn hand.
Ze lachen
nu allebei voluit, knijpen fors.
Er valt
nooit een woord. Innig verbonden.
Dit gaat
niet meer stuk.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten