Deze week speel ik een gehandicapte medeburger.
Nouja spelen, het is een beetje echt. Ik sukkel met een gescheurde meniscus en moet mij behelpen met twee krukken.
Dat valt nogal mee. Alleen heb ik aan den lijve ondervonden dat gehandicapt zijn niet meevalt in de grootstad.
Onderweg naar het centraal station ben ik zwaar overhoop gelopen door gehaaste forenzen. Kinderen begluren mij, ik zit nog niet eens in een rolstoel : hoeveel bekijks zou ik dan hebben ?
Wat mij vooral enerveert is de traagheid waarmee alles gebeurt. Van bij mij thuis tot aan het station is het hooguit een kwartiertje, ik blijf dan nog vaak hangen aan één of andere vitrine.
Nu heb ik minstens 40 minuten moeten zwoegen, mij daarbij vooral concentrerend op losliggende kasseistenen, vervelende trappen en nerveuze toeristen.
Iedereen snelt mij namelijk voorbij : zo zal het dus zijn als ik ooit de tachtig haal.
Misschien erger ik mij dan minder.
Vreselijk zijn de voetpaden die niet waterpas liggen en, geloof mij, die zijn talrijk in Brussel. Je hebt voortdurend het gevoel in de rupsmolen te zitten, alleen kan je nergens leunen.
Ergerlijk zijn de talrijke obstakels, werken waarvoor je de straat op moet.
Plots staat er een groot hek, dwars over het voetpad, omdat de tuinman van het Clos des Chartreux hoognodig moet snoeien. Een camioneur laat zijn deur wijdopen staan, op gevaar van je eigen leven wordt je dan de onherbergzame kasseien opgestuurd, waar je krukken zich hopeloos vastrijden in de talrijke putten.
Verder zijn er te veel te smalle trottoirs, hondepoep waartussen je moet laveren en gekantelde vuilniszakken.
Bij het oversteken op het zebrapad krijg je gedonder en getoeter met gehaaste chauffeurs, achter de eerste rij auto’s weliswaar, die je dus niet zien sukkelen.
Naar de overkant gaan blijft trouwens levensgevaarlijk, want in de ampele tijd die je krijgt om over te lopen aan de Sainctelette, kan je net zo goed je doodskist bestellen.
Het is niet al kommer en kwel, er was ook veel hoffelijkheid, maar het bilan is onverbiddelijk : Brussel is een zeer onvriendelijke stad voor mensen met een beperking.
Gehandicapte medeburgers : ze mogen dan gratis parkeren (tenminste als er geen onverlaat hun plaats inneemt), ik benijd ze niet, het moeten mensen zijn met onnoemelijk veel geduld.
Ik stop altijd, geef ze alle voorrang en laat ze met plezier voorgaan.
Bedien u één week van een paar krukken of een rolstoel, u zal mijn ergernis delen.
Hey,
BeantwoordenVerwijderenblij dat iemand dit eens schrijft. Ik ben MS-patiënt en rolstoelgebruiker. Van a naar b gaan in Brussel verliest zijn evidentie. Een organisatietalent hebben is dan een troef.
groetjes en een leuke vakantie
Sven Debecker