Ik ken hem allang. Iedere morgen zag ik hem bij de bakker.
Meestal ging het over de voetbal of het tennis, toen we daar nog Grote Vaandeldraagsters hadden. Altijd over sport.
Op een ochtend kwam ik samen met hem de winkel buiten. Hij zag er bedrukt uit.
"De zoon van mijn zoon wordt morgen begraven - ik slaap al een week bijna niet. Mijn vrouw is er kapot van."
Hij wuift even met zijn hand.
Hij zei niet "mijn kleinzoon" - dat viel mij op.
Alsof hij daardoor wilde benadrukken dat hij vooral bekommerd was om zijn zoon.
Een paar maanden later neemt de bakker mij even apart, net toen hij buitenging.
"Ik zie dat je soms een babbel hebt met Gerard, zijn vrouw is hier geweest om te zeggen dat hij 'achteruitgaat' ". Het is een mooie Vlaamse beeldspraak om te zeggen dat het niet goed gaat met iemand en dat het onherroepelijk is.
Ik had het al een tijdje gemerkt. Hij was niet meer van deze wereld.
Soms begon hij in het frans en zweeg dan in het midden van een zin.
Vantijd een flard Brussels.
Het hield allang geen steek meer.
Er is ook nog zijn vrouw.
Ik zie ze sleuren met haar buggy, naar de wasserette, de apotheker, de GB.
Ver de tachtig voorbij torst zij de last van een dementerende man, een depressieve zoon en een kleinkind dat zelfmoord pleegde.
Je ziet het wel aan haar maar opgeven doet ze niet. Nooit.
Altijd onderweg. Misschien is dat nog het verstandigst.
Zij leefde altijd in zijn schaduw, nu staat hij in de lommer.
Sterke vrouwen : ik heb er altijd een zwak voor gehad.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten